Op 18 oktober 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift, gedateerd 15 oktober 1999, van de heer R. te Amsterdam, met een klacht over een gedraging van Cadans Uitvoeringsinstelling BV en een gedraging van de Belastingdienst/Particulieren Amsterdam.
Verzoeker had zich al eerder, bij brief van 26 juli 1999, tot de Nationale ombudsman gewend. Zijn verzoek voldeed toen wat betreft de klacht over Cadans Uitvoeringsinstelling BV echter niet aan het kenbaarheidsvereiste als neergelegd in artikel 12, tweede lid, van de Wet Nationale ombudsman, zodat het niet in onderzoek werd genomen.
Naar aanleiding van verzoekers brief van 15 oktober 1999 werd naar laatstgenoemde gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van het Landelijk instituut sociale verzekeringen te Amsterdam, een onderzoek ingesteld. Voorts werd een onderzoek ingesteld naar de gedraging van de Belastingdienst/Particulieren Amsterdam. Deze gedraging wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Financiën.
Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:
Verzoeker klaagt er over dat Cadans Uitvoeringsinstelling BV (hierna: Cadans) geen uitvoering heeft gegeven aan een brief, gedateerd 17 maart 1998, van de Belastingdienst/Particulieren Amsterdam (hierna: de Belastingdienst) waarin de Belastingdienst liet weten dat de per 1 juli 1995 gedane vordering ex artikel 19 van de Invorderingswet 1990 was ingetrokken.
Verzoeker klaagt er voorts over dat de Belastingdienst, nadat op 17 maart 1998 met hem een betalingsregeling was afgesproken, de in de periode van 17 maart 1998 tot en met maart 1999 van Cadans ex artikel 19 van de Invorderingswet 1990 ontvangen betalingen heeft verrekend met terugvorderingen huursubsidie.
Achtergrond
Invorderingswet 1990 (Wet van 13 december 1990, Stb. 221)
Artikel 19, eerste lid:
"1. Een derde die:
(...);
b. uitkeringen op grond van sociale zekerheidswetten, uitgezonderd kinderbijslag onder welke benaming ook;
(…)
verschuldigd is aan een belastingschuldige, is op vordering van de ontvanger verplicht de belastingaanslagen van de belastingschuldige te betalen, voor zover één en ander vatbaar is voor beslag."
Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd Cadans Uitvoeringsinstelling BV en de Belastingdienst/Particulieren Amsterdam verzocht op de klacht te reageren en afschriften toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werd aan hen een aantal specifieke vragen gesteld.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
De Belastingdienst/Particulieren Amsterdam deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.
Noch verzoeker noch Cadans Uitvoeringsinstelling BV gaf binnen de gestelde termijn een reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. FEITEN
1. Detam Uitvoeringsorgaan Sociale Verzekering te Utrecht (thans: Cadans Uitvoeringsinstelling BV) liet verzoeker bij brief van 28 juni 1995 onder meer het volgende weten:
"Met ingang van 1 april 1991 is de wet inzake een algemene regeling van beslag op loon, sociale uitkeringen en andere periodieke betalingen in werking getreden.
Op grond van die wet is het mogelijk vanaf 1 april 1991 beslag te leggen op uw AAW/WAO/TW-uitkering.
Wij hebben een verzoek van de Belastingdienst Particulieren te Amsterdam ontvangen om met ingang van 1 juli 1995 beslag te leggen op uw uitkering, rekening houdend met de voor u geldende beslagvrije voet.
Vanaf 1 juli 1995 zullen wij van uw uitkering een bedrag inhouden van f 4,26 netto per uitkeringsdag."
2. Op 17 maart 1998 verleende de Belastingdienst/Particulieren Amsterdam (hierna: de Belastingdienst) verzoeker uitstel van betaling en kwam met hem een betalingsregeling overeen. Deze regeling hield in betaling van een eenmalig bedrag van f 3.600 en vervolgens f 500 per maand. De betalingsregeling betrof de op dat moment openstaande aanslagen van verzoeker.
3. De Belastingdienst liet verzoeker bij brief van 24 juni 1999 onder meer het volgende weten:
"Ik heb ten laste van u een vordering gedaan voor uw onbetaalde belastingschuld bij:
LISV/CADANS UITVOERINGSINSTELLING BV
UTRECHTSEWEG 30-32
3704 HD ZEIST
Ik deel u mee dat de vordering is ingetrokken. Degene bij wie ik de vordering heb gedaan, heb ik ingelicht."
4. Cadans Uitvoeringsinstelling BV (hierna: Cadans) liet verzoeker in een brief van 6 juli 1999 onder meer het volgende weten:
"Hierbij delen wij u mede dat wij vanaf 1 juli 1999 geen inhouding meer op uw uitkering zullen doen in verband met de beslaglegging door de belastingdienst.
Het bedrag wat in juni (1999; N.o.) nog is ingehouden zal door de belastingdienst aan u worden overgemaakt."
5. Cadans liet verzoeker in een brief van 19 augustus 1999 onder meer het volgende weten:
"Op 22 juni 1999 is door (een medewerker van de Belastingdienst; N.o.) medegedeeld dat de beslaglegging per 1 juni 1999 stopgezet kan worden.
Vervolgens is op 22 juni 1999 door (een medewerker; N.o.) van onze afdeling AAW aan u medegedeeld dat wij per 1 juli 1999 geen inhoudingen meer zouden doen voor de belastingdienst en dat de inhouding over de maand juni 1999 door de belastingdienst aan u zal worden overgemaakt. Dit is met ons schrijven van 6 juli 1999 bevestigd.
Met betrekking tot de afhandelingsduur van de beslaglegging hebben wij u met ons schrijven van 28 juni 1995 medegedeeld dat de ingangsdatum 1 juli 1995 is.
Met ons schrijven van 6 juli 1999 hebben wij u medegedeeld dat wij vanaf 1 juli 1999 geen inhoudingen meer zullen doen voor de belastingdienst."
6. Bij brief van 24 augustus 1999 verzocht verzoeker de Belastingdienst om restitutie van de naar zijn zeggen onder meer in de periode vanaf 17 maart 1998 tot en met maart 1999 onterecht door de Belastingdienst afgeboekte bedragen. Deze bedragen waren verkregen door middel van de door de Belastingdienst jegens Cadans gedane vordering ter zake van verzoekers uitkering.
7. De Belastingdienst liet verzoeker bij brief van 23 september 1999 onder meer het volgende weten:
"Bij nader onderzoek n.a.v. uw brieven van (…) en 24 augustus j.l. is gebleken dat er ten onrechte bedragen zijn afgeboekt op nog openstaande aanslagen.
Deze bedragen betreffen:
een afboeking d.d. 22 april 1999 ad f 93.72 op aanslag 0928.74.368.H46,
een afboeking d.d. 01 juni 1999 ad f 92.66 op aanslag 0928.74.368.H46 en
een afboeking d.d. 24 juni 1999 ad f 92.66 op aanslag 0928.74.368.H30.
Voor deze bedragen hebben wij bij het CBI (Centrale Beheereenheid Informatiesystemen; N.o.) te Apeldoorn verzocht een bestandscorrectie door te voeren en deze per ommegaande op uw rekeningnummer, zijnde (...) over te maken."
8. De Belastingdienst voegde daar bij brief van 7 oktober 1999 onder meer het volgende aan toe:
"In aanvulling op de brief van 23 september 1999 van (een van de medewerkers; N.o.) van mijn dienst, zou ik hierbij nog in willen gaan op enkele vragen uit uw brieven.
In de brief van (23 september 1999; N.o.) heeft u reeds vernomen dat de afboekingen van 22 april, 1 juni en 24 juni (1999; N.o.) op de aanslagen 0928.74.368.H46 en 0928.74.366.H30 aan u worden geretourneerd.
U verzoekt tevens om restitutie van de door CADANS afgedragen inhoudingen ten behoeve van de terugvordering huursubsidie in de periode maart 1998 tot en met mei 1999.
Op 17 maart 1998 is schriftelijk door mijn dienst aan CADANS kenbaar gemaakt dat het beslag op de uitkering werd opgeheven omdat met belastingschuldige een betalingsregeling is afgesproken. Desondanks heeft CADANS in de periode maart 1998 tot en met mei 1999 maandelijks de inhouding voortgezet. Deze inhoudingen zijn door mijn dienst afgeboekt op de openstaande niet verjaarde schuld van de terugvordering huursubsidie. Vervolgens zijn deze inhoudingen door mijn dienst weer overgeboekt naar het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu. Op grond hiervan kan ik niet overgaan tot terugbetaling van de inhoudingen door CADANS."
B. STANDPUNT VERZOEKER
Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtformulering onder klacht .
C. STANDPUNT CADANS UITVOERINGSINSTELLING BV
1. In reactie op de klacht en enkele vragen van de Nationale ombudsman liet Cadans bij brief van 3 december 1999 onder meer het volgende weten:
"De brief van de belastingdienst van 17 maart 1998 waarin verzocht werd de beslaglegging op te heffen hebben wij nooit ontvangen. Eveneens zijn wij na 17 maart 1998 niet schriftelijk dan wel telefonisch op de hoogte gesteld van de opheffing van de beslaglegging.
Na een telefonisch verzoek van (verzoeker; N.o.) op 21 juni 1999 om de inhoudingen te beëindigen hebben wij op 22 juni 1999 telefonisch contact opgenomen met de belastingdienst.
(Een medewerker; N.o.) van de belastingdienst deelde ons mede dat de beslaglegging met ingang van 1 juni 1999 was beëindigd en dat de inhouding over de maand juni (1999; N.o.) aan (verzoeker; N.o.) overgemaakt zou worden.
Bijgaand doen wij u een overzicht toekomen van de ingehouden bedragen over de periode januari 1998 t/m juni 1999".
2. Overzicht ingehouden bedragen januari 1998 tot en met maart 1999:
"1998 1999
januari f 0,00 f 89,46
februari - 85,20 - 85,20
maart - 93,72 - 97,98"
april - 93,72
mei - 89,46
juni - 93,72
juli - 97,98
augustus - 89,46
september - 93,72
oktober - 93,72
november - 89,46
december - 97,98
D. STANDPUNT BELASTINGDIENST/PARTICULIEREN AMSTERDAM
1. In reactie op de klacht en enkele vragen van de Nationale ombudsman deelde de Belastingdienst bij brief van 23 december 1999 onder meer het volgende mee:
"Vraag 1) verzoek om een afschrift van de brief aan CADANS met verzoek tot loonvordering.
Aan de hand van de mij beschikbare archiefgegevens kan ik niet bepalen op welke datum de loonvordering is gestart. Ook kan ik u hier geen afschrift van verstrekken. Het betreft aanslagen inkomstenbelasting en huursubsidie.
Vraag 2) verzoek om een afschrift van de brief van 17 maart 1998 aan CADANS (opheffing beslag).
Door middel van een code wordt aan het geautomatiseerde systeem opdracht gegeven om deze brief op te maken en te verzenden. Hiervan wordt geen afschrift bewaard. Wel zal vermoedelijk in het dossier van CADANS deze brief terug te vinden zijn. Bovendien gaat een soortgelijk bericht ook naar de klant. (…)
Nadere bestudering van het dossier leert mij dat de loonvordering niet per 17 maart 1998 is opgeheven, maar pas op 20 mei 1998.
Opheffing van het beslag betreffende de aanslag 688642.101.3000.205 vond plaats per 15 augustus 1998. Opheffing van het beslag m.b.t. de aanslag 688642.101.3000.202 vond plaats per 16 april '99. Tevens heb ik nog aantekeningen kunnen vinden omtrent afboekingen op aanslagnummer 688642.101.3000.204. Het betreft aanslagen huursubsidie.
Vraag 3) Heeft de Belastingdienst na 17 maart 1998 (moet thans zijn: 20 mei 1998) nog aan CADANS mededelingen gedaan dat het beslag werd opgeheven?
Het beslag werd pas later opgeheven (zie data bij vraag 2). Alleen werd de loonvordering opgeheven doordat inmiddels een betalingsregeling werd getroffen. Vanuit mijn dienst is op 24 juni 1999 opnieuw (schriftelijk, (…)) contact opgenomen met CADANS om aan te geven dat de loonvordering reeds eerder was ingetrokken. De betalingen over de periode mei 1998 tot dat moment zijn afgeboekt op de openstaande aanslagen huursubsidie en inkomstenbelasting, ondanks dat inmiddels een betalingsregeling was getroffen. Van deze afboekingen is, m.b.t. IB-aanslagen (inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen; N.o.) ook mededeling gedaan aan belastingschuldige. M.b.t. de afboekingen op de aanslagen van VROM (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; N.o.) heb ik, na telefonisch overleg met VROM, begrepen dat hiervan geen melding door VROM aan belastingschuldige wordt verzonden. Wel wordt opgemerkt dat belastingschuldige hierover zelf informatie kan inwinnen bij VROM.
De betalingen, die zijn afgeboekt op de aanslagen inkomstenbelasting zijn inmiddels aan betrokkene teruggestort (zie brief 23 september 1999) (zie A.feiten, onder 7.; N.o.). Ook betrokkene heeft hierop niet eerder gereageerd dan op 22 juni 1999, anders zou wellicht toch nog contact zijn opgenomen met CADANS. Zie voorts antwoord op vraag 5.
Vraag 4) Wat is de reden dat ondanks opheffing beslag betalingen zijn afgeboekt?
Het beslag werd pas per 15 augustus 1998 c.q. 16 april 1999 opgeheven.
Vervolgens mag ik u verwijzen naar antwoord op vraag 3.
Vraag 5) Wat is de reden dat door (een medewerker; N.o.) van mijn dienst is meegedeeld dat beslaglegging per 1 juli 1999 kon worden stopgezet?
De beslaglegging was reeds eerder opgeheven (zie antwoord op vraag 2). Het bezoek van betrokkene op 22 juni 1999 heeft er toe geleid dat op 24 juni (1999; N.o.) opnieuw contact werd opgenomen met CADANS.
Vraag 6) Op welke datum werd een betalingsregeling afgesproken?
Op 17 maart 1998 werd de betalingsregeling afgesproken voor de op dat moment nog openstaande aanslagen. De regeling hield in een betaling van een bedrag ineens van
f. 3.600 en vervolgens f. 500 per maand.
Het beslag wordt hierdoor niet opgeheven, maar geprolongeerd. Dit houdt in dat vervolg maatregelen achterwege blijven, zolang betrokkene voldoet aan de betalingsregeling.
Vraag 7) Hoe komt het dat bedragen zijn afgeboekt op aanslagen, terwijl er volgens verzoeker geen schulden meer openstonden?
De aanslagen huursubsidie stonden nog wel open. Dit is ook de reden dat de afdracht van CADANS is afgeboekt op deze aanslagen. Volgens telefonische mededeling van een (mij niet bekende) medewerker van VROM waren de aanslagen op dat moment nog niet verjaard. Hiervoor moet ik u echter verwijzen naar VROM.
Vraag 8) Op welke data zijn welke bedragen afgeboekt en op welke aanslagen?
De navolgende betalingen kan ik uit mijn archiefgegevens terugvinden.
Ik beperk mij tot de afdrachten van CADANS in de periode mei 1998 tot maart 1999:
- afboeking 25 mei 1998 ad fl. 89,46 / afgeboekt op 688642101.3000.205 (huursubsidie)
- afboeking 25 mei 1998 ad. fl. 506,02 (vak.geld) / afgeboekt op 688642101.3000.205
- afboeking 24 juni 1998 ad fl. 93,72 / afgeboekt op 688642101.3000.205 (huursubsidie)
- afboeking 28 juli 1998 ad. fl. 97,98 / afgeboekt op 688642101.3000.205 (huursubsidie)
- afboeking 25 augustus 1998 ad. fl. 89,46 / afgeboekt op 688642101.3000.204 (huursubsidie)
- afboeking 23 oktober 1998 ad. fl. 93,72 / afgeboekt op 688642101.3000.204 (huursubsidie)
- afboeking 23 november 1998 ad. fl. 89,46 / afgeboekt op 688642101.3000.204 (huursubsidie)
- afboeking 1 februari 1999 ad. fl. 89,46 / afgeboekt op 688642101.3000.204 (huursubsidie)
- afboeking 24 februari 1999 ad fl. 85,20 / afgeboekt op 688642101.3000.202 (huursubsidie)
- afboeking 25 maart 1999 ad fl. 97,98 / afgeboekt op 688642101.3000.202 (huursubsidie)
Tot zover heb ik de gegevens uit mijn archief kunnen achterhalen.
Vraag 9) heeft de Belastingdienst de betalingen in de periode nadat een betalingsregeling was afgesproken, aangemerkt als ongerichte betalingen?
Het beslag wordt niet opgeheven vanwege betalingsregeling, zodat er m.i. geen sprake is van ongerichte betalingen. De betalingen zijn afgeboekt op de op dat moment nog oudste openstaande aanslag.
Doordat betrokkene ook hierop niet heeft gereageerd, is deze werkwijze gecontinueerd.
Met betrekking tot uw vraag omtrent de actieve invordering van de huursubsidie aanslagen, kan ik u berichten dat zolang het beslag nog loopt alle invorderingsmaatregelen genomen kunnen worden om er voor zorg te dragen dat de openstaande schuld wordt voldaan.
Met betrokkene zijn hierover geen afspraken gemaakt."
2. Naar aanleiding van nadere vragen van de Nationale ombudsman gaf de Belastingdienst bij brief van 13 juli 2000 onder meer de volgende informatie:
"1. er heeft geen loonvordering bestaan voor de aanslagen huursubsidie. De loonvordering had uitsluitend betrekking op aanslagen inkomstenbelasting en een aanslag motorrijtuigenbelasting:
0928.74.368.H16
0928.74.368.H26
0928.74.368.H30
0928.74.368.H36
0928.74.368.H46
0928.74.368.Y5
2. (…)
3. op 20 mei 1998 hebben (verzoeker; N.o.) en Cadans een standaardbrief ontvangen. (…)
4. de opheffing van de loonvordering had betrekking op openstaande aanslagen huursubsidie waarop ten onrechte is afgeboekt, terwijl er geen loonvordering voor was gedaan.
Het bovenstaande kan tot de conclusie leiden dat er fouten zijn gemaakt. Immers is geen loonvordering gedaan in verband met openstaande aanslagen huursubsidie, maar is wel geld dat via de loonvordering geïnd is afgeboekt op (onder meer) openstaande aanslagen huursubsidie.
Er is door enkele van onze medewerkers vervolgens gediscussieerd over de volgende twee vragen:
a. is het mogelijk/zinvol om deze fouten te herstellen? Dit zou bijvoorbeeld kunnen door terugstorting van het ten onrechte afgeboekte bedrag.
b. is er plaats voor enige schadevergoeding?
Daartoe is het volgende overwogen:
a. het terugstorten van het geld zou tevens leiden tot het weer herleven van de schuld. Door de afboeking van een deel van de loonvordering op aanslagen huursubsidie zijn deze aanslagen betaald. Deze betalingen zijn op zich niet onverschuldigd. Wanneer de schuld weer herleeft zullen er toch weer nieuwe invorderingsmaatregelen volgen (met mogelijkerwijze een nieuwe loonvordering, die nu wel betrekking zal hebben op de aanslagen huursubsidie).
b. er is mogelijk sprake van een onrechtmatige daad van de overheid, waardoor er in principe een schadeplicht onstaat. Mede gelet op hetgeen ik onder a heb opgemerkt is het echter twijfelachtig of (verzoeker; N.o.) ook daadwerkelijk schade heeft geleden. Hij had de aanslagen huursubsidie immers daadwerkelijk moeten betalen."
Beoordeling
Inleiding
De Belastingdienst/Particulieren Amsterdam (hierna: de Belastingdienst) heeft ter invordering van een aan verzoeker opgelegde aanslag motorrijtuigenbelasting en aanslagen inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen bij Cadans Uitvoeringsinstelling BV (hierna: Cadans) een vordering ex artikel 19 van de Invorderingswet 1990 ingesteld (vereenvoudigd derdenbeslag).
Ingevolge voornoemd artikel van de Invorderingswet 1990 is een derde die een uitkering op grond van sociale zekerheidswetten verschuldigd is aan een belastingschuldige op vordering van de Belastingdienst (de ontvanger) verplicht de belastingaanslagen van de belastingschuldige te betalen voor zover deze uitkering vatbaar is voor beslag (zie achtergrond).
A. Ten aanzien van Cadans Uitvoeringsinstelling BV
1. Verzoeker klaagt er over dat Cadans geen uitvoering heeft gegeven aan een brief, gedateerd 17 maart 1998, van de Belastingdienst gericht aan Cadans waarin de Belastingdienst liet weten dat de vordering die hij jegens Cadans had gedaan, was ingetrokken. De Belastingdienst had bij brief van 7 oktober 1999 (zie A. feiten onder 8.) aan verzoeker laten weten dat bij brief van 17 maart 1998 aan Cadans kenbaar was gemaakt dat het beslag op de uitkering werd opgeheven.
2. In reactie op de klacht deelde Cadans mee geen brief van de Belastingdienst van 17 maart 1998 ontvangen te hebben. Uit de reactie op de klacht van de Belastingdienst bleek dat op 17 maart 1998 ook geen brief naar Cadans was gestuurd. Volgens de Belastingdienst was de desbetreffende brief verstuurd op 20 mei 1998. Cadans deelde echter mee na 17 maart 1998 evenmin schriftelijk bericht van de Belastingdienst te hebben ontvangen. Cadans liet weten pas op 22 juni 1999 van de Belastingdienst te hebben vernomen dat de inhoudingen konden worden gestopt.
Uit het vorenstaande volgt dat er voor Cadans niet eerder dan in juni 1999 aanleiding was om te stoppen met de inhoudingen op verzoekers uitkering.
De onderzochte gedraging is derhalve behoorlijk.
B. Ten aanzien van de Belastingdienst/Particulieren Amsterdam
1. Verzoeker klaagt er voorts over dat de Belastingdienst, nadat op 17 maart 1998 met hem een betalingsregeling was afgesproken, de in de periode van 17 maart 1998 tot en met maart 1999 door Cadans op verzoekers uitkering ingehouden en aan de Belastingdienst afgedragen bedragen heeft verrekend met terugvorderingen huursubsidie.
2. In reactie op de klacht liet de Belastingdienst weten dat de door hem onder Cadans gelegde vordering uitsluitend betrekking had op een aanslag motorrijtuigenbelasting en aanslagen inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen. Verder liet de Belastingdienst weten dat de betalingen over de periode mei 1998 tot de opheffing van de loonvordering zijn afgeboekt op de openstaande bedragen op de terugvorderingen huursubsidie.
3. Afdrachten die via een vordering ex artikel 19 van de Invorderingswet 1990 door de Belastingdienst worden verkregen mogen alleen worden afgeboekt op de aanslagen waarvoor de vordering is gedaan. Het is derhalve onjuist dat de Belastingdienst de door Cadans in de periode van 17 maart 1998 tot en met maart 1999 aan de Belastingdienst afgedragen inhoudingen heeft afgeboekt op terugvorderingen huursubsidie.
De onderzochte gedraging is derhalve niet behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van de Cadans Uitvoeringsinstelling BV die wordt aangemerkt als een gedraging van het Landelijk instituut sociale verzekeringen te Amsterdam, is niet gegrond.
De klacht over de onderzochte gedraging van de Belastingdienst/Particulieren Amsterdam, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Financiën, is gegrond.