Op 2 april 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer E. te Amsterdam, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland.
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland (de burgemeester van Amsterdam), werd een onderzoek ingesteld.
Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:
Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland vanaf omstreeks juni 1998, tot hij zich op 2 april 1999 tot de Nationale ombudsman wendde, onvoldoende is opgetreden naar aanleiding van zijn meldingen van (geluids)overlast veroorzaakt door zijn bovenburen, die langdurig de wasmachine laten draaien.
Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De reactie van verzoeker gaf aanleiding het verslag op een enkel punt aan te vullen.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Verzoeker stelt in de periode vanaf omstreeks juni 1998, tot hij zich op 2 april 1999 tot de Nationale ombudsman wendde, in zijn woning (geluids- en/of geur)overlast te hebben ondervonden van de wasmachine van zijn bovenburen. Volgens verzoeker werd dit apparaat tijdens die periode dagelijks gedurende lange tijd gebruikt ter uitoefening van een bedrijf.
2. Op enig moment wendde verzoeker zich met dit probleem tot de woningbouwvereniging X. De woningbouwvereniging deelde hem bij brief van 9 juli 1998 onder meer het volgende mee:
"Op 24 juni 1998 brachten wij u een huisbezoek naar aanleiding van klachten die wij ontvingen betreffende geluidsoverlast van de wasmachine van de bewoonster van de (...)-straat. U vertelde tijdens dit bezoek dat u de indruk heeft dat de buurvrouw professionele activiteiten ontplooit in haar woning. Zo zou zij voor een bedrijf kinderluiers wassen. U heeft geluidsoverlast van de machine en heeft het gevoel dat er af en toe een aardbeving plaatsvindt.
Naar aanleiding van deze klachten hebben wij uw buurvrouw bezocht en het bovenstaande besproken. Zij had inmiddels de fabrikant van de wasmachine om advies gevraagd en als gevolg daarvan de wasmachine op betonnen stoeptegels geplaatst Tevens is de wasmachine waterpas gezet.
Uw buurvrouw heeft verteld dat zij weliswaar voor een aantal mensen wast maar dat dit zeker niet op commerciële basis gebeurt.
Op 6 juli jl. waren wij bij u op bezoek om naar het wassen en centrifugeren te luisteren. Wij hebben geconstateerd dat u weliswaar geluidsoverlast heeft maar niet in die mate dat wij ons genoodzaakt zien uw buurvrouw te vragen te stoppen met wassen.
Wel hebben we aangeboden tussen u en uw buurvrouw te bemiddelen om tijds- en frequentieafspraken te maken."
3. In juni 1998 meldde verzoeker een aantal malen bij het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland dat hij (geluids)overlast ondervond van zijn bovenburen.
4. Op 9 juli 1998 diende verzoeker bij het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland een klacht in over het optreden van een of meer ambtenaren van de politie naar aanleiding van zijn meldingen. Er vond op 21 augustus 1998 een bemiddelend gesprek plaats tussen verzoeker en politieambtenaar W.
5. In een mutatie uit het dag- en nachtrapport van de politie van 29 augustus 1998,
opgemaakt door politieambtenaar A. van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland, in het kader van het onderzoek naar verzoekers klacht, staat onder meer het volgende vermeld:
"Rap (rapporteur; N.o.) is op verzoek van de inspecteur W. ivm een klachtenafhandeling op bezoek geweest bij betrokken partijen.
Rap heeft geen bedrijfsmatige activiteiten kunnen constateren.
In de woning op (...) 1 hoog stonden 1 wasmachine en een droger.
De bewoner heeft op verzoek van rap beide apparaten aangezet.
Vervolgens ging rap naar de klager op de (benedenverdieping; N.o.).
Rap heeft inderdaad wat trillingen in de beneden woning kunnen constateren.
De oorzaak hiervan ligt volgens rap hoofdzakelijk in de staat waarin de woning verkeert. (oud en leeg)
De woning op de (benedenverdieping; N.o.) is nagenoeg leeg.
De bewoner slaapt in de keuken en daar staat ook zijn tv.
Verder in de woning ligt weinig vloerbedekking, en ook bijna geen meubels. (NB de wasmachine en de droger staan in de keuken op de eerste etage pal boven de keuken van (verzoeker; N.o.).
De bewoonster van (...) 1 hoog heeft reeds een aantal maatregels genomen om de geluidsoverlast te beperken. Zij heeft namelijk diverse tegels onder beide apparaten geplaatst. Tevens ligt er op de vloer een dikke vloerbedekking.
Gezien het bovenstaande is rap van mening dat deze zaak geen zaak is voor de politie, maar een zaak tussen de verhuurder en de huurder (klager).
Rap heeft de klager ook medegedeeld dat hij contact moet opnemen met de verhuurder. De klager was niet tevreden met dit advies en deelde rap mede dat hij maandag 31/08/1998 wederom naar het hoofdbureau van politie zal gaan om zijn beklag te doen.
Op 28/08/98 heeft rap telefonisch contact gehad met mw R. van de woningbouwvereniging X.
Rap heeft ook zijn bevindingen aan haar medegedeeld.
Zij beloofde mij dat zij met een rayonopzichter naar de betrokkenen zal gaan om te kijken of men iets kan doen voor de klager."
6. In een rapport van politieambtenaar W. van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland van 22 september 1998, opgemaakt naar aanleiding van het bemiddelingsgesprek van 21 augustus 1998 met verzoeker, staat onder meer het volgende vermeld:
"E. (verzoeker; N.o.) vertelde mij al maanden overlast te hebben van zijn bovenbuurvrouw, die een groot deel van de dag haar wasmachine laat draaien, wat een enorme geluidsoverlast geeft en trillingen teweegbrengt in zijn woning.
Volgens E. had hij diverse malen de politie benaderd met het verzoek het probleem op te lossen, doch de politie deed niets of in ieder geval te weinig. E. was niet tevreden over de dienstverlening van personeel van het politiewijkteam Balistraat.
Samen met klager heb ik aan het bureau Balistraat de door de politie opgemaakte mutaties doorgenomen (zie hierna, onder C.2.; N.o.).
(…)
Toen ik klager confronteerde met de mutaties, waaruit bleek dat personeel van het wijkteam Balistraat diverse keren op zijn verzoek ter plaatse was geweest, de buurvrouw schriftelijk hadden benaderd en contact hadden gelegd met de woningbouwvereniging, vertelde hij dit allemaal niet te weten.
In overleg met klager heb ik de hoofdagent A. verzocht een onderzoek naar de overlast in te stellen en dit terug te koppelen naar klager.
Collega A. heeft geconstateerd dat perceel (...)-straat te Amsterdam wordt bewoond door J. en dat in deze woning een wasmachine en een droger stonden. Op verzoek van A. heeft de bewoonster de beide apparaten aangezet, waarna hij in het huis van klager is gaan luisteren naar de overlast. In de woning van klager constateerde A. inderdaad wat trillingen, die volgens hem worden veroorzaakt door de staat van de woning (oud en leeg).
Klager is woonachtig in de keuken van zijn woning, waar ook de televisie staat opgesteld. In de woning ligt weinig vloerbedekking en staan bijna geen meubels. De wasmachine staat in de keuken op de 1e etage boven de keuken van de woning van klager.
Door J. zijn maatregelen genomen om de overlast te beperken, nl:
- diverse tegels geplaatst onder de apparaten;
- op de vloer ligt een dikke vloerbedekking.
Door collega A. zijn geen bedrijfsmatige activiteiten geconstateerd.
Aan klager is medegedeeld dat dit geen zaak is voor de politie, maar tussen verhuurder en huurder. Hem is geadviseerd contact op te nemen met de woningbouwvereniging. Klager was hier niet tevreden over en zou naar het hoofdbureau van politie gaan om zijn beklag te doen.
Op 28 augustus 1998 heeft A. contact opgenomen met mevr. R. van woningbouwvereniging X, die beloofde samen met een rayonopzichter ter plaatse te gaan kijken of men iets voor klager kon doen.
Verder werd door mevr. R. van woningbouwvereniging X een schrijven overhandigd, waaruit blijkt dat zij reeds in juni 1998 een onderzoek hebben ingesteld in verband met de overlast.
In een brief naar de heer E. is door de woningbouwvereniging medegedeeld dat zij weliswaar geluidsoverlast hebben geconstateerd, maar niet in die mate dat zij zich genoodzaakt zien de buurvrouw te vragen te stoppen met wassen. Wel heeft de woningbouwvereniging aangeboden te bemiddelen tussen E. en zijn buurvrouw om tijds- en frequentieafspraken te maken.
De heer E. gaf aan dit niet te willen. Hij wil dat er in het geheel niet meer gewassen wordt. Door de woningbouwvereniging is aangegeven dat zij in dit geval niets voor de heer E. konden doen.
Op zondag 31 augustus 1998 heb ik telefonisch contact gehad met de heer E. Hij deelde mij mede niet tevreden te zijn over de afhandeling van de overlast door de woningbouwvereniging. Ten aanzien van de klacht ten aanzien van het politieoptreden gaf hij aan dat hij ten tijde van de klacht niet wist welke actie door de politie was ondernomen. Nadat hij hiervan kennis had genomen vond hij dat de politie zijn klachten wel degelijk serieus had genomen en had getracht een oplossing te vinden."
7. Verzoeker was niet tevreden met de bemiddeling door de politie in deze zaak, en wendde zich vervolgens met zijn klacht tot de Commissie voor de Politieklachten.
8. Bij brief van 5 februari 1999 deelde de burgemeester van Amsterdam verzoeker mee zijn klacht over de politie ongegrond te verklaren. Voor een toelichting op dit oordeel verwees hij naar het aan hem gerichte advies van de Commissie voor de Politieklachten van 27 januari 1999. In dit advies staat onder meer het volgende vermeld:
"Klager is niet tevreden over de dienstverlening van de politie. Hij heeft meerdere malen geklaagd bij het bureau Balistraat over geluidsoverlast. Deze wordt veroorzaakt door de wasmachine van zijn bovenbuurvrouw. Hij heeft de politie gevraagd om een einde te maken aan de overlast, maar vindt dat de politie onvoldoende gedaan heeft.
(...)
De feiten
Klager verklaart dat hij veel geluidsoverlast ondervindt van zijn bovenbuurvrouw, die haar wasmachine dag en nacht laat draaien. Dit brengt in klagers woning trillingen teweeg. Daarom heeft hij de politie van het bureau Balistraat gevraagd om met de buurvrouw te praten en dit probleem op te lossen.
Uit de rapportage van de politie blijkt dat politieambtenaren op 3, 4 en 14 juni 1998 naar aanleiding van klagers klachten een onderzoek in diens woning hebben ingesteld en toen geen overlast hebben geconstateerd. Klager verklaarde dat die overlast op andere momenten had plaatsgevonden.
Op 15 juni 1998 omstreeks 00.15 uur zijn politieambtenaren weer bij klager geweest. Zij hoorden toen een wasmachine draaien. Klager vertelde de politie dat hij de volgende dag een gesprek zou hebben met de woningbouwvereniging. Op 24 juni 1998 had de politie een telefonisch gesprek met de bovenbuurvrouw en zij vertelde dat ook zij een afspraak met de woningbouwvereniging had. Op l juli 1998 vertelde zij de politie dat zij met de woningbouwvereniging afspraken had gemaakt om de wasmachine niet meer te gebruiken in de nachtelijke uren. Hoofdagent A. heeft een onderzoek ingesteld en geconstateerd dat de buurvrouw maatregelen had genomen om het geluid van haar wasmachine te verminderen. De politie heeft klager geadviseerd om bij nieuwe klachten over de wasmachine van zijn buurvrouw contact op te nemen met de woningbouwvereniging. Klager was daar niet tevreden over en vertelde de politie dat hij zijn beklag zou doen op het hoofdbureau. Hoofdagent A. heeft op 28 augustus 1998 contact gehad met de woningbouwvereniging en daar vertelde men dat zij op de hoogte waren van klagers klachten en daarin probeerden te bemiddelen.
De behoorlijkheid
De Commissie is van oordeel dat de politie voldoende aandacht aan klagers klachten over geluidsoverlast heeft geschonken. Door regelmatig ter plaatse te gaan en contact te zoeken met de buurvrouw en de woningbouwvereniging heeft zij geprobeerd een oplossing te zoeken voor de problemen. Er is een aantal maatregelen getroffen om de geluidshinder te beperken. Dat dit naar het oordeel van klager niet is gelukt kan de politie niet verweten worden. Het politieoptreden is daarom behoorlijk.
Het advies
De Commissie adviseert u de klacht ongegrond te verklaren."
B. Standpunt verzoeker
1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder klacht, en onder A.1.
2. Bij zijn verzoekschrift zond verzoeker de Nationale ombudsman een cassettebandje, waarop een opname is te horen van een langdurig hard ratelend geluid. Verzoeker heeft aangegeven dat dit het geluid is van de bewuste wasmachine, zoals dat in zijn woning te horen is.
C. Standpunt korpsbeheerder
1. De (plaatsvervangend) beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland liet in reactie op de klacht weten verzoekers klacht ongegrond te achten. Voor de motivering van zijn standpunt verwees hij naar het advies van de Commissie voor de Politieklachten van 27 januari 1999 (zie hiervoor, onder A.8).
2. Bij zijn reactie op de klacht zond de (plaatsvervangend) korpsbeheerder een aantal mutaties uit het dag- en nachtrapport van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland, opgemaakt naar aanleiding van meldingen van verzoeker van geluidsoverlast.
2.1. In een mutatie opgemaakt op 1 augustus 1998 naar aanleiding van een melding van 3 juni 1998 van omstreeks 22.00 uur, staat onder meer het volgende vermeld:
"Melder klaagde over geluidsoverlast. De overlast zou worden veroorzaakt door hevig draaiende wasmachines.
Volgens MD (melder; N.o.) zou er op een hoog een beginnend bedrijfje zijn gevestigd, gerund door vrouwen.
Deze vrouwen zouden gebruikte luiers ophalen en vervolgens wassen in de woning perceel (…) 1 hoog.
Er was op dit moment geen geluidsoverlast te constateren.
Gezien het tijdstip nu geen aktie ondernomen. Morgen gaan rapp's wel even langs poolshoogte te nemen.
(…) 1 hoog belde 18/06/1998 naar het bureau dat zij een brief van (twee politieambtenaren; N.o.) had gehad. De vrouw verteld dat jullie zondag nachtdienst hebben. Ze zou dan kontakt opnemen."
2.2. In een mutatie opgemaakt op 4 juni 1998 naar aanleiding van een melding van die dag staat onder meer het volgende vermeld:
"Bewoner van perceel (...)-straat hs belde naar het bureau met de melding dat hij last had van zijn bovenburen, (...)-straat 1. MD had gisteren ook al gebeld en met hem is toen afgesproken dat hij moest bellen als het weer zou gebeuren. MD belde dus. Rapp's ter plaatse konden echter niets constateren.
Buren deden niet open en waren dan ook kennelijk niet thuis. Volgens MD waren zij wel thuis maar wilden zij niet open doen. Daar wij niets konden constateren hem gezegd dat hij moest bellen als er echt geluidsoverlast was.
Maar MD deelde mede dat hij nu geen last had maar vanochtend tussen 09.00 uur en 12.00 uur. Hem medegedeeld dat hij moet bellen als er echt geluidsoverlast. MD zou voortaan naar een ander bureau gaan met zijn klachten, want de Balistraat doet toch niets."
2.3. Een mutatie van 14 juni 1998, opgemaakt naar aanleiding van een melding van geluidsoverlast op 13 juni 1998. Deze mutatie luidt onder meer als volgt:
"Melding geluidsoverlast van buren.
E. (verzoeker; N.o.) (...)-straat) vertelt last te hebben van een machine die bij zijn bovenburen in huis staat. Die machine maakt veel geluid en doet het huis van E. schudden op z'n grondvesten: MD kon rapporteurs zelfs scheuren in zijn muren aanwijzen (wij betwijfelen of die door de trillingen veroorzaakt zijn, het huis is nl. verveloos en niet echt goed bijgehouden).
De bewoners van (...)-straat 1 deden niet open, of waren niet thuis. Door het sleutelgat zagen rapp's een grote wasmachine staan, die waarschijnlijk de overlast veroorzaakt. Volgens MD vertikken zijn bovenburen het om open te doen. Op het moment dat rapporteurs in de (...)-straat waren, was er geen sprake van geluids/trillingsoverlast.
MD vertelde dat het bedrijf S. luiers meeneemt uit dat bedrijf (blijkt een of andere vage kinderopvang te zijn) die ze vervolgens in (...)-straat 1 uitwassen.
Geluidsoverlast dus!
MD zal weer bellen bij een volgende keer overlast."
2.4. In een mutatie van 15 juni 1998, opgemaakt naar aanleiding van een melding van geluidsoverlast op die dag, staat het volgende vermeld:
"Rapp's wederom ter plaatse ivm melding geluidsoverlast. MD heeft al enige tijd last van de wasmachine van zijn bovenburen. Nu zijn wij in de woning geweest en deze zijn bijzonder gehorig. Wij hoorden inderdaad een wasmachine draaien, maar om nu te zeggen dat er echt sprake is van een geluidsoverlast. MD heeft morgen een afspraak met de woningbouwvereniging X, deze nemen ter plaatse poolshoogte."
2.5. In een mutatie van 1 augustus 1998, opgemaakt naar aanleiding van een melding van 24 juni 1998, staat onder meer het volgende vermeld:
"Na melding van wederom geluidsoverlast aan de (...)-straat hebben rapp's geprobeerd kontakt te zoeken met de veroorzaker van het geluidsoverlast dmv het sturen van een brief.
Bewoner van (...)-straat 2 hoog (bedoeld wordt één hoog; N.o.) heeft hierop kontakt opgenomen met rapp's. Mevrouw wist te vertellen dat er een afspraak is gemaakt met de woningbouwvereniging om te praten over de overlast.
Tevens vertelde zij dat ze geen bedrijfje heeft en dat ze al eerder met de man afspraken heeft gemaakt om de overlast te beperken.
Mevrouw belt terug naar het bureau om te vertellen welke afspraken er zijn gemaakt.
Hopelijk wordt er dan niet meer naar ons gebeld door meneer.
Mevrouw belde 01 juli naar het bureau dat de volgende afspraken zijn gemaakt met de woningbouwvereniging:
Er worden geen wassen gedraaid tussen 22:00 en 08:00 uur.
De overlast wordt niet veroorzaakt door de wasmachine maar is te danken aan de oudheid van de huizen.
Met deze informatie is het dus niet meer noodzakelijk om bij de melder langs te gaan om te luisteren naar de overlast."
2.6. In een mutatie van 26 augustus 1998, opgemaakt naar aanleiding van een melding van 14 augustus 1998, staat onder meer het volgende vermeld:
"Wederom melding van geluidsoverlast van (...)-straat perceel (...). Melder (...) klaagt over bewoner van (één hoog; N.o.). Deze zou 's avonds laat een wasmachine laten draaien.
Rapp's hebben wederom geen overlast kunnen vaststellen en bewoner van perceel (...) hs geadviseerd te bellen naar het bureau als er daadwerkelijk overlast is.
Bij perceel (...) 1 was niemand in de woning aanwezig.
Melder had ook het geluid opgenomen en dit was bepaald niet mis.
Melder liet tevens weten een klachtenprocedure te hebben opgestart tegen de politie ter zake onvoldoende dienstverlening.
Rapp zal proberen contact te zoeken met bewoner van perceel (...) 1 en een afspraak maken om zelf te constateren of er daadwerkelijk zoveel lawaai van de wasmachine afkomt.
Mevrouw J. van (...)-straat 1 belde naar het bureau. Zij vertelde dat als er bij haar aangebeld wordt ze eigenlijk nooit opendoet.
Zij vertelde dat ivm de geluidsoverlast er contact kan worden opgenomen met (woningbouwvereniging; N.o.) X en wel met mevrouw R. over de eventueel gemaakte afspraken.
Tevens gevraagd dat als (verzoeker; N.o.) belt over overlast zij wel zo vriendelijk wil zijn de politie te woord te staan."
D. Reactie verzoeker
1. Verzoeker liet in reactie op het standpunt van de korpsbeheerder weten zijn standpunt te handhaven, zoals hiervoor, onder klacht verwoord.
2.1. Verder zond verzoeker de Nationale ombudsman ter nadere informatie een afschrift van een aan hem gerichte brief van 15 november 1999 van het Meldpunt Overlast Stadsdeel Oost/Watergraafsmeer. In deze brief staat onder meer het volgende vermeld:
"De afgelopen weken is door overlastrapporteurs diverse malen een geluidsmeting verricht in uw woning. Bijgaand treft u de rapporten hiervan aan.
Uit de metingen blijkt dat de hoogst gemeten waarde op 25 augustus 52.2dB bedroeg. Deze waarde zou onaanvaardbaar hoog zijn (een overschrijding van ruim 12dB) indien deze zou zijn vastgesteld in uw woon- of slaapkamer.
Echter, in uw geval zijn de metingen in de keuken verricht, aangezien u de rapporteurs geen toestemming gaf de metingen in uw woon- of slaapkamer te laten verrichten.
Bij de opzetting van het project 'Overlastrapporteurs' stond ons vooral de handhaving van het woongenot voor ogen. Ons inziens dienen de geluidsnormen dan ook met name op de woon- en slaapvertrekken te worden toegepast. Het is mijns inziens dan ook noodzakelijk de overschrijding van de geluidsnorm in uw woon- of slaapkamer te kunnen vaststellen.
Mocht u alsnog besluiten de rapporteurs toegang tot uw woon- of slaapkamer te geven, dan zijn zij uiteraard bereid een nieuwe meting uit te voeren.
Indien u hiervoor geen toestemming geeft, zien wij vooralsnog geen reden om tot verdere actie over te gaan."
2.2. Bij deze brief bevond zich een aantal bijlagen, waaronder afschriften van een viertal "Meetrapporten Overlast", opgemaakt door overlastrapporteurs in de periode tussen 25 augustus 1999 en 16 september 1999. In deze vier rapporten staat onder "conclusie" vermeld dat er sprake was van een bepaalde overschrijding van de maximale geluidsnorm.
Beoordeling
1. Het accent van politieoptreden dient in geval van meldingen van geluidsoverlast van buren, vanuit de hulpverleningstaak van de politie, zoveel mogelijk te liggen op het voorkomen van verdere overlast, bijvoorbeeld door middel van bemiddeling. Indien na en ondanks bemiddelingspogingen sprake blijft van geluidsoverlast en er sprake is van strafbare feiten, of althans een naar objectieve maatstaven gemeten redelijk vermoeden van het plegen van strafbare feiten, dan behoort de politie repressief op te treden.
2. Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland vanaf omstreeks juni 1998, tot hij zich op 2 april 1999 tot de Nationale ombudsman wendde, onvoldoende is opgetreden naar aanleiding van zijn meldingen van (geluids)overlast veroorzaakt door zijn bovenburen, die langdurig de wasmachine laten draaien.
3. Verzoekers bovenbuurvrouw heeft op enig moment maatregelen genomen om het geluid en de trillingen die door haar wasmachine werden veroorzaakt te beperken. Deze maatregelen bestonden daaruit dat zij betonnen stoeptegels onder de wasmachine heeft (laten) leggen, en dat de machine waterpas is gezet.
Ook heeft de betreffende woningbouwvereniging een aantal malen een bezoek gebracht aan verzoeker en aan zijn bovenbuurvrouw om ter plaatse onderzoek te verrichten. De woningbouwvereniging heeft op 6 juli 1998 met verzoekers bovenbuurvrouw een afspraak gemaakt dat zij de machine niet zou gebruiken tussen 22.00 en 8.00 uur, en over de frequentie van dat gebruik. Ook heeft de woningbouwvereniging op enig moment een poging gedaan te bemiddelen tussen verzoeker en zijn buurvrouw. Het staat voldoende vast dat deze poging geen resultaat opleverde.
Uit de door verzoeker overgelegde rapportage van het Meldpunt Overlast Stadsdeel Oost/Watergraafsmeer is gebleken dat tussen 25 augustus 1999 en 16 september 1999 viermaal door de daartoe ingeschakelde overlastrapporteurs een overschrijding van de maximale geluidsnorm is gemeten in (de keuken van) zijn woning. De Nationale ombudsman acht het dan ook aannemelijk dat ook in de periode tussen juni 1998 en april 1999, de periode waarop het onderzoek van de Nationale ombudsman betrekking heeft, ondanks de bovengenoemde maatregelen, één of meerdere keren sprake is geweest van een zekere objectief meetbare geluidsoverlast in verzoekers woning.
4. De politie heeft in deze zaak verschillende malen vanuit haar hulpverleningstaak assistentie verleend. Naar aanleiding van de meldingen van verzoeker is de politie in de periode tussen begin juni 1998 tot eind augustus 1998 zes maal ter plaatse geweest. Uit de ter zake opgemaakte mutaties uit het dag- en nachtrapport is gebleken dat de politie bij die gelegenheden vier maal geen geluid van een draaiende wasmachine heeft kunnen waarnemen. Op 15 juni 1998 en op 28 augustus 1998 hebben de betrokken politieambtenaren echter wél geconstateerd dat er sprake was van trillingen dan wel geluid, waarneembaar in verzoekers woning, veroorzaakt door de wasmachine die in de woning boven die van verzoeker stond. Uit de mutatie van 15 juni blijkt dat de betrokken ambtenaren dit niet hebben ervaren als een oorzaak van duidelijke overlast. Zij ondernamen op dat moment geen verdere actie. Gebleken is verder dat de politie geen bedrijfsmatige activiteiten heeft kunnen constateren bij verzoekers bovenburen.
Politieambtenaren hebben voorts in juni 1998 schriftelijk contact gezocht met verzoekers bovenbuurvrouw over deze kwestie. De buurvrouw deelde de politieambtenaren op 1 juli 1998 in reactie hierop mee dat zij met de woningbouwvereniging de afspraak had gemaakt tussen 22.00 en 8.00 uur de wasmachine niet te gebruiken.
Op 28 augustus 1998 heeft een met naam genoemde ambtenaar van de politie contact opgenomen met de woningbouwvereniging. Tijdens dit gesprek deed de betrokken medewerker van de woningbouwvereniging de politie de toezegging samen met de rayonopzichter naar verzoekers woning te gaan, om te kijken of men hem behulpzaam kon zijn. Tot slot hebben ambtenaren van de politie verzoeker ook geadviseerd om (opnieuw) zelf in contact te treden met de woningbouwvereniging, indien hij overlast ondervond van de wasmachine.
5. Hoezeer ook begrip kan worden opgebracht voor de moeilijke situatie waarin iemand verkeert die regelmatig (geluids)overlast ondervindt van zijn buren, in dit geval was er naar het oordeel van de Nationale ombudsman - gelet op de bovenstaande feiten en omstandigheden - geen aanleiding om van de politie te verwachten dat zij zou overgaan tot verdere actie, waaronder begrepen een strafrechtelijke aanpak van het probleem.
De onderzochte gedraging is behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland (de burgemeester van Amsterdam), is niet gegrond.