Op 3 april 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer X te Noordwijk, met een klacht over een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk.
Naar deze gedraging werd een onderzoek ingesteld.
Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:
Verzoeker, bewoner van een straat waarin veel overlast wordt ondervonden van het uitgaanscentrum van Noordwijk, en als zodanig betrokken bij door de gemeente Noordwijk genomen maatregelen gericht op beperking van de overlast, klaagt erover dat:
1. er naar zijn mening niet correct is gereageerd op het schrijven van 10 juni 1999 van een aantal bewoners van de Maarten Kruytstraat en de Abraham van Royenstraat aan de commissie voor Algemene Bestuurlijke Aangelegenheden van de gemeente nu de bewoners niet in de gelegenheid zijn gesteld hun in de brief gedane beweringen voldoende te onderbouwen en toe te lichten;
2. er naar zijn mening geen sprake is van samenwerking bij het komen tot maatregelen om de overlast in de Maarten Kruytstraat en het eerste gedeelte van de Abraham van Royenstraat te beëindigen; bewoners worden - zo stelt verzoeker - niet betrokken bij het onderzoek naar de overlast noch bij het overleg met de horeca, de gemeente en de politie;
3. bij de behandeling van zijn op 31 augustus 1999 ingediende klacht niet is ingegaan op het deel van de klacht dat is gericht tegen een passage in de aan verzoeker gerichte brief van 15 juli 1999 van het college van burgemeester en wethouders. In deze passage staat dat in zijn brief van 10 juni 1999 insinuaties en niet onderbouwde beweringen staan die niet leiden tot een snellere of betere oplossing van de problematiek en die er ook niet toe leiden dat hij als gesprekspartner serieuzer wordt genomen.
Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reactie van verzoeker gaf aanleiding het verslag op een enkel punt te wijzigen. De reactie van de gemeente Noordwijk gaf aanleiding het verslag aan te vullen.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Verzoeker is woonachtig in de Maarten Kruytstraat in Noordwijk aan Zee. Als bewoner van deze straat ondervindt hij overlast van het uitgaanscentrum van Noordwijk.
2. Op 10 juni 1999 schreef verzoeker, mede namens de heren Xx en Y , bewoners van de Maarten Kruytstraat en de Abraham van Royenstraat, een brief aan de voorzitter en de leden van de commissie voor Algemene Bestuurlijke Aangelegenheden van de gemeente Noordwijk. In deze brief stelde hij de relatie aan de orde tussen de gemeente, politie, horeca en bewoners. Verzoeker schreef onder meer:
"Sedert het vorige onderzoek Beke in 1995 (een door een onderzoeks- en adviesbureau in opdracht van de gemeente Noordwijk uitgevoerd onderzoek naar de overlast die door bewoners van Noordwijk aan Zee werd ondervonden van het uitgaansgebied; N.o.) en onze inbreng in deze commissie in januari 1996, zijn er weer een aantal jaren verstreken. In 1996 schreven wij: "De rapportage is subjectief en onvolledig; de Gemeente misleid en de politie schiet tekort in haar taken."
Toentertijd werd er door u veel beloofd. Tot onze verbazing en ergernis zijn er sinds die tijd op papier de regels nog enigszins aangescherpt, maar in de dagelijkse praktijk is er bitter weinig veranderd. Ons inziens vooral door nalatigheid van de gemeente en de politie. En al zou de overlast al iets verminderd zijn, sluiten wij niet uit, dat dit onder invloed van het weer of anderszins is geweest.
Op basis van een zelf gehouden onderzoek, geven wij hieronder een opsomming van de voor ons belangrijkste feiten weer.
1. GEMEENTE EN POLITIE IN OVERTREDING.
Ons is gebleken, dat zelfs de gemeente en de politie met een zekere regelmaat de wetgevende bepalingen van het materiële- en formele recht overtreedt.
a. GEMEENTE- EN POLITIEWET.
Handhaven openbare orde en veiligheid en hulp verlenen aan hen die dit behoeven.
- 's-Nachts rond 01.10 uur werd door een bewoner de politie gebeld, omdat er een ruit in zijn woonkamer was ingegooid. De daders waren nog aanwezig. Om 01.25 uur werd opnieuw gebeld. Er werd totaal niet gereageerd. Ook toen de bewoner twee statisch in een politieauto aanwezige politiemensen op de Grent aansprak, werd niet gereageerd.
Een politiehondengeleider antwoordde: "Het maakt mij allemaal niet uit." Pas de volgende ochtend -nadat opnieuw gebeld werd- kwamen twee politiemensen de schade opnemen. "De aangifte kunt u op het bureau doen."
b. WET OP DE WEERKORPSEN.
Regelgeving voor wat betreft de inzet van de door de gemeente voorgeschreven susploegen en diplomering van medewerkers in de horecabeveiliging.
- De gemeente Noordwijk handelt ten aanzien van de inzet van suswachters in strijd met deze wet. U kunt zich afvragen, wie de verantwoordelijkheid op zich dient te nemen, indien een suswachter bij de uitoefening van zijn taak onverhoopt -al dan niet tijdelijk- arbeidsongeschikt zou worden.
c. MILIEUWETGEVING
- Horecagelegenheden worden gecontroleerd op het overschrijden van het toegestane aantal decibels. Echter, ook de gemeente heeft tot taak toereikende maatregelen te nemen om de overlast van geluid op straat -de zogenoemde gevelbelasting- tot onder bepaalde waarden te brengen en houden. Het geluid 's-nachts geproduceerd door vertrekkende horecabezoekers -lopend, bromfiets of auto- overschrijdt al jaren de toegestane waarden.
d. WETBOEK VAN STRAFVORDERING.
Worden o.a. regels in omschreven, hoe opsporingsambtenaren en burgers dienen te handelen bij het aanhouden van een verdachte bij het plegen van een overtreding op heterdaad.
- Op een zaterdagavond werd een jongeman door een andere man middels een aanloop, gevolgd door een gerichte karatetrap tegen de grond gewerkt. Een portier en een burger houden de man als verdachte van mishandeling aan en dragen hem over aan twee passerende politieambtenaren. Tot hun grote ergernis en verbazing lopen de politieambtenaren een twintigtal meters met de verdachte mee en laten hem vervolgens weer gaan. Zij gaan eraan voorbij, dat de politieambtenaren de verplichting hebben deze verdachte voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie. De voorbeelden van zinloos geweld kennen we maar al te goed. Hier dient krachtig tegen te worden opgetreden.
2. LAAKBARE HOUDING GEMEENTE EN POLITIE t.o.v. BEWONERS.
a. GEMEENTE.
- Ons inziens houdt de gemeente zich bezig, ten aanzien van de horecaproblematiek, met het verdraaien en manipuleren van feiten en gegevens; ofwel is hier sprake van volksverlakkerij.
- De gemeente schreef: "Gezien de klachten van omwonenden, vooral uit de Abraham van Royenstraat en de Maarten Kruytstraat over urineren in het openbaar en schreeuwen, is rond sluitingstijd toezicht in die straten gewenst." Kort hierna hielden politie en suswachters toezicht in de woonwijken en werd de overlast minder. Wat blijkt nu; in de woonwijken wordt de toezichthoudende taak van de suswacht door de burgemeester niet langer toegestaan. De politie is vrijwel constant op de Grent aanwezig, maar zelden in de woonwijken.
- Door een bewoner werd een brief aangaande de overlast van de horeca gezonden aan de voorzitter en de leden van deze commissie met daarin een aantal aanbevelingen. Een antwoord werd pas na langdurig aandringen ruim één jaar later door de burgemeester verzonden.
- Door een bewoner werd een brief aangaande tegemoetkoming in de kosten van geluidsisolatie gezonden aan het college van burgemeester en wethouders, met het verzoek om persoonlijk te worden gehoord. Er kwam na enig aandringen alleen schriftelijk antwoord; ruim anderhalf jaar later!
b. POLITIE.
- Ongemotiveerde politiemensen schieten schromelijk tekort in hun taak om de openbare orde en veiligheid te handhaven. De indruk bestaat dat het dienstdoen in Noordwijk aan Zee voor veel politiemensen niet trekt. "Waarom zou een wijkagent uit een omliggende gemeente hier zijn nek uitsteken, met alle risico's van dien."
- Zondagmorgen omstreeks 03.30 uur staat en zit een groep van ongeveer acht lallende en schreeuwende dronken heren op de hoek Maarten Kruytstraat - Abraham van Royenstraat. Een politieauto stopt. Een politieambtenaar maant de heren tot het staken van de geluidsoverlast en rijdt vervolgens weg om niet meer terug te keren. Gevolg? De heren lachen de politiemensen uit en gaan vrolijk door. Preventief optreden kan vaak genoeg, maar indien dit geen effect heeft, dient repressief opgetreden te worden.
- Geconstateerd werd, dat horecabezoekers zelfs voor en achter een aan het Palaceplein stilstaande politieauto urineerden. De in de auto aanwezige politiemensen reageerden niet. De wel al uitgedeelde bekeuringen zijn niet voldoende om een duidelijk signaal af te geven.
- De wijze waarop de politie de burgers te woord staat, is ronduit ongehoord. Een bewoner deed 's-nachts melding van urinerende mensen tegen zijn huis. De politie reageerde: "Het heeft geen prioriteit, u weet niet hoe het hier aan toe gaat." Een andere bewoner deed aangifte van vernieling van zijn muur rond de tuin. Sierstenen waren er finaal vanaf getrapt. De politie reageerde: "Zeg maar dat de schade is veroorzaakt door een auto en kijk dan of de verzekering de schade dekt."
- Tijdens een werkbezoek van raadsleden aan de politie werd door de politie te kennen gegeven: "Dat er in het uitgaansgebied in Noordwijk geen drugsprobleem bestaat." Opmerking: "Er wordt gedeald aan de Grent". De burgemeester antwoordde:
"Het is geklets, want er is geen bewijs." Je moet bijna wel uit een eitje komen om deze stelling zo te verkondigen. In een van de tuinen in de omgeving van het uitgaansgebied werden tot nu toe twee gebruikte drugsspuiten aangetroffen. Het lijkt weinig, maar gezien de risico's die hieraan kleven, is er één al teveel.
- Tijdens een controle op de naleving van de bepalingen van het horecaconvenant, verscheen een politieambtenaar en een ambtenaar van de gemeente -beiden in aangeschoten toestand en met bijbehorende drankkegel- rond sluitingstijd bij twee horecagelegenheden aan de Grent.
c. BEKE EN RONDETAFELBIJEENKOMSTEN.
- De kosten ad. fl. 35.000,-, die met deze rapportage zijn gemoeid, is verspild gemeenschapsgeld. Gezien de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd. Ook kan het niet onafhankelijk zijn. Het zou beter zijn dit bedrag te besteden aan een soort Coulancefonds. Dit fonds zou slachtoffers van b.v. zinloos geweld en vandalisme gedeeltelijk tegemoet kunnen komen in hun schade en onkosten.
- Met trots worden vertegenwoordigers van de gemeente Tiel in Noordwijk rondgeleid. Het rapport Beke geeft aan dat het met de overlast tegenwoordig wel meevalt. De aanpak van de gemeente werpt zijn vruchten af. Of toch niet? Men vergeet erbij te melden, dat bewoners -evenals in 1995- die 's-nachts de meeste overlast van de horecabezoekers ervaren, in casu; de bewoners van het eerste deel van de Abraham van Royenstraat en de Maarten Kruytstraat, wederom geen enquêteformulieren kregen toegezonden. Het onderzoek geeft dan ook een vertekend beeld.
- In de plaatselijke pers wordt door de burgemeester gemeld, dat er overleg heeft plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van bewoners, politie, horeca en gemeente. En er heeft een observatieonderzoek plaatsgevonden; welgeteld één. Wij zijn reuze benieuwd wie ons, de bewoners van de kustplanwoningen aan de Abraham van Royenstraat en de Maarten Kruytstraat, bij dit overleg vertegenwoordigen.
- "Steeds minder gevallen van schade en vernielingen worden gemeld". Al in 1995 werd dit probleem gesignaleerd. Maar men heeft er niets van geleerd. Gezien het vorenstaande vinden wij het ook niet zo gek. Steeds meer speelt de gedachte, dat de lokale overheid meer en meer de stelling huldigt; "burgers moet je pappen en nathouden."
3. WAT HEBBEN BEWONERS ZELF GEDAAN EN WAT MOET ER GEBEUREN.
a. MAATREGELEN DOOR DE BEWONERS ZELF.
- Bewoners hebben geluidsisolerende beglazing aangebracht, ook voor wat betreft de slaapkamers. Een verzoek aan de gemeente voor een gedeeltelijke bijdrage in de kosten werd tot op heden niet gehonoreerd.
- Bewoners hebben veiligheidsvoorzieningen aangebracht, zoals rolluiken, gelaagd glas, extra afrasteringen en klokgestuurde verlichting. Mits mogelijk, werden donkere hoeken weggehaald.
b. MAATREGELEN DOOR DE GEMEENTE EN DE POLITIE.
- Nogmaals wordt er aangedrongen op de inzet van voldoende gemotiveerde politieambtenaren, suswachters en / of andere gelegitimeerde toezichthouders in onze woonomgeving, zeker rond en tot ruim na de sluitingstijden van de horeca. Niet alleen op vrijdag en zaterdag, maar ook op andere dagen b.v. wanneer de dagtemperatuur tot boven de 25 graden is gestegen.
- Er dient door de politie een zero-tolerantiebeleid gevoerd te worden ten aanzien van:
» het illegaal parkeren -niet alleen overdag, maar vooral 's-nachts- in die woongebieden, die direct in de nabijheid van horecagelegenheden zijn gelegen;
» het urineren, kotsen en vandalisme, gepleegd door bezoekers van de horecagelegenheden of anderen in heel Noordwijk;
» het veroorzaken van geluidsoverlast door motorvoertuigen, bromfietsers en personen in de nachtelijke uren, vooral in de woongebieden rond het uitgaanscentra.
- Geen verlenging van de sluitingstijden. De burgemeester schrijft: "De tendens is nu eenmaal dat jongeren steeds later gaan stappen." Uit ervaring kan worden gesproken, dat juist een verlenging van de sluitingstijd jongeren aanspoort om nog later te gaan stappen. Bij het sluiten van de horecagelegenheden blijven juist de meest lastigste en rumoerigste cliënten het langst "plakken". Hieruit volgt dat de overlast in de woonwijken tot nog veel later zal voortduren. Ook zal een verlenging van de sluitingstijden bezoekers nog langer in Noordwijk houden. Nu vertrekken zij eerder om nog even in omliggende gemeenten een "afzakkertje" te halen.
- Uit de opbrengsten van de toeristen-, parkeerbelastingen en horecaleges zou een Coulancefonds ingesteld moeten worden voor ingezetenen van Noordwijk aan Zee, die aannemelijk hebben kunnen maken ongewild slachtoffer te zijn geworden van zinloos geweld of vandalisme, veroorzaakt door het toerisme. Ook zou hieruit een deel van de kosten vergoed kunnen worden, die bewoners moeten maken om geluidsoverlast, die door bezoekers van het uitgaansgebied wordt veroorzaakt, te verminderen.
- Teneinde tot een betere afvoer van horecabezoekers in het uitgaanscentrum te komen, dienen de taxistandplaatsen vanaf de Parallelboulevard en de K.W. boulevard 's-nachts verplaatst te worden naar de Grent. Gelijk ook in andere steden kunnen dan taxi's zich in rij opstellen, waarbij de horecabezoekers in de voorste taxi kunnen instappen. Overdag kan deze plaats normaal voor laden en lossen worden gebruikt. Het oogluikend toestaan van parkeren van personenauto's is uit den boze.
Tot slot dringen wij aan op geen woorden, maar daden. Sedert 1995 is veel belooft en geschreven. Echter daadwerkelijk is er nog maar bitter weinig veranderd. Het is nu de hoogste tijd, opdat vooral de gemeente en de politie de haar opgelegde taak naar behoren uitvoert."
3. Op 7 juli 1999 schreef de burgemeester van Noordwijk aan de leden van de commissie voor Algemene Bestuurlijke Aangelegenheden:
"…Zoals toegezegd in de laatste vergadering van de commissie van 10 juni jl. heeft het college de tekst van de brieven aan (de heren Xx, Y en verzoeker; N.o.) vastgesteld.
In overleg met politie, horeca en taxiondernemers is een aantal afspraken gemaakt om de ergste overlast in de Abraham van Rooyenstraat e.o. weg te nemen.
Deze afspraken hebben onder meer betrekking op toezicht van politie en susploegen, extra verlichting en het aanwijzen van een andere opstapplaats voor taxi's.
Bij de fietsenstalling op het Palaceplein wordt extra verlichting geplaatst en op De Grent komen extra verwijsborden naar de taxistandplaatsen bij het Gat van Palace en het Pickeplein.
Gedurende de zomermaanden zal het effect hiervan bezien en beoordeeld worden, terwijl direct na afloop van het seizoen evaluerend overleg gehouden zal worden met politie, horeca en taxi-ondernemers.
(…)
De politie voert tijdens de maanden juli en augustus het project 'Veilig stappen' uit, waarbij een extra inzet wordt ingepland en het toezicht op het uitgaanscentrum gedurende de avonden in het weekeinde wordt verzorgd vanuit de strandpost…"
4. Op 15 juli 1999 schreef het college van burgemeester en wethouders aan verzoeker onder meer:
"Uw brief van 10 juni 1999 geeft ons aanleiding tot het maken van een aantal opmerkingen.
De gemeente Noordwijk voert sinds 1989 een beleid om de overlast van het uitgaanscentrum terug te dringen. De gemeente werkt hierbij nauw samen met politie en horecaondernemers. Het effect van dit beleid wordt sinds 1991 in tweejaarlijkse bevolkingsonderzoeken gemeten.
De uitkomsten van deze onderzoeken geven aan, dat de overlast, zoals deze ervaren wordt door de bevolking van Noordwijk aan Zee, sinds 1991 gehalveerd is. Tegelijkertijd komt uit het onderzoek naar voren, dat de overlast in de directe omgeving van De Grent sedert 1995 niet is afgenomen. Thans ondervindt circa 25% van de inwoners van Noordwijk aan Zee nog regelmatig overlast van het uitgaansleven. Een regelmatige observator van het uitgaanscentrum kan zelf vaststellen, waar deze groep woonachtig is, de Abraham van Royenstraat en de Maarten Kruytstraat behoren tot het woongebied, waar de negatieve uitstraling van het uitgaanscentrum het grootst is.
Naar aanleiding van de publicatie van het rapport Beke 1998 heeft het college ondubbelzinnig laten weten niet te willen berusten in een percentage van 25% inwoners, die regelmatig overlast ondervinden. Wij hebben daarbij aangegeven, dat het tot dusver ingezette instrumentarium niet toereikend is en dat er gezocht moet worden naar nieuwe wegen.
Ten aanzien van de Abraham van Royenstraat is afgesproken, dat er op korte termijn extra verlichting wordt geplaatst om rond sluitingstijd een beter overzicht te hebben op hetgeen hier plaatsvindt.
Politie en susploegen zullen hier intensiever toezicht houden. Met taxibedrijven is overleg gevoerd teneinde te bewerkstelligen, dat hier niet meer gewacht wordt op uitgaanspubliek. Vanuit de kring van taxiondernemers is hiervoor medewerking toegezegd.
Teneinde het wildurineren in portieken en tuinen tegen de gaan overwegen wij plaatsing van een urinoir.
Wij verwachten, dat hiermee enige reductie van de overlast bereikt wordt.
In het najaar zullen wij met de gemeenteraad overleg plegen over een verdere spreiding van het verlaten van de horecagelegenheden, ter voorkoming van groepen uitgaanders, die in de wijken gaan zwerven.
Mocht de gemeenteraad hiermee instemmen, dan zal eerst een proef worden gehouden om te bezien of daadwerkelijk een reductie van de overlast plaatsvindt. Voor de goede orde, het betreft hier een voorstel om de zogenaamde afbouwregeling te verlengen om het uitgaanspubliek beter gespreid te laten vertrekken. Het gaat hierbij niet om het verlengen van de horeca-exploitatie.
Het is ons college meer dan duidelijk, dat het overlastprobleem in de directe woonomgeving van De Grent zeer indringend aanwezig is. Onze inzet is erop gericht om in samenwerking met politie, horeca en omwonenden tot maatregelen te komen, die effect sorteren.
In dat verband hebben wij niets aan insinuaties en niet onderbouwde beweringen, waar uw brief helaas mee gelardeerd is. Wij nemen daar nadrukkelijk afstand van. Dit leidt ook op geen enkele wijze tot een snellere of betere oplossing van de problematiek bij u in de straat. Het leidt er ook niet toe, dat u als gesprekspartner serieuzer wordt genomen, integendeel!"
5. Op 31 augustus 1999 diende verzoeker, mede namens de heren Xx en Y, een klacht in bij het meldpunt klachtbehandeling van de afdeling algemene en juridische zaken van de gemeente Noordwijk. Verzoeker schreef onder meer:
"Op 11 januari 1996 en 10 juni 1999 maakten ondergetekenden ons ongenoegen kenbaar over de wijze waarop de gemeente en de politie handelde en niet handelde, ten aanzien van de overlast voor bewoners in de woonwijk, gelegen direct achter het uitgaanscentrum, aan de Grent in Noordwijk aan Zee.
(…)
Na de eerste brief werd er door het gemeentebestuur veel beloofd, maar in de dagelijkse praktijk bleek er voor ons bitter weinig te zijn veranderd.
(…) In de tweede brief werden feiten en omstandigheden naar voren gebracht die hadden plaatsgevonden en -desgevraagd- op z'n minst aannemenlijk gemaakt konden worden. De voorzitter van de commissie beloofde tijdens de mondelinge behandeling in de commissievergadering om voor 1 juli 1999 uitgebreid schriftelijk te reageren.
Klacht:
De klacht is gericht tegen het college van burgemeester en wethouders en de wijze waarop zij (…) op 15 juli 1999 meenden te moeten reageren op onze brief.
(…)
In deze brief van b&w wordt gesteld:
"Het is ons college meer dan duidelijk, dat het overlastprobleem in de directe omgeving van De Grent zeer indringend aanwezig is. Onze inzet is erop gericht om in samenwerking met politie, horeca en omwonenden tot maatregelen te komen, die effect sorteren.
In dat verband hebben wij niets aan insinuaties en niet onderbouwde beweringen, waar uw brief helaas mee gelardeerd is. Wij nemen daar uitdrukkelijk afstand van. Dit leidt ook op geen enkele wijze tot een snellere of betere oplossing van de problematiek bij u in de straat. Het leidt er ook niet toe, dat u als gesprekspartner serieuzer wordt genomen, integendeel!"
MOTIVATIE:
(…)
2. Het college wordt onbehoorlijk bestuur en onzorgvuldigheid verweten: "zo ga je niet met je burgers om!"
(…)
- De schriftelijke reactie van b&w d.d. 15 juli 1999, op onze brief van 10 juni 1999, getuigt van grote mate van onvermogen correct te reageren op hetgeen door bewoners naar voren werd gebracht. Bij zulke gedetailleerde beweringen die schriftelijk werden vermeld, dienen bewoners op z'n minst in de gelegenheid te worden gesteld hun beweringen te onderbouwen en zonodig toe te lichten, alvorens te reageren.
- Het college van b&w schrijft, dat hun inzet erop gericht is, om in samenwerking met o.a. de omwonenden tot maatregelen te komen, die effect sorteren. Praktijk is dat de omwonenden uit de Maarten Kruytstraat en eerste gedeelte van de Abraham van Royenstraat niet worden betrokken bij het onderzoek Beke naar de uitgaansoverlast (waardoor de rapportage inzake de overlast een vertekend beeld geeft) en niet worden betrokken bij het overleg met de horeca, de gemeente en de politie. Zie hiervoor ook de brief van de burgemeester aan de leden van de commissie A.B.A. (…). Indien b&w een goede verstandhouding met omwonenden nastreeft, is overleg met de meest betrokkenen toch een eerste vereiste.
Wij verzoeken u deze klacht in behandeling te nemen, ons te horen en schriftelijk te antwoorden."
6. Verzoeker werd door de gemeente in de gelegenheid gesteld om zijn klacht tijdens een hoorzitting op 26 november 1999 mondeling toe te lichten.
7. Op 5 januari 2000 is door de betrokken klachtbehandelaars van de gemeente een rapport opgemaakt naar aanleiding van de op 26 november 1999 gehouden zitting. In dit rapport staat onder meer vermeld:
"Verder geven klagers aan dat zij naar aanleiding van hun brief van 10 juni 1999 in de gelegenheid hadden moet worden gesteld om mondelinge toelichting te geven op het in de brief gestelde. Wij zijn van mening dat in het algemeen bij dergelijke brieven indieners in de gelegenheid moeten worden gesteld om hun grieven mondeling toe te lichten. In dit specifieke geval is de problematiek echter uitvoerig in de brief van 10 juni 1999 zelf uiteengezet. Een mondeling gesprek zou naar verwachting geen verdere informatie meer opleveren. Dit onderdeel van de klacht achten wij derhalve ongegrond.
Tenslotte is door indieners als klacht aangevoerd dat volgens de brief van 15 juli 1999 er overleg met omwonenden zou plaatsvinden. In 1995 heeft er een onderzoek plaatsgevonden door het Advies- en onderzoekgroep Beke naar de overlast in Noordwijk. Tijdens de zitting is door klagers verklaard dat de omwonenden in de Maarten Kruytstraat en het eerste gedeelde van de Abraham van Royenstraat bij genoemd onderzoek op geen enkele manier betrokken zijn geweest. Gelet op het directe belang van deze bewoners bij het in kaart brengen van de overlast zou een dergelijke betrokkenheid een eerste vereiste moeten zijn. (…) In ieder geval ware het wenselijk geweest indien betrokkenen op de hoogte waren gesteld van het onderzoek en de gehanteerde methode.
Advies
1. (…) Wel zijn wij van mening dat betrokkenen op de hoogte gesteld hadden moeten worden van het uitvoeren van het onderzoek en de gehanteerde methode.
(…)
4. De klacht over het niet de gelegenheid geven een mondelinge toelichting op de brief van 10 juni te geven achten wij ongegrond."
8. In antwoord op de op 31 augustus 1999 ingediende klacht schreef het college van burgemeester en wethouders op 24 februari 2000 aan verzoeker onder meer:
"Ten aanzien van de klacht, dat u in de gelegenheid gesteld had moet worden om een toelichting te geven, merken wij op, dat u gebruik heeft gemaakt van het inspreekrecht tijdens de raadscommissie ABA van 10 juni 1999, waarin u een toelichting heeft gegeven op uw klachten. Omdat u daar reeds een mondelinge toelichting heeft gegeven heeft er daarna geen nader overleg meer met u plaatsgevonden.
(…)
Het onderzoek van het Bureau Beke bestaat uit verschillende onderdelen, namelijk een enquête onder de bewoners van het gebied in Noordwijk aan Zee waar overlast plaats vindt, een observatieonderzoek en (alleen in 1999) een rondetafelgesprek met een aantal bewoners.
De enquête is gehouden onder een aantal a-select getrokken adressen in het gebied. De gemeente heeft daar geen enkele invloed op gehad. Bij het rondetafelgesprek ging het er vooral om een vergelijking te maken tussen de situatie van 1991 en 1999 (…).
Het is heel goed mogelijk, dat de bewoners van de Abraham van Royenstraat en Maarten Kruytstraat niet voor de rondetafelgesprekken uitgenodigd zijn, omdat het rapport juist onomwonden stelt, dat de overlast daar niet is afgenomen, maar juist iets is toegenomen.
Het is dus niet zo dat wij conclusies getrokken hebben op basis van de rondetafelgesprekken, zij waren slechts één van de onderdelen van het hele onderzoek.
De conclusies van Beke berusten op cijfers en waarnemingen en volgens ons komt het rapport Beke zeer goed overeen met de klachten van u en andere indieners.
(…)
Het college is zich er zeer van bewust, dat de overlast in de directe omgeving van het uitgaanscentrum nog zeer aanzienlijk is. (…) In het kader van de integrale veiligheid wordt thans een plan ontwikkeld om structurele maatregelen te treffen in met name de Abraham van Royenstraat. Daarover zal nog nader overleg met de bewoners plaatsvinden."
B. Standpunt verzoeker
Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtformulering onder KLACHT en naar zijn hiervoor onder A. FEITEN, onder 5., opgenomen brief.
C. Standpunt college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk
1. In reactie op het eerste klachtonderdeel stuurde het college van burgemeester en wethouders aan de Nationale ombudsman het samenvattend verslag van de vergadering van de commissie voor Algemeen Bestuurlijke Aangelegenheden, gehouden op 10 juni 1999 en deelde onder meer mee:
"In betreffende commissievergadering is (verzoeker; N.o.) de gelegenheid geboden zijn brief, betrekking hebbende op directe en indirecte horecaoverlast binnen de gemeente Noordwijk, toe te lichten.
(…)
Zoals reeds blijkt uit de inhoud van de hierbij toegezonden notulen is in deze vergadering uitgebreid aandacht geweest voor de door (verzoeker; N.o.) naar voren gebrachte problematiek."
2. In het verslag van de vergadering van de commissie van 10 juni 1999 staat onder meer vermeld:
"Er hebben zich drie insprekers gemeld, nl (de heren Xx en Y en verzoeker; N.o.), nav de brief van de heer (Yy; N.o.), wiens brief reeds in het bezit is van het college. De eerstgenoemde drie heren hebben een brief opgesteld, die aan het begin van de commissievergadering wordt uitgereikt aan alle leden en door (verzoeker; N.o.) wordt voorgelezen. In deze brief komen de volgende onderwerpen aan de orde:
1. het overtreden van bepaalde wetgevende bepalingen door gemeente en politie
2. de laakbare houding van gemeente en politie tov bewoners;
het rapport Beke geeft een vertekend beeld; men pleit voor een coulancefonds voor bewonersslachtoffers
3. maatregelen die de bewoners zelf hebben getroffen en waarvoor de gemeente tot dusver geen vergoeding geeft.
De Voorzitter (de burgemeester; N.o.) vindt het niet gemakkelijk deze brief à l'improviste te beantwoorden; hij zegt een schriftelijk antwoord toe voor de zomervakantie. In algemene zin wil hij het volgende over de brief zeggen:
Onderzoek Beke
Dit wordt in de brief 'gemanipuleerd' genoemd;
de conclusies in het onderzoek wijzen uit dat er in Noordwijk tov 1991 een behoorlijke reductie aan overlast bereikt is, maar in 1995 en ook in 1998 is de overlast in het uitgaansconcentratiegebied fractioneel toegenomen. Dat is ook nooit door iemand ontkend; als 25% van de bewoners overlast ondervindt, is dat te veel. Hij is afgelopen zaterdagavond langdurig met (een) wethouder (...) in de Abr. van Royenstraat geweest, alwaar hij geen ongeregeldheden heeft kunnen constateren, waarmee hij niet wil zeggen dat er niets gebeurt. Hij gaat ervan uit dat de gesignaleerde klachten terecht zijn en hij zal met de politie spreken; daarvan zal hij schriftelijk verslag doen. Wat hij wel heeft geconstateerd is dat een aantal taxibedrijven zich aan de kant van de woningen in de Van Royenstraat opstelt met draaiende motor, hetgeen uit het oogpunt van leefmilieu ongewenst is. Een taxi-opstelplaats toestaan op De Grent lijkt geen goede oplossing, beter zou bijv. zijn het gat van Palace.
Inzet susploegen
Het is de Voorzitter niet bekend dat op zijn order de susploegen niet mogen optreden in de straten achter de Grent. De susploegen vallen niet onder de wet op de Weerkorpsen. Er zal in goed overleg tussen de gemeente, de politie en de susploegen bekeken moeten worden wat er gedaan kan worden aan de problemen in de Abr. van Royenstraat en de Maarten Kruytstraat. De kwestie is, dat er rond 02.00h een grote groep personen in één keer naar buiten komt; het blijft de stellige overtuiging van de Voorzitter dat het nuttig is het publiek gedoseerder af te voeren door de sluitingstijden op te rekken als mogelijke oplossing. W.b. het wild urineren is er een proef genomen met het plaatsen van urinoirs, waarover de omwonenden furieus waren; dat is begrijpelijk, maar het vestigen van deze gelegenheden lost het probleem - grotendeels - op.
Parkeerproblematiek
Het fundamenteel oplossen van het parkeervraagstuk gaat buiten de directe betrokkenheid van de Voorzitter om, want het is een onderdeel van het integraal parkeerbeleid. Het is de bedoeling om onder de Maarten Kruytstraat een parkeergarage aan te leggen, die ook 's avonds open zal zijn.
Hij constateert dat de gemeente voor de omliggende gebieden van het uitgaanscentrum een zekere verantwoordelijkheid draagt en daarvoor dus ook een bepaalde inspanningsverplichting heeft. Ook bij de politie is dat doorgedrongen, ondanks de teneur in de brief.
Coulancefonds
In 1995 is dit indringend onderzocht, maar het bleek een uiterst moeilijke zaak te zijn. In 1998 doet Beke wederom deze suggestie die kan passen in het realiseren van verhoging van de aangiftebereidheid; het college zal binnenkort een schriftelijk advies over deze problematiek uitbrengen aan deze commissie. De gemeente neemt de problemen serieus; persoonlijk ziet hij het meeste heil in een combinatie van (technische) maatregelen, afspraken met politie, susploegen en vooral ook taxibedrijven.
Mevrouw (V., een lid van de commissie; N.o.) is in het bezit van drie soortgelijke brieven, die zij - op verzoek - aan de Voorzitter overhandigt. (…) Zij dringt aan op snelle maatregelen voor het te laat is.
De Voorzitter zegt dat de consequenties die aan een en ander vastzitten ingewikkeld zijn. Hij heeft toegezegd dat dit onderwerp in het najaar opnieuw in deze commissie aan de orde komt, dus even snel iets doen, kan helaas niet.
De heer (B., een lid van de commissie; N.o.) dankt de briefschrijvers, maar vindt dat de indruk gewekt wordt dat er op de Grent en omgeving helemaal niks goed gaat; zo is het niet. Als proef de sluitingstijd oprekken lijkt hem niet de juiste oplossing omdat het juist de boosdoeners zijn die tot ver in de nacht blijven hangen. Het CDA is dus tegen dit voorstel, tenzij er op schrift nog overtuigende argumenten worden aangedragen.
De heer (D., een lid van de commissie; N.o.) stelt dat er nav het rapport Beke in het verleden maatregelen zijn genomen om overlast te voorkomen, maar men is er nog niet; hij vindt het van belang om ook aandacht te schenken aan de vier verbitterde briefschrijvers. Zijn fractie heeft de brief van de heer (Yy; N.o.) kritisch gelezen en tevens bekeken hoe de situatie daar is. Een van de zaken is dat de auto's dicht tegen de woningen staan geparkeerd, dus er zouden strengere parkeermaatregelen moeten komen, betere verlichting, wellicht de auto's helemaal weg, enz. Hij betreurt het dat de perceptie van (verzoeker; N.o.) gericht is op het functioneren van de politie. Hierover moet wel gesproken worden, eventueel in het driehoeksoverleg. Hij pleit voor goede afspraken met de horeca, dus vanaf een bepaalde tijd wel naar buiten en niet naar binnen, muziek zachter, de sociale controle bevorderen en zo ontstaan verschillende 'vervoersgroepen' (bus, fiets, taxi, eigen auto). Zijn fractie is dus voorstander van het oprekken van de eindtijd.
Mevrouw (V., een lid van de commissie; N.o.) zegt dat Noordwijk niet uniek is op het gebied van uitgaan en dat er aan de overlast veel te doen is en ook gedaan is. Ook zij pleit voor een blijvend goed overleg met de gemeente, te kijken wat voor maatregelen er landelijk worden voorgesteld en in het kader van integrale veiligheid voor meer en betere verlichting te zorgen.
De heer (van H., een lid van de commissie; N.o.) betreurt de bitterheid die hij graag omgezet zou zien in positieve energie. Hij vindt het van belang de bewoners serieus te nemen. De aanbevelingen in de brief worden getorpedeerd door de scherpe bewoordingen naar met name de politie.
Bij de fractie van de heer (H., een lid van de commissie; N.o.) staat de leefbaarheid, ook in die buurt, centraal. Hij twijfelt niet aan de inzet van de politie en stelt voor om eventueel meldingsformulieren in risicogebieden rond te brengen, waarop de Voorzitter antwoordt dat deze kwestie in het najaar besproken wordt. Voor het RPF/GPV is het oprekken van de eindtijd niet bespreekbaar.
Mevrouw (A., een lid van de commissie; N.o.) wil de overlast zoveel mogelijk blijven aanpakken, de aanbevelingen in het rapport Beke komen nader terug in deze commissie; zij wil de punten in deze brief graag besproken zien. Het lijkt haar verstandig om een en ander naar de politie terug te koppelen voordat de zomer begint, alleen al om de aangiftebereidheid te stimuleren. W.b. het oprekken van de eindtijd is haar fractie voor ieder voorstel dat de overlast beperkt, dus zij wacht de voorstellen af.
(…)
De Voorzitter hoopt op een meer gespreid vertrek van horecapubliek bij oprekking van de sluitingstijd; hij wil een afbouwregeling om die laatste vertrekkende groep beter te spreiden. Dat wordt in een voorstel nader uitgewerkt, waarop iedereen commentaar mag geven; uiteindelijk beslist de gemeenteraad. Het kan zijn dat de horeca het voorstel niet steunt; dan komt het helemaal niet in de commissie.
De heer (B.; N.o.) vraagt of het om een grote groep gaat, zoals herhaaldelijk gezegd is, of om een kleine groep die altijd herrie zal blijven schoppen.
De heer (Yy; N.o.) zegt dat het niet om een grote groep gaat, maar om een restgroep, die, als het hele dorp in rust is, rondom sluitingstijd vertrekt.
(Verzoeker; N.o.) reageert op de opmerking dat hij verbitterd zou zijn; dat is hij niet; hij beseft dat overlast tot nul reduceren een utopie is. Hij vraagt alleen om een meer adequate reactie op de overlast, hij draagt de politie over het algemeen een goed hart toe maar een deel van hen heeft een ongemotiveerde instelling.
De Voorzitter sluit de discussie af met nogmaals toe te zeggen dat hij voor de zomervakantie schriftelijk reageert op de brieven."
3. In reactie op het tweede en derde klachtonderdeel reageerde het college van burgemeester en wethouders als volgt:
"punt 2
In de zomer van 1998 is door een onafhankelijk onderzoek- en adviesbureau een onderzoek verricht naar de overlast die door bewoners van Noordwijk aan Zee werd ondervonden van het uitgaansgebied. Een onderdeel van het onderzoek betrof het uitzetten van 500 enquêtes onder a-select gekozen huishoudens in Noordwijk. Hierbij werden de vragenlijsten naar evenredigheid van het aantal adressen per straat verspreid. Zo ook in de Abraham van Royenstraat en de Maarten Kruytstraat.
Verder is (verzoeker; N.o.) direct betrokken geweest bij de totstandkoming van een wijkactieplan ter verbetering van de leefbaarheid in het hele woongebied rondom het uitgaanscentrum van Noordwijk. In maart van dit jaar kwam een werkgroep bestaande uit medewerkers van de politie, brandweer, de gemeente en een drietal bewoners, waaronder (verzoeker; N.o.) zelf, voor het eerst bij elkaar. In mei van dit jaar werd het plan afgerond en bij goedkeuring door de gemeenteraad wordt nog in juli van dit jaar een begin gemaakt met de uitvoering van het plan.
De door (verzoeker; N.o.) aangehaalde problematiek (overlast in de betreffende wijk) is in het wijkactieplan uitvoerig aan de orde gekomen. Wij komen daarmee tot de conclusie dat het tweede punt van (verzoeker; N.o.) ongegrond is.
punt 3
Gezien het advies hebben de Klachtenbehandelaren inderdaad niet op expliciete wijze aandacht gegeven aan genoemde passage. Ook wij hebben dit niet als een onderdeel van de klacht gezien. De klachtbrief spreekt wel over "onbehoorlijk bestuur en onzorgvuldigheid", dit is echter niet de terminologie om een bepaalde toonzetting van een brief te omschrijven. Zo hebben wij dit ook niet opgevat. Inhoudelijk erkennen wij overigens dat de bedoelde passage duidelijke kritiek bevat naar de wijze waarop (verzoeker; N.o.) zijn ongenoegen naar de gemeente kenbaar heeft gemaakt. De passage is naar onze mening echter nergens incorrect of beledigend. Wij kunnen daarmee de kritiek van (verzoeker; N.o.) niet onderschrijven."
D. Reactie verzoeker
Verzoeker liet ten aanzien van de reactie van de gemeente op zijn klacht het volgende weten:
Ten aanzien van punt 1:
"…De inspreektijd (tijdens de commissievergadering van 10 juni 1999; N.o.) is per inspreker beperkt tot 5 minuten. Van het inspreekrecht heeft ondergetekende - mede namens (de heren Xx en Y; N.o.) - gebruik gemaakt om onze brief voor te lezen.
(…)
Nadat alle leden van de commissie het woord hadden gekregen, kreeg (verzoeker; N.o.) nog de gelegenheid voor een opmerking. Hij zegt niet verbitterd te zijn en vraagt om een meer adequate reactie op de overlast.
* Uit het commissieverslag en in het speciaal het bovenstaande moge blijken, dat door geen van de leden werd gevraagd de soms ernstige feiten en omstandigheden uit onze brief te bewijzen, nader te onderbouwen of aannemenlijk te maken. Het zou in de lijn der verwachtingen hebben gelegen, dat de voorzitter op een later tijdstip om nadere inlichtingen zou hebben verzocht, alvorens op deze wijze (brief d.d. 15 juli 1999) schrif-telijk te antwoorden. Het leek klagers onjuist in een openbare commissievergadering bij bepaalde feiten ongevraagd personen bij naam en toenaam te noemen…"
Ten aanzien van punt 2:
"…
* Het overleg tussen de horeca, de gemeente en de politie is een separaat overleg, waarvoor bewoners - ook na aandringen van de horeca - tot op heden niet werden uitgenodigd. Het leek ons uitermate zinvol om vooral met de ondernemers van de horecagelegenheden - door het concentratiebeleid van de Gemeente allen gevestigd op De Grent te Noordwijk - van gedachten te wisselen over de kenmerkende, horeca gerelateerde problematiek in onze aanliggende woonomgeving.
* Ondergetekende is pas eind februari 2000 door de gemeente benaderd om zitting te nemen in een werkgroep ter verbetering van de leefbaarheid in het HELE woongebied rondom het uitgaanscentrum van Noordwijk. Het woongebied werd hierbij afgebakend door De Grent, Parallelboulevard, Schoolstraat, Huis Ter Duinstraat en het Picképlein. De gemeente schrijft dat de aangehaalde problematiek uitvoerig aan de orde is gekomen.
* Hierbij wil ondergetekende opmerken, dat in eerste instantie de werkgroep bestond uit 2 heren van de politie, 1 heer van de brandweer, 1 dame en 1 heer van de gemeente en ondergetekende als vertegenwoordiger van alle bewoners van het gebied. Ondergetekende drong er bij het eerste overleg al op aan uitbreiding van de werkgroep met een vertegenwoordiger van de horeca, een vertegenwoordiger van de winkeliersvereniging en andere bewoners van het gebied. De samenstelling van de werkgroep werd pas in een later stadium aangepast, echter nog steeds zonder vertegenwoordiging van de horecaondernemers.
* Totaal werden 7 hoofdzaken gesignaleerd. Deze hoofdzaken werden onderverdeeld in 17 bijzaken. Bijvoorbeeld de hoofdzaak "Overlast" werd onderverdeeld in 7 bijzaken; parkeren, hangjeugd, wildplassen, geluidsoverlast, drugs, fietsen en taxi's. Van al deze zaken werden alleen oplossingen aangedragen voor 5 zaken; de verlichting, de taxistandplaats, de bebording, parkeren fietsen en plaatsen van 4 extra urinoirs.
- Over andere voor bewoners belangrijke zaken, zoals een notitie over geluid (-overlast) en de plaatsing van camera's ter bevordering van de veiligheid, kon niet worden gesproken. Deze zaken werden op andere niveau's bespreekbaar gemaakt, b.v. het eerder genoemde overleg met de horeca. Ook werden er voor veel zaken, zoals het vergroten van de aangiftebereidheid, geen oplossingen aangedragen.
- Voor bewoners belangrijke zaken, zoals het plaatsen van een taxistandplaats op De Grent en het de horecaondernemers toestaan hun terrassen te overkappen met in- en uitschuifbare panelen -ter bestrijding van ongewenst geluid-; gelijk de overkappingen in de Abraham van Royenstraat van Bar De Stip (gevestigd aan de Grent te Noordwijk) en vele horecaondernemingen aan de Koningin Wilhelminaboulevard, werd door gebrek aan steun van andere leden van de werkgroep niet opgenomen in een van de 7 hoofd- of 17 bijzaken van het verslag.
* Door ondergetekende kan worden gesteld, dat de werkgroep iets heeft bijgedragen tot het aandragen van oplossingen ter verbetering van de leefomgeving in het hele woongebied. Het belangrijkste is het verbeteren van de openbare straatverlichting. Of de genoemde oplossingen overigens allemaal worden uitgevoerd is nog niet zeker. Voor alle andere, voor ons belangrijke zaken, lijkt nog een lange weg te gaan…"
E. Nadere reactie college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk liet in reactie op het verslag van bevindingen onder meer het volgende weten:
Ten aanzien van punt 1:
"…De commissie ABA had indertijd geen behoefte om nader in te gaan op de insinuaties en beschuldigingen jegens politie- en gemeenteambtenaren, omdat deze kant nog wal raakten.
Het college heeft in de gewraakte zinsneden in de brief van 15 juli 1999 er op willen duiden, dat de klachten over overlast niet serieuzer genomen worden als er dit soort insinuaties en beschuldigingen aan toe gevoegd worden.
Overigens heeft het gemeentebestuur herhaalde malen in woord en geschrift erkend, dat de overlast in de straten waar klagers wonen inderdaad niet is afgenomen, maar dat dit elders in Noordwijk aan Zee wel en in aanzienlijke mate het geval is. Een verdere reductie van de overlast direct rond het uitgangscentrum blijft uitgangspunt van beleid…"
Ten aanzien van punt 2:
"…Het horecaoverleg vindt tweemaal per 5 jaar plaats tussen gemeente, politie, brandweer (zonodig) en horecaondernemers. Hier wordt het horecabeleid en het openbare orde beleid ten aanzien van dit gebied besproken. Wij hebben tot dusver noch bij de horeca, noch bij andere omwonenden bespeurd, dat men de behoefte heeft om met elkaar te overleggen.
Dit laat onverlet, dat bepaalde bewonersgroepen of wijkverbanden wel met gemeente en politie willen overleggen over de overlastproblematiek.
(…)
De bevindingen van de werkgroep zijn tot tweemaal toe in een openbare commissievergadering behandeld.
Tussen deze twee vergaderingen heeft een inloopavond plaatsgevonden voor bewoners van het betrokken gebied.
De mensen hadden vooraf het conceptrapport toegezonden gekregen en konden op deze avond van gedachten wisselen met vertegenwoordigers van de gemeente en de politie. Daarnaast bestond de mogelijkheid om aanvullende suggesties te doen, die vervolgens aan de raadscommissie Welzijn en Integrale Veiligheid zijn voorgelegd. De raad heeft inmiddels het wijkveiligheidsplan voor het uitgaanscentrum vastgesteld en de nodige budgetten gevoteerd.
Zaken als geluidsoverlast, parkeerbeleid en cameratoezicht worden in aparte beleidsnota's behandeld. De beleidsnota geluid is inmiddels door de raad vastgesteld. Bij de commissiebehandeling is door omwonenden uitgebreid ingesproken.
De beleidsnota's inzake parkeerbeleid en cameratoezicht zijn in het voorjaar van 2001 gereed en zullen ook leiden tot uitgebreide inspraakrondes, alvorens deze ter besluitvorming aan de raad worden voorgelegd…"
Beoordeling
I. Inleiding
Verzoeker, bewoner van de Maarten Kruytstraat te Noordwijk, heeft op 10 juni 1999, mede namens een andere bewoner van de Maarten Kruytstraat en een bewoner van de Abraham van Royenstraat te Noordwijk, aan de voorzitter en de leden van de commissie voor Algemene Bestuurlijke Aangelegenheden van de gemeente Noordwijk een brief geschreven waarin hij de overlast die de bewoners ondervinden van het uitgaanscentrum, aan de orde stelt. Verzoeker klaagt erover dat het college van burgemeester en wethouders niet correct op deze brief heeft gereageerd. Hij maakt er in het bijzonder bezwaar tegen dat de bewoners, voordat de brief op 15 juli 1999 werd beantwoord, niet in de gelegenheid zijn gesteld hun in de brief gedane beweringen voldoende te onderbouwen en toe te lichten. Bovendien klaagt verzoeker erover dat er geen sprake is van samenwerking om te komen tot maatregelen om de overlast in de Maarten Kruytstraat en de Abraham van Royenstraat te beëindigen. Tenslotte klaagt verzoeker erover dat bij de behandeling van de door hem met zijn brief van 31 augustus 1999 ingediende klacht, niet is ingegaan op het deel van zijn klacht gericht tegen de inhoud van een bepaalde passage van de brief van 15 juli 1999.
II. Ten aanzien van het niet in de gelegenheid stellen van de bewoners om hun in de brief van 10 juni 1999 gedane beweringen toe te lichten.
1. Verzoeker is van mening dat de schrijvers van de brief van 10 juni 1999 in de gelegenheid hadden moeten worden gesteld om de in de brief gedane beweringen te onderbouwen en zonodig toe te lichten, voordat het college van burgemeester en wethouders op deze brief reageerde.
2. Het college van burgemeester en wethouders gaf aan (zie BEVINDINGEN, onder A. 8), dat geen nader overleg had plaatsgevonden omdat gebruik was gemaakt van het inspreekrecht tijdens de vergadering van de commissie voor Algemene Bestuurlijke Aangelegenheden van 10 juni 1999, waarin door verzoeker een toelichting was gegeven op de brief van 10 juni 1999. Verzoeker stelt dat hij gedurende de vijf minuten spreektijd die hij tijdens de vergadering heeft gekregen zijn brief uitsluitend heeft voorgelezen. In het verslag van de vergadering is het voorlezen van de brief door verzoeker vermeld. Vervolgens wordt in het verslag melding gemaakt van de daarop volgende discussie tussen de leden van de commissie. In het verslag wordt geen melding gemaakt van een inhoudelijk door verzoeker gegeven toelichting op zijn brief.
3. Wat hier ook van zij, met de brief van 10 juni 1999 is op een bepaalde manier aandacht gevraagd voor de problemen die de overlast van het uitgaanscentrum veroorzaakte en die - zo blijkt uit de brief - zeer ingrepen in het dagelijks leven van de briefschrijvers. De in de brief gedane beweringen en omschreven voorvallen dienden als onderbouwing van de door de briefschrijvers ervaren problemen als gevolg van de overlast. Uit de aard en de strekking van de brief van 10 juni 1999 volgt derhalve niet dat het de briefschrijvers er om ging alle voorvallen genoemd in de brief van 10 juni 1999 tot op de bodem uitgezocht te zien. De briefschrijvers, waaronder verzoeker, behoefden dan ook niet in de gelegenheid te worden gesteld de in de brief omschreven voorvallen toe te lichten.
De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.
Overigens valt te begrijpen dat bij verzoeker de behoefte ontstond om wel een toelichting te geven op de in de brief van 10 juni 1999 omschreven voorvallen nadat het college van burgemeester en wethouders in zijn brief van 15 juli 1999 aan hem had meegedeeld dat er in de brief van 10 juni 1999 insinuaties en niet onderbouwde beweringen stonden.
III. Ten aanzien van de samenwerking om te komen tot maatregelen om de overlast te beëindigden
1. Voorts klaagt verzoeker erover dat er naar zijn mening geen sprake is van samenwerking bij het komen tot maatregelen om de overlast in de Maarten Kruytstraat en de Abraham van Royenstraat te beëindigen.
2. Met de beantwoording van de brief van 10 juni 1999 door het college van burgemeester en wethouders op 15 juli 1999 (zie BEVINDINGEN, onder A.4) wordt een algemeen beeld geschetst van het door de gemeente gevoerde beleid om de overlast van het uitgaanscentrum terug te dringen. Tevens wordt melding gemaakt van een aantal maatregelen ten aanzien van de Abraham van Royenstraat waarmee naar verwachting enige reductie van de overlast zal worden bereikt. Tenslotte wordt gemeld dat de inzet van de gemeente er op is gericht om in samenwerking met politie, horeca en omwonenden tot maatregelen te komen, die effect sorteren.
3. In reactie hierop heeft verzoeker in zijn brief van 31 augustus 1999 (zie BEVINDINGEN onder A.5.) aan de gemeente geschreven dat het praktijk is dat omwonenden van de twee genoemde straten niet worden betrokken bij het door het onderzoek- en adviesbureau Beke in 1998 in opdracht van de gemeente uitgevoerde onderzoek naar de uitgaansoverlast en dat de bewoners niet worden betrokken bij het overleg met de horeca, de gemeente en de politie.
4. In het antwoord van het college van burgemeester en wethouders van 24 februari 2000 (zie BEVINDINGEN onder A.8.) op verzoekers brief van 31 augustus1999 is ingegaan op het onderzoek naar de overlast dat door Beke is uitgevoerd. Voor zover hier van belang is als onderdeel van het onderzoek de enquête genoemd die gehouden is onder de bewoners van het gebied waar overlast plaatsvindt. Ten aanzien van de enquête deelde het college van burgemeester en wethouders mee dat het geen invloed heeft gehad op de keuze van adressen van degenen die werden geënquêteerd.
5. Voorts is door het college van burgemeester en wethouders in de brief van 24 februari 2000 meegedeeld dat in het kader van de integrale veiligheid een plan werd ontwikkeld om structurele maatregelen te treffen in met name de Abraham van Royenstraat. Daarover zou nog nader overleg met de bewoners plaatsvinden.
6. Verzoeker is eind februari 2000 door de gemeente benaderd in het kader van de totstandkoming van een wijkactieplan ter verbetering van de leefbaarheid in het hele woongebied rondom het uitgaanscentrum van Noordwijk. Verzoeker heeft daartoe van maart tot mei 2000 als een vertegenwoordiger van de bewoners geparticipeerd in een werkgroep waarin voorts zitting werd genomen door vertegenwoordigers van de gemeente, de politie, de brandweer en de winkeliersvereniging.
7. De hiervoor genoemde werkgroep was weliswaar niet speciaal gericht op het nemen van maatregelen in de Maarten Kruytstraat en de Abraham van Royenstraat, maar de problemen als gevolg van de overlast in deze twee straten waren wel in het wijkactieplan betrokken. Gelet op de samenstelling van de genoemde werkgroep, waarin bewoners van het woongebied rondom het uitgaanscentrum - waaronder verzoeker - hebben geparticipeerd, kan niet gesteld worden dat er geen sprake is van samenwerking bij het komen tot maatregelen om de overlast te beëindigen. Daaraan doet niet af dat het geruime tijd heeft geduurd alvorens de door de gemeente voorgestane samenwerking met de bewoners (zie onder meer de brief van 15 juli 1999) is gerealiseerd.
De onderzochte gedraging is behoorlijk.
IV. Ten aanzien van de behandeling van verzoekers klacht
1. Verzoeker diende op 31 augustus 1999 een klacht in bij het meldpunt klachtbehandeling van de gemeente Noordwijk over de wijze waarop het college van burgemeester en wethouders met een brief van 15 juli 1999 had gereageerd op zijn brief van 10 juni 1999. Verzoeker citeerde in zijn klachtbrief onder het kopje KLACHT de door hem gewraakte passage uit de brief van 15 juli 1999 (zie BEVINDINGEN onder A.5.). Deze passage luidde:
"Het is ons college meer dan duidelijk, dat het overlastprobleem in de directe omgeving van De Grent zeer indringend aanwezig is. Onze inzet is erop gericht om in samenwerking met politie, horeca en omwonenden tot maatregelen te komen, die effect sorteren.
In dat verband hebben wij niets aan insinuaties en niet onderbouwde beweringen, waar uw brief helaas mee gelardeerd is. Wij nemen daar uitdrukkelijk afstand van. Dit leidt ook op geen enkele wijze tot een snellere oplossing van de problematiek bij u in de straat. Het leidt er ook niet toe, dat u als gesprekspartner serieuzer wordt genomen, integendeel."
2. In het antwoord van de gemeente van 24 februari 2000 op verzoekers klacht van 31 augustus 1999 is niets over de door verzoeker geciteerde passage gezegd.
3. Het college van burgemeester en wethouders gaf in zijn reactie op de aan de Nationale ombudsman voorgelegde klacht aan de genoemde passage niet als onderdeel van de klacht gezien te hebben nu in de klachtbrief wordt gesproken over "onbehoorlijk bestuur en onzorgvuldigheid" en dit niet de terminologie is om een bepaalde toonzetting van een brief te omschrijven.
4. Het college kan niet in dit standpunt worden gevolgd. Uit de brief van 31 augustus 1999 blijkt duidelijk dat de klacht met name is gericht tegen de in die brief opgenomen passage uit de brief van 15 juli 1999 van het college. Verzoeker wijst er onder meer op dat deze reactie getuigt van een grote mate van onvermogen om correct te reageren. Het is dan ook niet juist dat het college van burgemeester en wethouders daarop in zijn brief van 24 februari 2000 niet is ingegaan.
De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk, is niet gegrond voorzover erover geklaagd wordt dat de bewoners niet in de gelegenheid zijn gesteld om hun in de brief van 10 juni 1999 gedane beweringen toe te lichten en voorzover erover geklaagd wordt dat niet wordt samengewerkt om tot maatregelen te komen om de overlast te beëindigen. De klacht is gegrond ten aanzien van de behandeling van verzoekers op 31 augustus 1999 ingediende klacht.