1999/502

Rapport

Op 15 december 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer en mevrouw B. te Doetinchem, ingediend door de heer mr. C.T.G. van Schie, advocaat te Nijmegen, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland (de burgemeester van Apeldoorn), werd een onderzoek ingesteld.

Op grond van de namens verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:

Verzoekers klagen erover dat het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland in de periode van 11 juli 1997 tot en met 13 juli 1997 niet voldoende heeft gereageerd op diverse telefonische verzoeken om hulp in verband met hun problemen met buurtbewoners.

Voorts klagen verzoekers erover dat het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland naar aanleiding van de gebeurtenissen in de periode van 11 juli 1997 tot en met 15 juli 1997 onvoldoende en inadequaat opsporingsonderzoek heeft verricht.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland (de burgemeester van Apeldoorn) verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Daarnaast werd twee betrokken ambtenaren de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Zij maakten van deze gelegenheid geen gebruik.

In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te Zutphen over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. De genoemde hoofdofficier van justitie maakte van deze gelegenheid geen gebruik.

Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoekers gaven binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 20 maart 1998 diende verzoekers' gemachtigde een schriftelijke klacht in bij de chef van het district Achterhoek van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland. Hij deelde daarbij onder meer mee:

"Het gaat om een groot aantal kwesties, die allen terug te voeren zijn op problemen die door buurtbewoners veroorzaakt worden.

Deze zaak is geëscaleerd in de periode van 11/15 juli 1997. Een grote groep jongeren schoolde zich herhaaldelijk samen rond de woning van mijn cliënten en heeft, openlijk gesteund door buurtbewoners, de woning van mijn cliënten bekogeld met eieren/meel en frituurvet. Er werden diverse vernielingen aangericht (tuinhek/zonnescherm) en obscene gebaren gemaakt.

(...)

Mijn cliënten wensen zich met betrekking tot de gebeurtenissen in bedoelde periode over twee zaken te beklagen.

Zij willen zich allereerst beklagen over het feit dat er in het weekend van 11/13 juli 1997 in het geheel niet gereageerd is op de vele telefonische verzoeken van mijn cliënten, hun kinderen en diens echtgenoten om hulp. Zoals uit de aangifte en ook uit de door mijn cliënten gemaakte video-opnames blijkt, is er bij herhaling sprake geweest van een zeer bedreigende situatie.

Ook op de avond van 15 juli 1997 heeft zich weer een ernstig incident voorgedaan, waarop door de politie niet gereageerd is. Nadat agent W. met een collega verschenen was naar aanleiding van een melding van mijn cliënten, dat hun wasgoed kennelijk door buurtbewoners van de droogmolen getrokken was, is de woning van cliënten andermaal met eieren en frituurvet bekogeld. Hierop is wederom om politieassistentie verzocht door cliënten, maar er is niet gereageerd.

Mijn cliënten menen, dat er door het uitblijven van adequaat politieoptreden in de aangeduide periode, de zaak geëscaleerd is: Buurtbewoners gaan/gingen ongehinderd door met het veroorzaken van overlast, omdat de politie toch niet komt of niet adequaat optreedt. Ook thans vinden vele buurtbewoners daar nog een vrijbrief in mijn cliënten bij voortduring lastig te vallen met beledigingen en bedreigingen.

De tweede klacht betreft het politieonderzoek dat ingesteld is naar aanleiding van de door mijn cliënten gedane aangifte m.b.t. de gebeurtenissen in de periode 11/15 juli 1997. Dit onderzoek heeft uiteindelijk maar weinig opgeleverd. Dit is mede een gevolg van het feit dat de buurtbewoners/betrokkenen zeer summier verklaard hebben over de gebeurtenissen en elkaar de hand boven het hoofd gehouden hebben.

Het is daarom verbazingwekkend dat de video-opnames die door mijn cliënten gemaakt zijn, reeds op 15 juli 1997 door de heer W. getoond zijn aan twee van de verdachten t.w. Z. en Mi. Deze waren daardoor onmiddellijk op de hoogte van het aanwezige bewijsmateriaal, waardoor het daarna ingestelde onderzoek uiteindelijk niet meer kon opleveren dan het thans heeft opgeleverd.

Van de incidenten van dinsdag 15 juli 1997 (besmeuren woning) zijn mijn cliënten en hun kinderen getuigen geweest. Zij kunnen ook aangeven, welke buurkinderen bij dit incident betrokken geweest zijn, maar zijn naar aanleiding hiervan nimmer gehoord. Naar deze aangifte is geen adequaat onderzoek verricht en de zaak is dan ook niet aan de orde geweest in het opgemaakte verbaal, waardoor de verdachten over die kwestie in het geheel niet gehoord zijn.

Ik verzoek u deze klachten te onderzoeken en mij mee te delen of u met mijn cliënten van mening bent, dat u in uw taakuitoefening in de periode 11/15 juli 1997 tekort geschoten bent door niet te reageren op telefonische oproepen van mijn cliënten om hulp en of u met mijn cliënten van mening bent dat het recherche-onderzoek in deze zaak uit recherche-tactisch oogpunt slecht in elkaar zat, waardoor de meeste verdachten de dans ontsprongen zijn."

2. De beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland deelde de gemachtigde van verzoekers bij besluit van 9 juli 1998 onder meer mee:

"De korpsbeheerder van de politieregio Noord- en Oost-Gelderland;

(...)

Overwegende voorts:

dat de klachtencommissie in haar vergadering d.d. 15 juni 1998 het advies met betrekking tot de afhandeling van de klacht heeft gegeven;

dat dit advies van de klachtencommissie samengevat inhoudt, dat de klacht ONGEGROND dient te worden verklaard op grond van het rapport van de klachtenbehandelaar en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen;

dat de commissie daarbij het volgende heeft overwogen:

- dat er al sinds de zomer van 1994 onenigheid bestaat tussen de familie B. en de buurtbewoners;

- dat er in juli 1997 regelmatig groepjes jongelui zijn samengeschoold rond de woning van de familie B.;

- dat deze jongelui de woning van de familie B. herhaaldelijk hebben bekogeld met eieren/meel en frituurvet, obscene gebaren hebben gemaakt en vernielingen hebben gepleegd aan het tuinhek/zonnescherm;

- dat de politie de problematiek van dhr. en mevr. B. kent;

- dat de politie in de periode van 1 januari 1996 tot en met 3 mei 1998 in het totaal 143 maal bemoeienis met de fam. B. heeft gehad;

- dat, mede gelet op de prioriteiten die de politie moet stellen in verband met de werkdruk en de vele uren die reeds door de politie zijn besteed aan bemiddeling tussen de familie B. en de omwonenden, er met justitie afspraken zijn gemaakt over de handelwijze van de politie;

- dat er is afgesproken dat de politie alleen nog zal reageren indien er sprake is van het plegen van ernstige vormen van strafbare feiten;

- dat er is afgesproken dat aangiften op het politiebureau worden opgenomen;

- dat uit het ingestelde onderzoek blijkt dat in de periode van 11 tot 15 juli 1997 de politie volgens het bedrijfsprocessensysteem tien maal bemoeienis met de fam. B. heeft gehad;

* drie maal is de zaak telefonisch afgedaan i.v.m. de bovenvermelde afspraak;

* drie maal is men ter plaatse gegaan en is er niets aangetroffen;

* éénmaal is men ter plaatse gegaan en heeft men jongelui zien wegvluchten;

* éénmaal is men ter plaatse gegaan en heeft de politie proces-verbaal opgemaakt;

* éénmaal is men ter plaatse gegaan en heeft men de jeugd ter plaatse verwijderd;

* éénmaal heeft de politie aan het bureau een gesprek met de zoon van B. gehad;

- dat aan de afhandeling/onderzoek van de problematiek zoals deze zich in de periode van 11/15 juli heeft voorgedaan, de verbalisant naar schatting 80 uur heeft besteed inclusief bemiddeling;

- dat de familie B. van dit gebeuren video-opnamen heeft gemaakt;

- dat door een zoon van de familie B. twee videobanden voor het onderzoek aan de politie ter beschikking zijn gesteld en dat er daarbij geen voorbehoud voor het gebruik is gemaakt;

- dat de klachtencommissie kennis heeft genomen van de opname van één videoband en van het door mevr. B. bijgehouden dagboek over deze problemen;

- dat aan het politiebureau te Doetinchem twee personen zich hebben beklaagd, over het feit dat door dhr. en mevr. B. zonder toestemming video-opnames en foto's zijn gemaakt;

- dat, om in gesprek te komen met deze twee personen en nadere informatie van hen in te winnen, de verbalisant heeft besloten om de personen de videoband te laten zien;

- dat de verbalisant hierdoor achter de personalia van deze twee personen is gekomen en hij hen, nadat door de fam. B. aangifte was gedaan, als verdachte heeft kunnen horen;

- dat tijdens het onderzoek dhr. en mevr. B. beiden zijn gehoord;

- dat er van de overlast en de vernielingen een proces-verbaal is opgemaakt met 7 verdachten;

- dat van justitie is vernomen dat er ten aanzien van twee verdachten 8 uren dienstverlening is opgelegd en dat de stelling dat getuigen van het besmeuren van de woning van klagers op 15 juli 1997 niet zijn gehoord, in het proces-verbaal wordt weerlegd;

- dat de commissie daarbij tot het volgende oordeel komt:

- voorop dient te worden gesteld dat het accent van politieoptreden in geval van conflicten als de onderhavige, zoveel mogelijk dient te liggen op preventie en hulpverlening;

indien het conflict na en ondanks herhaalde bemiddelingspogingen echter toch escaleert en er sprake is van strafbare feiten, of althans een naar objectieve maatstaven gemeten redelijk vermoeden van het plegen van strafbare feiten, dan behoort het ook tot de taak van de politie om repressief op te treden en n.a.v. een door één van de bij het conflict betrokken partijen gedane aangifte een behoorlijk onderzoek in te stellen;

- dat in casu is gebleken dat er diverse pogingen zijn ondernomen, die geen van alle tot het beoogde resultaat hebben geleid;

- dat uit de verschillende mutaties in het bedrijfsprocessensysteem van de politie blijkt dat de politie in de periode van 11 tot en met 15 juli 1997 meerdere malen op de telefonisch meldingen van dhr. en mevr. B. heeft gereageerd;

- dat er door de politie, naar aanleiding van de aangifte gedaan door dhr. en mevr. B., een behoorlijk onderzoek is ingesteld en er een proces-verbaal is opgemaakt;

- dat het feit, dat buurtbewoners en betrokkenen slechts summier verklaringen hebben afgelegd en elkaar tijdens het onderzoek de hand boven het hoofd hebben gehouden, de politie niet valt te verwijten;

- dat, dank zij het tonen van de video-opnames, de politie in contact is kunnen komen met de verdachten en achter de personalia van twee jongens; dat de jongens geen nadere informatie hebben willen geven is naar de mening van de commissie niet te wijten aan de tijd waarop de politie de opnamen heeft getoond;

- dat, zoals o.a. ook uit de informatie van justitie blijkt, dhr. en mevr. B. tijdens het onderzoek wel zijn gehoord;

- dat door justitie op basis van het ingediende proces-verbaal aan twee verdachten dienstverlening is opgelegd;

- dat gezien de voortdurende inspanningen van het politieteam Doetinchem rondom de "problematiek B.", het beleid dat daaraan ten grondslag ligt en de voldoende zorg die aan de zaak is besteed, de klacht als ongegrond dient te worden beschouwd;

dat de korpsbeheerder zich met het advies van de klachtencommissie kan verenigen en hierbij het advies overneemt;

BESLUIT

- klager in zijn ingediende klacht ontvankelijk te verklaren;

- de klacht, ONGEGROND te verklaren;"

3. Politieambtenaar W. maakte naar aanleiding van de gebeurtenissen in juli 1997 een proces-verbaal op dat hij op 16 november 1997 sloot. Hierin staat onder meer vermeld:

"Voorgeschiedenis:

Op het adres (...) te Doetinchem wonen de heer en mevrouw B.

Het echtpaar B. leeft voornamelijk de laatste jaren in onmin met een aantal buurtbewoners. Vooral mevrouw B. reageert daarbij dan hevig. De partijen gaan elkaar niet uit de weg. Bij de diverse confrontaties worden over en weer beledigingen en bedreigingen geuit waarbij het ook enkele keren tot een handgemeen kwam.

Dit leidde tot diverse aangiftes en klachten. Dit gaat tot op heden door.

Personeel van de politie te Doetinchem was zodoende genoodzaakt vaak op te treden, zowel bemiddelend als repressief. Echter resultaten in positieve zin werden niet geboekt.

Omdat dit alles onevenredig veel capaciteit van de politie vergde, heeft de politiechef in overleg met het openbaar ministerie besloten om bij verzoeken om hulp van de familie B., daarop niet meer te reageren.

Dit is schriftelijk aan de familie B. kenbaar gemaakt omstreeks januari 1997.

Tot laatst juni 1997 werd de politie Doetinchem amper lastig gevallen met deze zaak.

Escalatie:

Op 23 en 24 juni 1997 werd buurvrouw S., (...) te Doetinchem door mevrouw B. uitgescholden en bedreigd. Hiervan heeft ze een klacht gedaan met verzoek tot vervolging. (...)

Op 9 juli 1997, van 00.15 uur tot 04.00 uur was er een behoorlijke vorm van geluidsoverlast afkomstig van de familie B.

De buren, genaamd (...) te Doetinchem hebben daarvan aangifte gedaan. (...)

Volgens de heer B. was zijn vrouw die nacht geheel overstuur geweest. In verband met allerlei frustraties was ze zich aan het afreageren geweest. Hierbij zou ze onder andere hard tegen het bad hebben geslagen, hetgeen een hard geluid had gemaakt. Ook zou mevrouw B. de woorden mes en kinderen hebben laten vallen. Dit zou in de buurt opgevat zijn dat ze mogelijk de buurkinderen wat zou aandoen.

Vermoedelijk naar aanleiding van wat er al eerder allemaal is voorgevallen en deze laatste incidenten zijn kinderen vermoedelijk aangespoord, dan wel niet tegengehouden om tegen de heer en mevrouw B. en bij en aan de woning 'rotzooi' te trappen.

De jeugd had omstreeks die tijd vakantie.

Op 10 juli 1997 vanaf 12.00 uur hebben kinderen zich nabij de woning van B. verzameld en opgehouden. De heer en mevrouw B. stonden dat niet toe. Als tegenmaatregel zijn van die kinderen toen door de familie B. ongewild foto's en video-opnames gemaakt. Dit alles had een sensatieverhogend effect en trok steeds meer kinderen uit de wijdere omgeving aan. In steeds wisselende samenstelling hebben ze toen periodiek tot en met 15 juli 1997, allerlei vernielingen aan en nabij de woning van B. aangericht. Deze vernielingen bestonden uit het gooien van eieren en andere ongerechtigheden tegen de gevels, het trekken aan het zonnescherm, het struiken uit de tuin trekken, het tuinhek vernielen en het wasgoed, dat buiten in de tuin te drogen hing op de grond en in de afvalcontainer te gooien. Vooral het maken van foto's en video-opnames leidde tot het nodige vermaak bij de jeugd.

Omdat deze gang van zaken behoorlijk uit de hand liep en niet te tolereren was, heeft de politie na een onderhoud met een zoon van B. vanaf 14 juli 1997 intensief toezicht gehouden bij de woning van B. en ook weer gereageerd op meldingen van B.

Op maandag, 14 juli 1997, omstreeks 15.00 uur zag ik een groep kinderen van ongeveer 20 personen nabij de woning van B. Ik zag ook de eerder omschreven vernielingen. Die kinderen heb ik daar toen verwijderd.

Enige tijd later hielden zich daar weer kinderen op, die daar wederom verwijderd werden. Die kinderen stonden op een afstand van ongeveer 40 meter van de woning van B. op de openbare weg. Dit waren voor mij allemaal onbekende kinderen.

Ik ben toen bij B. binnen geweest en zag, dat er kapot gegooide eieren lagen. Deze waren via de openstaande keukendeur naar binnen gegooid. Mevrouw B. reageert daar na korte tijd zo emotioneel, dat ze zich schreeuwend en geheel overstuur terug moest trekken.

Een zoon van B. had aan de politie te Doetinchem 2 videobanden ter beschikking gesteld, waarop stukken opnames stonden van de daar plaatsgehad hebbende rellen.

Op 15 juli 1997, kreeg ik in de loop van de middag een telefoontje van de heer B., met de mededeling, dat hij aangifte wenste te doen van diefstal van wasgoed vanaf de droogmolen uit zijn achtertuin. Ook zou er weer met eieren gegooid zijn. Daarbij heb ik toen B. medegedeeld eens te kijken in de afvalcontainer, die daar ook in de achtertuin staat.

Hij deelde mij toen mede het vermiste wasgoed daarin gevonden te hebben. Daarbij gaf B. mij te kennen, dat deze zaak daarbij was afgedaan.

Bij het opnemen van de aangifte heeft B. dit incident niet meer aan de orde gesteld en omdat de officiële aangifte ruim een week later plaatsvond, heb ik er ook niet meer aan gedacht dat incident aan de orde te stellen.

(...)

Op 15 juli 1997, omstreeks 20.00 uur vervoegden zich bij mij het politiebureau te Doetinchem 2 jongens. Deze jongens had ik ook bij de groep jongeren gezien, die zich op 14 juli 1997 ophielden nabij de woning van B. Ze gaven op te zijn Z. (...) en Mi. (...).

Zij beklaagden zich erover dat ze tegen hun zin door B. op de foto en de video waren gezet. Zij verzochten de ongewenste video-opnames te mogen zien. Vervolgens heb ik samen met die jongens de videobanden bekeken. Ik zag daarbij dat op de banden geen vernielingen stonden, die door die 2 personen waren gepleegd. Zij wilden geen verklaring afleggen met betrekking tot de personen die op de opnames wel strafbare feiten pleegden.

Vervolgens is er door de politie extra toezicht gehouden nabij de woning van B. en bleef het daar op enkele kleine incidenten na betrekkelijk rustig. Wel werd steeds door mevrouw B. naar de politie gebeld, wanneer zich in de buurt groepjes kinderen ophielden. Zij eiste, dat die kinderen verwijderd werden. Omdat die kinderen daar geen overlast veroorzaakten, is daar niet te veel op gereageerd.

(...)

Op 24 juli 1997, om 21.04 uur deed B. bij mij aangifte van de gepleegde vernielingen.

Ofschoon het gebeurde voor de familie B. een ingrijpende gebeurtenis was, had het in te stellen onderzoek voor mij niet die prioriteit die B. dacht daaraan te moeten toekennen.

(...)

Omdat ik de jongeren niet kende, die op de videobanden stonden heb ik vlak voor mijn zomervakantie deze banden op 27 juli 1997 overgedragen aan T. van het JEKK.

Hij kende echter geen jongeren bij naam en heeft de banden afgegeven bij de receptie van het politiebureau te Doetinchem met het verzoek om ze aan mij te geven.

(...)

Omdat ik deze opnames nodig had voor het verdere onderzoek, heb ik op 1 september 1997, om 11 uur een reserveband bij B. thuis bekeken. Ik zag toen, dat een meisje tegen het tuinhekje aan de achterzijde van de woning van B. trapte. Volgens de heer en mevrouw B. zou dat de dochter van buurman E., (...) zijn. B. noemt in zijn aangifte de naam (...) en dit moet dus E. zijn.

Dat meisje is later door mij als verdachte gehoord. Omdat toen nog geen verdere namen van de verdachten bekend werden is op verzoek van mij later deze band ter beschikking gesteld.

Op de band stond een groep jongeren nabij de woning van B. Ze stelden zich behoorlijk aan. Ik zag, dat een jongen met een zakje met inhoud in de richting van de woning gooide. Ook gooide een andere jongen de achter in de tuin staande minicontainer om. Van deze feiten heb ik op het bureau fotoprints gemaakt. Uit onderzoek bleek, dat de jongen, die met dat zakje gooide M., (...) was. Die andere jongen, die de vuilniscontainer omgooide was D. (...).

(...)

Verhoor verdachten:

Op 5 oktober 1997 hoorde ik de verdachten M. en D. voornoemd, na ontbieding op het politiebureau te Doetinchem.

Hierbij gaf M. toe ongeveer 4 keer met eieren en plastic zakjes met meel, vermengd met water op de woning van B. te hebben gegooid.

(...)

D. gaf toe die container omver gegooid te hebben.

Het petje, dat B. aanvankelijk niet terug had willen geven zou van H. te Doetinchem zijn.

Op 19 oktober 1997 hoorde ik na ontbieding op het politiebureau te Doetinchem als verdachten Z., Mi. en M.E.

Z. kwam samen met zijn vader en werd in het bijzijn van zijn vader gehoord.

(...)

Mi. verklaarde geen vernielingen bij B. te hebben gepleegd. Wel zou hij zijn middelvinger voor de camera hebben opgestoken. Hij wilde geen namen noemen van andere betrokkenen. Mi. ontkende eveneens iets vernield te hebben. Ook hij wilde geen namen noemen.

M.E. verklaarde niets bij de woning van B. vernield te hebben. Wel verklaarde ze met haar voet op het tuinpoortje geleund te hebben. Ze veronderstelde, dat de heer en mevrouw B. zodoende dachten, dat ze dat hek kapot getrapt had. Ook zij wilde geen namen van de betrokkenen noemen. Wel verklaarde ze, dat ze nog steeds lastig gevallen en uitgescholden werd door mevrouw B.

Op 20 oktober 1997 is H. na ontbieding op het politiebureau te Doetinchem in het bijzijn van zijn moeder door mij gehoord. Hij gaf toe een keer een ei tegen de woning van B. gegooid te hebben. Namen van vrienden en vriendinnen, die ook gegooid hadden wilde hij niet noemen.

(...)

Op l november 1997 heb ik mevrouw P. als verdachte gehoord. Volgens de verklaringen van kinderen zou zij eieren en zakjes meel met water aan de kinderen verstrekt hebben, om daarmee de woning van B. te bekogelen. Zij wenste echter geen verklaring af te leggen."

B. Standpunt verzoeker

1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder KLACHT.

2. Voorts deelde verzoekers gemachtigde bij brief van 12 december 1998 onder meer mee:

"Cliënten betwisten, dat er door de politie in de betreffende periode adequaat is opgetreden. Er is niet gereageerd op verzoeken om hulp. Zaken telefonisch afdoen is niet bepaald een adequaat politieoptreden te noemen als de woning belegerd wordt door agressieve jongeren en bekogeld wordt met eieren en frituurvet. In een dergelijke situatie is het alleen adequaat om ter plaatse te gaan om mogelijke relschoppers te arresteren en de orde te herstellen.

Cliënten betwisten, dat de politie voor 14 juli 1997 ter plaatse is geweest. Tot die datum zijn mijn cliënten geheel verstoken geweest van politiehulp en aan hun lot overgelaten.

Dit wordt bevestigd door het proces-verbaal van bevindingen, dat naar aanleiding van de incidenten in de periode 6/15 juli 1997 is opgemaakt door verbalisant W. (...) Hier wordt gesteld (blz 1 en 2):

'......Omdat dit alles onevenredig veel tijd van de politie vergde heeft de politiechef in overleg met het openbaar ministerie besloten om bij verzoeken om hulp van de familie B., daarop niet meer te reageren.

......

Omdat de gang van zaken behoorlijk uit de hand liep en niet te tolereren was, is na een onderhoud met de zoon van B. vanaf 14 juli 1997 intensief toezicht gehouden bij de woning van B. en ook weer gereageerd op meldingen van B.'

Hieruit blijkt overduidelijk, dat de politie mijn cliënten in de periode 6/13 juli 1997 aan hun lot heeft overgelaten, terwijl er in die periode bij herhaling sprake geweest is van een zeer bedreigende situatie, zoals ook uit voormeld proces-verbaal en de video-opnamen blijkt. De politie is naar de mening van mijn cliënten dan ook ernstig tekort geschoten in haar hulpverlenende en opsporingstaak in de betreffende periode.

Cliënten handhaven ook hun klacht mbt het niet-adequate opsporingsonderzoek. Er was op 15 juli 1997 geen enkele aanleiding om de videopnamen te laten zien aan de twee personen, die zich meldden bij het politieburo (Mi. en Z.). Uit hun verklaringen bleek immers, dat zij aanwezig geweest waren en dus potentieel verdacht.

Een en ander klemt des te meer, nu naar alle waarschijnlijkheid de verbalisant zelf nog geen kennis genomen had van de inhoud van de band.

Bovendien hadden mijn cliënten op dat moment nog geen aangifte gedaan. Deze is pas opgenomen op 24 juli 1997. Ook uit deze aangifte van mijn cliënten blijkt, dat in ieder geval de personalia van een van hen (Mi.) al bekend was. De gegevens van de andere, die zich meldde had ook door mijn cliënten, althans hun kinderen gegevens kunnen worden.

Uit recherche tactisch oogpunt is het onverstandig om alvorens te beschikken over een behoorlijke aangifte, die onderbouwd kan worden met getuigenverklaringen (van de kinderen) potentiële verdachten te confronteren met bewijsmateriaal."

C. Standpunt beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland

1. De beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland deelde bij brief van 19 maart 1999 mee dat hij het besluit van de vorige korpsbeheerder van 9 juli 1998, om de klacht van verzoekers ongegrond te verklaren (zie A. FEITEN, onder 2.), onderschreef.

2. Bij zijn reactie voegde de korpsbeheerder een aan de regionale klachtencommissie van de regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland gezonden brief van het arrondissementsparket te Zutphen van 10 juni 1998. In deze brief staat onder meer vermeld:

“Thans wordt geklaagd over de politiebemoeienis in de periode 11 tot en met 15 juli 1997.

Dit heeft (...) geleid tot een uitvoerig proces-verbaal met 7 verdachten, te weten:

M. (...) en H. (...) zijn onderhouden ten parkette en zijn in de gelegenheid gesteld verdere strafvervolging te voorkomen door het verricht van 8 uren “dienstverlening”;

D. (...) is ten parkette gewaarschuwd, maar overigens niet vervolgd omdat zijn aandeel in het feit gering was;

Bo., Em, Mi. en Z. (parketnummers (...) zijn geseponeerd wegens gebrek aan bewijs.

Over de handelwijze van de politie jegens klagers zijn verschillende malen afspraken gemaakt tussen politie en justitie. Onder meer is afgesproken dat aangiftes op het politiebureau opgenomen worden, aangiftes bij de casescreaning worden besproken en dat daar - in overleg - bezien wordt welke aktie geïndiceerd is.

De videobanden zijn blijkens een ambtelijk verslag door een zoon van de familie B. voor het onderzoek aan de politie ter beschikking gesteld. Daarbij zijn geen voorbehouden voor gebruik gemaakt; naar mijn oordeel is de toegepaste onderzoeksmethode onder de gegeven omstandigheden niet onjuist; voor het toepassen van zwaardere dwangmiddelen was gezien de ernst van de feiten geen rechtvaardiging.”

3. De korpsbeheerder voegde bij zijn reactie voorts achttien mutaties uit het dag- en nachtrapport uit de periode van 12 juli 1997 tot en met 16 juli 1998. Deze mutaties vermelden onder meer:

“Gemuteerd op: 21:25 12-JUL-97

(...)

wederom conflict. gezien afspraak op lokatie 1e melding afgepoeierd. zoon was op de 4199 geweest om de zaak te overleggen en iov met de 4199 auto gestuurd.

Reden status: niets aangetroffen.”

“Gemuteerd op: 21:48 12-JUL-97

(...)

Verscheen E.B. aan het loket. Hij was door ouders gebeld omdat jongelui met eieren tegen de woning gooiden. B. gewezen op de gemaakte afspraak en het advies gegeven om eerst zelf eens te gaan bij de woning van zijn ouders. Later belde hij via de binnenlijn dat er op dat moment weer door jongeren met eieren werd gegooid. Door de 40.03 werden geen jongeren bij de woning aangetroffen. Wel zat er struif tegen de ruiten en de muur. A. en G. kwamen in het pad achter de woning een oudere en een jongere man met een hond tegen, waarvan zij de indruk kregen dat dit vader en zoon B. waren, maar tot een gesprek kwam het niet.”

“Gemuteerd op: 22:52 12-JUL-97

(...)

Opnieuw eieren tegen de ruiten van de woning gegooid. Van de dader opnieuw geen spoor. Extra toezicht gevraagd.

Reden status: beleidsafspraak”

“Gemuteerd op: 23:04 12-JUL-97

(...)

Wederom telefoontje gehad van B.

Vriendelijke uitleg gegeven over wat haar bekend is. Ter info.”

“Gemuteerd op: 19:23 13-JUL-97

(...)

Overlast jeugd bij het winkelcentrum. Hebben het kennelijk gemunt op fam. B. op no 8.”

“Gemuteerd op: 22:52 13-JUL-97

(...)

Overlast buurt (...)

Melding dat er met eieren werd gegooid op de auto van nr 8. Melding kwam uit de buurt. Kennelijk liggen de bewoner(s) van nr 8 overhoop met de rest van de buurt. Toen wij t.p. kwamen zagen wij dat de auto voor de woning (...) en de ruit van de woning was bekogeld met smurrie. Wat het precies was konden wij niet zien. Het leek op (een) zakje(s) met nat poeder/meel, maar het kan net zo goed iets anders geweest zijn. Zou veroorzaakt zijn door buurtbewoners. Bij nr 8 niemand getroffen. Bij nr 10 werd niet open gedaan. Bij nr 12 zaten meerdere mensen in de woning die zicht konden hebben op het gebeuren, maar zij wisten nergens van.”

“Gemuteerd op: 11:05 14-JUL-97

(...)

Overlast van jeugd bij B.

Kwam bij We. aan bureau. Hij vond dat het nu uit de hand gaat lopen bij nummer 8. In de middag gaat zich daar regelmatig een groep jeugd verzamelen van een man of 20. Deze komen niet uit de buurt, maar gaan zich toch tegen de fam. B. keren en bekogelen o.a. dat huis met eieren en dergelijke artikelen. Ook op het moment dat hij zijn container buiten gaat zetten, hoort hij de jongelui zeggen, dat ze die wel kunnen legen bij B. Hierop ging hij maar retour met zijn container.

Hij vindt dat er wat aan de situatie gedaan zal moeten worden, voordat het nog meer uit de hand gaat lopen. Hij weet dat de kwestie bij ons uitgebreid bekend is."

“Gemuteerd op: 15:21 14-JUL-97

(...)

Problemen, afspraak op lokatie.

Reden status: ter informatie”

“Gemuteerd op: 18:30 14-JUL-97

(...)

Melder wordt weer uitgedaagd door plm 8 jongelui die aan overzijde vd weg opvallend daar blijven staan. Melder voelt zich geïntimideerd, durft woning niet te verlaten.

Reden status: telefonisch afgedaan”

"Gemuteerd op: 19:13 14-JUL-97

(...)

Via 06-11, veel herrie op achtergrond, er zouden struiken uit de grond gehaald zijn en wasgoed van de lijn getrokken.

Reden status: dossier opgemaakt."

“Gemuteerd op: 21:16 14-JUL-97

(...)

Overlast jeugd bij fam. B.

Via mk gegaan naar bovengenoemd adres ivm overlast jeugd. TP niets aangetroffen. Daarna maar weer vervolg.”

“Gemuteerd op: 21:20 14-JUL-97

(...)

Wederom overlast jeugd bij B.

Op verzoek van mk opnieuw gegaan naar de fam B. Toen we eraan kwamen zagen we een groep jongeren wegrennen. Deze niet kunnen achterhalen. Het grote verhaal komt in een volgende mutatie."

"Gemuteerd op: 22:36 14-JUL-97

(...)

I.v.m. melding aldaar een onderzoek ingesteld voor de 3e keer deze middag/avond.

Veel buren, de kinderen van B. met aanhang en veel jeugd uit de (...) in de omgeving van de woning van B. aangetroffen. De gemoederen waren behoorlijk verhit. De was in de achtertuin van B. was op de grond gegooid; eieren waren via de achterdeur naar binnen gegooid. Een struik was uit de tuin gerukt. Kortom een escalerende situatie. De jeugd uit de wijde omgeving schept er nu, aangemoedigd door de buren van B., om daar de heer en mevr. B. te pakken te nemen. Ofschoon de fam. B. debet is aan deze escalatie is dit toch niet te tolereren.

De zoon van B. heeft van de afgelopen dagen video-opnamen gemaakt en 2 banden ter beschikking van ons gesteld.

Een bemiddelend gesprek van anderhalf uur daar gehad met de jeugd, de buren en de fam. B.

Om een oplossing te vinden voor deze onhoudbare situatie de 2 zonen van B. met hun vrouwen op het bureau uitgenodigd voor a.s. donderdagavond 20u.

Een stuk van een videoband bekeken. Daarop is te zien hoe jongeren met zakjes verf en eieren de woning en auto van B. bekogelen.

Een onderzoek naar deze strafbare feiten wordt ingesteld.

PV wordt opgemaakt en de aangerichte schade dient geregeld te worden."

"Gemuteerd op: 09:05 15-JUL-97

(...)

geluidsoverlast (stereo) keihard vanuit de woning.

Reden status: ter informatie"

"Gemuteerd op: 10:10 15-JUL-97

(...)

Men had geklaagd over geluidsoverlast veroorzaakt door B. zelf. Klacht was terecht. Getracht een gesprek aan te gaan met dhr. B. Was niet echt mogelijk. Hem wel duidelijk gemaakt, dat bij een volgende constatering wij de mogelijkheid hebben tot medenemen van de geluidsinstallatie. Wordt ongetwijfeld vervolgd."

"Gemuteerd op: 19:12 15-JUL-97

(...)

Wederkerende overlast van jeugd. Zijn zich nu thv woning (...) aan het verzamelen."

"Gemuteerd op: 22:31 15-JUL-97

(...)

Had de fam. B. gebeld. De jeugd was zich aan het verzamelen en men was bang dat er weer wat zou gaan gebeuren. Ter plekke een groepje jeugd. Hen eerst netjes verzocht een ander stekje te zoeken. Was men niet meteen van plan. Vervolgens met iets meer dwang hen een eindje verwijderd. Afgedaan."

"Gemuteerd op: 12:37 16-JUL-97

(...)

Nav de problemen bij B. en de jeugd een uitvoerig gesprek gehad met T. (JEKK). De jeugd die voorheen het station onveilig maakte hangt nu rond bij B. T. tevens de lijst met namen gefaxed van lui die wij al eerder bij het station hadden gecontroleerd. T. zal de boel ook eens gaan bekijken.

Hem tevens geadviseerd zich niet te gaan verdiepen in de achtergrond van dit probleem."

4. De korpsbeheerder voegde voorts bij zijn reactie twee schriftelijke weergaven van een zogenoemde 'afspraak op lokatie' met betrekking tot het adres van verzoekers waarin onder meer was vermeld:

"5 Dt/td afspraak geldig vanaf: 13-03-97/18:09

6 Dt/td afspraak geldig t/m : 13-03-98/23:59

GEMAAKTE AFSPRAAK - gegevens op lokatie

B. en echtgenote hadden in de vorige buurt (...) en hebben nu in de nieuwe buurt (...) continu problemen met omwonenden. Door de chef basiseenheid is B. een brief gestuurd dat de politie geen tijd meer aan bemiddelingspogingen e.d. zal besteden. ALLEEN wanneer er sprake is van het plegen van ernstige vormen van strafbare feiten kan er een beroep op de politie worden gedaan."

"5 Dt/td afspraak geldig vanaf: 15-07-97/06:59

6 Dt/td afspraak geldig t/m : 01-12-97/23:59

GEMAAKTE AFSPRAAK - gegevens op lokatie

In afwijking van het misschien al bekende op dit adres is afgesproken dat er bij meldingen van overlast jeugd WEL gereageerd moet worden, MAAR dat deze meldingen TELEFONISCH aan de auto worden doorgegeven."

5. Ten slotte voegde de korpsbeheerder bij zijn reactie een brief van 12 december 1996 van de chef van de Basiseenheid Barlham van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland aan verzoekers. In deze brief staat onder meer vermeld:

"Mede gelet op de prioriteiten die de politie moet stellen in verband met de werkdruk en de vele uren die reeds door de politie zijn besteed aan bemiddelingen tussen u en omwonenden, zowel in uw oude woonomgeving, de (...), als uw huidige, (...), zal door de politie niet nog langer op dit soort meldingen worden gereageerd."

D. Reacties verzoeker

1. Verzoekers' gemachtigde deelde bij brief van 16 juli 1999 onder meer mee:

AD A

Zoals ik reeds in de klacht zelf heb aangegeven (...) bestond er binnen het politiekorps het 'beleid' om niet meer op verzoeken om hulp van mijn cliënten te reageren.

Dit 'beleid' wordt andermaal bevestigd door de schriftelijke reactie van de heer W. op door mij ingediende klacht bij de korpschef (...) Hij stelt daar:

'Dat er in het weekend daarvoor niet gereageerd zou zijn op deze incidenten zou te

maken kunnen hebben met de 'afspraak op lokatie', ook bekend bij RMK (regionale

meldkamer?).

Deze 'afspraak op lokatie' hield in niet te reageren op hulpaanvragen van de (adres

verzoekers: N.o.)'

Dit stuk bevestigt de stelling van mijn cliënten, dat er in het betreffende weekend niet adequaat opgetreden is naar aanleiding van de meldingen van mijn cliënten.

Dit beeld wordt ook bevestigd door de geregistreerde mutaties, die van een aantal van de meldingen van mijn cliënten gemaakt zijn. Uit de afdoeningsnotities blijkt, dat op deze geregistreerde mutaties nauwelijks gereageerd is.

Melding om 21.25, vrijdag 12 juli 1997

Spreekt voor zich.

'Gezien afspraak op lokatie melding afgepoeierd'

Er wordt geen actie ondernomen.

Melding om 21:48, vrijdag 12 juli 1997

Zoon van cliënten meldt zich op het politiebureau om om hulp te vragen voor zijn ouders. Er wordt niet gereageerd. Hem wordt gezegd eerst zelf maar kijken.

Zoon belt later op. Nu wordt er kennelijk wel een auto gestuurd, maar jongeren zijn verdwenen. Cliënt B. en zijn zoon ontkennen overigens de betreffende avond de politie bij de woning te zijn tegengekomen.

Melding 22.52, vrijdag 12 juli 1997

Cliënten melden andermaal, dat er met eieren gegooid wordt en vragen om toezicht. Er wordt geen actie ondernomen (beleidsafspraak).

Melding om 23.04 uur, vrijdag 12 juli 1997

Opnieuw wordt door cliënten gebeld met het politieburo. Er wordt wederom geen actie ondernomen.

Melding om 19.23 uur, zaterdag 13 juli 1997

Deze melding is niet door cliënten gedaan, maar door een van de buren. (Sic: Zelfs zij menen, dat de zaak volledig uit de hand aan het lopen is.) Cliënten hebben wel een burgerauto met politie door de straat zien rijden (...), maar er wordt niets ondernomen.

Overigens is er door cliënten op 13 juli 1997 nog 5 maal met het politieburo gebeld met het verzoek om bescherming, maar is daarop in het geheel niet gereageerd. Deze telefoongesprekken zijn ook niet terug te vinden in de mutaties. Als bijlage 3 bij deze brief gaat een telefoonnota, waar uit blijkt, dat er op 13 juli 1997 in totaal 5 maal gebeld is met het politieburo. (Het nummer 322333 of 322330 is van het politieburo te Doetinchem.)

De klacht van mijn cliënten is, dat er in het betreffende weekeinde niet gereageerd is op verzoeken om hulp en bescherming van mijn cliënten. Ik meen, dat dit op overtuigende wijze blijkt uit hetgeen hier gesteld is.

(...)

AD B

Het blijft mijn cliënten verbazen, dat een opsporingsambtenaar zonder ook maar de aangifte van mijn cliënten te hebben opgenomen, de video-opnamen laat zien aan twee potentiële verdachten.

Het moet ook aan de politie duidelijk geweest zijn, dat de personen aan wie de video vertoond is, tot de kring van verdachten behoorden (NB: Zij klaagden erover, dat zonder hun toestemming er video-opnamen gemaakt van hen gemaakt zijn). Het lag dan ook voor de hand, dat zij aan andere verdachten zouden doorgeven, wat er op de video te zien zou zijn, hetgeen de bewijsvergaring aanzienlijk bemoeilijkte.”

2. Bij zijn reactie voegde verzoekers gemachtigde een specificatie van de telefoongesprekken die onder meer van 12 juli 1998 tot en met 14 juli 1998 vanuit verzoekers woning waren gevoerd. Dit overzicht vermeldt onder meer:

Datum Tijd (...) Gekozen nummer Trf Duur

12 jul 21:15 322330 v 00.01.18

(...)

12 jul 22:58 322330 v 00:02:20

12 jul 23:15 322330 v 00:01:45

(...)

13 jul 19:33 322330 v 00:00:58

(...)

13 jul 20:02 322330 v 00:00:31

13 jul 20:03 322333 v 00:00:51

13 jul 20:23 322333 v 00:00:03

(...)

13 jul 21:33 322333 v 00:01:08

(...)

14 jul 15:59 322333 t 00:00:54

(...)

14 jul 19:20 322333 v 00:00:57"

3. Bij brief van 3 september 1999 zond verzoekers gemachtigde de schriftelijke reactie van verzoekers op het standpunt van de korpsbeheerder. Hierin staat onder meer vermeld:

“12 juli 1997 even voor 24.00 uur is onze zoon Al. met zijn vriendin Tr. met de 1e videoband naar het bureau gegaan. Daar kregen ze te horen, dat Doetinchem geen apparatuur had en dat de band naar Apeldoorn gestuurd moest worden en dat daar beslist werd wat er mee gedaan zou worden. De volgende avond ook ongeveer 24.00 uur weer hetzelfde met de tweede band. Ook Al. en Tr. Zij kwamen geheel overstuur weer thuis. De volgende dag , maandag zouden ze hem bellen over de uitslag, hetgeen niet is gebeurd. Wat schetst onze verbazing. Op 14 juli laten ze wel aan 2 verdachten, v. Mi. en Z. de videobanden zien. Dus ze hadden wel apparatuur en hebben onze kinderen voor de gek gehouden. Zo gaat de politie dus met de Fam. B. om.

12 juli 1997 22.48 uur. Zoon heeft gebeld n.a.v. ons telefoontje. Politie kon niets voor ons betekenen, omdat we een A2 hadden en we weten nog steeds niet wat dat betekent en waaraan we dat verdiend hebben. Het genoemde contact is door ons gelegd en niet door de politie.

13 juli 1997. Geen politie geweest. Op de band kun je zien, dat de politie in een groene auto door de straat rijdt, waar ongeveer 35 jongeren ons huis aan het bekogelen zijn. Enkele jongelui roepen nog. Pas op dat zijn de wouten. Ze rijden door, komen niet terug en laten alles gebeuren. De politie heeft niets gedaan. De Fam. B. was wel degelijk thuis en is de hele week vanaf 6 juli niet van huis weg geweest en er is nooit politie bij ons aan de deur geweest.

14 juli 1997. Melding buurman. Alleen mutatie gemaakt niet komen kijken.

14 juli 1997 18.25 uur heb ik (B.) de politie gebeld, dat ik wil gaan wandelen met de hond, niet durfde, omdat 8 tot 10 jongelui mij bedreigden. Toen de politie aan de overkant bij die jongeren stond te praten ben ik gauw met de hond gaan wandelen en kwamen de jongelui me toch achterna, scholden me uit en bedreigden me. De politie stond er boven op en deed niets, zoals altijd.

14 juli 1997. Melding struiken en wasgoed moet zijn 15 juli 1997. Dus weer een fout van de politie om aangifte 15 juli te verdoezelen.

Wij zijn slachtoffer in het hele gebeuren en wij hebben nooit problemen gezocht laat staan bewuste confrontatie. De buurt zocht ons bewust op. Wij konden geen stap buiten de deur zetten of het was al weer mis. Van bemiddeling door de politie met de buurt is ons niets bekend.

(...)

14 juli 1997. Na 14 mei. Verklaring W. i.v.m. nog geen officiële aangifte gedaan. Ik kon nog geen aangifte doen, omdat men probeerde de zaak op te lossen zonder tussenkomst van de rechter. Agent W. wist de namen donders goed. Wij hebben gezegd, Mi. (...) en zijn vriend, waarvan wij toen nog niet wisten, dat deze Z. heette. Dus weer een leugen van W. Wie laat nou daders een videoband zien, terwijl ze geen apparatuur hadden en de banden naar Apeldoorn waren gestuurd. Dat is onze zoon gezegd op die bewuste zaterdag en zondag. Hoe kan de politie dat verklaren. Onze zoon en zijn vriendin kunnen dit bevestigen en getuigenis afleggen.

Incidenten 15 juli 1997 zijn ook 15 juli en niet 14 juli zoals W. suggereert en dat weet hij donders goed. Daar heb ik schriftelijk aangifte van gedaan en hem persoonlijk in bijzijn van mijn man bij ons thuis overhandigd.

Want op de 15e juli, toen we terugkwamen van het wandelen, wat we van de politie konden gaan doen, want er zou opgelet worden, lag alle was in de tuin en een grote struik uit de tuin getrokken. Toen pas zijn W. en collega Ho. op ons verzoek gekomen. Hebben dit alles gezien. W. is binnen gekomen en Ho. bleef op het achterpad met een grote groep jeugd debatteren. Terwijl W. bij ons binnen was, onze kinderen waren er ook bij, werden er eieren naar binnengegooid. Alles was besmeurd en W. bleef zitten en deed niets. Ik zei meneer W. moet U nou niet iets doen. Hij zei, dat regelt mijn collega buiten wel. Die heeft ook niets gedaan. Ze hebben niemand opgepakt, zelfs geen namen genoteerd. Wij hebben W. beloofd geen video-opnames meer te maken en zo eerlijk als we zijn hebben we dat ook niet meer gedaan. Maar de politie was nog geen 10 minuten weg of onze achtergevel werd vol gegooid met eieren en zakjes vet, vermengd met meel. We hebben gelijk gebeld en later ook de kinderen, maar de politie kwam niet terug en het is nog uren doorgegaan. Hierover willen de kinderen graag een getuigenverklaring afleggen. Daarom wordt deze aangifte niet behandeld, omdat de Fam. B. eindelijk getuigen had. Daarom willen wij deze aangifte graag behandeld hebben. Meerdere malen om gevraagd, gebedeld. Is nog steeds niet behandeld. Jammer genoeg geen videobeelden hiervan, door onze eerlijkheid. Maar W. zat er boven op.

(...)

Het rapport van de politie is niet volledig en to the point. Ze schrijven alleen wat ze kwijt willen en dan ook nog heel summier en willen laten blijken, dat ze veel voor ons zijn opgetreden.

(...)

W. geeft zelf aan, dat de buren de confrontatie zelfs opzoeken. Ik mevr. B. ben onschuldig, want ik zeg nooit iets, maar wordt constant beledigd, uitgescholden en zelfs geslagen. Dit is bij de politie bekend, maar de buren draaien alles om.

(...)

Ten aanzien van het tweede deel van de klacht:

Het proces-verbaal is niet compleet. Wij hebben namen van buurkinderen aan W. gegeven. Deze namen worden in het rapport niet genoemd. Volgens ons had de politie deze personen onder druk moeten zetten om andere daders op te kunnen pakken. De buurtbewoners hebben zelf de jeugd, schoolvriendjes en kennissen onder het mom ze aan het eind van de vakantie een barbecue te beloven. Dit hebben wij aan W. verteld en die zei: die barbecue gaat mooi niet door, daar zorg ik persoonlijk voor. Maar hij ging wel door en dat kostte ons weer een hele avond spanning, scheldpartijen en toen het donker werd vernielingen in de tuin. Menigmaal de politie gebeld, zie uitdraai PTT, maar de politie heeft weer niets voor ons gedaan.

Zoon E.B. en zijn vrouw konden er niet meer tegen, dat zijn ouders op deze manier behandeld werden en dat alles zo vernield werd, zonder dat de politie optrad. Want als hij belde kreeg hij ook te horen, dat de politie niet kwam. Daarom waren hij en zijn vrouw helemaal van streek. W. heeft de kinderen bewust niet benaderd voor een verklaring. Zij hadden graag een verklaring afgelegd. Zij konden een heleboel toevoegen en waren onze getuigen.

Er was geen zoon aanwezig bij het tonen van de videoband en de kinderen zijn bewust niet door de politie gehoord.

Commentaar op bijlagen (...)

12 juli 1997. Gemut. 21.25 uur Spreekt voor zich. Politie poeiert 1e melding af.

12 juli 1997. Gemut. 21.48 uur. A. en G kwamen in het pad enz. enz. is mij niet bekend. Ik heb geen politie gezien en weet ook niet of ik daar op dat moment was.

12 juli 1997. Gemut. 22.52 uur. Er is geen politie geweest. Weer een leugen.

12 juli 1997. Gemut. 23.04 uur. Hier geven ze zelf toe, dat de politie niets doet.

13 juli 1997. Gemut. 19.23 uur. Is geen politie bij ons geweest. Rijden door de straat met groene auto, op videoband te zien, rijden door maar doen niets. Hadden hier een heleboel jeugd kunnen oppakken.

13 juli 1997. Gemut. 22.52 uur. Ook de auto van huisnr. 16 was volgegooid met vet, maar die man is gauw weggegaan met zijn auto om te laten wassen, want hij wist welk vies spul dit was. Dit is op de videoband te zien. Politie is niet geweest. Wij waren wel thuis.

Weer een leugen van de politie.

14 juli 1997. Gemut. 11.05 uur. Verhaal klopt. Het betreft hier de 13e juli 1997, maar er wordt geen aktie gemeld.

14 juli 1997. Gemut. 15.21 uur. Geen commentaar. Onbekend.

14 juli 1997. Gemut. 21.16 uur. Politie is niet bij ons geweest.

14 juli 1997. Gemut. 18.30 uur. Politie wel geweest en in het bijzijn van de politie werd ik (B.) uitgescholden, beledigd en liepen jongelui achter mij en de hond aan. De politie zag en hoorde dit alles en deed niets.

14 juli 1997. Gemut. 21.20 uur. De politie is geweest en heeft met de jeugd staan praten. (...)

14 juli 1997. Gemut. 19.13 uur. Dit is 15 juli en de politie had ons toegezegd, dat wij een rondje met onze hond konden gaan wandelen en dat zij op zouden letten. Dus niet, want na terugkomst lag alle wasgoed op de grond en een grote struik uit de tuin gerukt. De politie wilde 15e juli maar wegmoffelen, omdat er teveel getuigen zijn.

14 juli 1997. Gemut. 22.36 uur. Dit is ook 15 juli. De Fam. B. is niet debet aan deze situatie in de buurt. En W. schrijft weer niet, dat de eieren naar binnen werden gegooid waar hij bij zat en niets deed. Waarom verdoezelt hij de 15e juli????

De videobanden moesten naar Apeldoorn. Doetinchem had geen apparatuur.

(...)

14 juli 1997. Gemut. 12.37 uur. Op deze datum de banden al aan het JEKK de heer T. gegeven. Hoe kan dat nou? Deze moesten toch naar Apeldoorn. Daar zou men beslissen wat er mee gedaan zou worden.

15 juli 1997. Gemut. 09.15 uur. Dit is 16 juli. Ik mocht `s avonds niet meer naar buiten om naar de ravage te kijken van de kinderen en toen ik `s morgens beneden kwam, de ravage zag en de troep wilde opruimen, werd ik vanuit het slaapkamerraam door buurvrouw K. uitgelachen. Toen heb ik de radio keihard aangezet. Mijn man lag nog in bed. Hij kwam naar beneden en zei, waarom doe je dat nou. Ik zei, nu wil ik wel eens zien of de politie komt en jawel hoor. Nog geen vijf minuten en ze waren er al. En als ik de radio niet zachter zette zouden ze alle apparatuur meenemen. Ik zei, moet U hier eens kijken naar die troep. Ze zeiden daar zijn wij niet voor hier en zonder te kijken zijn ze weg gegaan. Ze liepen zelfs door alle eierstruif en barsten heen en deden of ze niets zagen. Dat is nou de politie Doetinchem.

15 juli 1997. Gemut. 10.10 uur. Dit is 16 juli 1997, weer proberen ze de 15e juli te verdoezelen. Heeft betr. op voorgaande. Hebben niet getracht een gesprek aan te gaan, maar begonnen gelijk te dreigen. De politie kan makkelijk beweringen op papier zetten. i

15 juli 1997. Gemut. 19.12 uur. Dit klopt weer niet. Moet zijn het achterpad naar onze woning.

15 juli 1997. Gemut. 22.31 uur. Dit was de jeugd, die alle wasgoed op de grond had gegooid en een grote struik hadden uitgerukt, terwijl de politie had beloofd op te letten. Wij konden een rondje gaan wandelen met de hond. Dus het verhaal van de politie klopt weer niet. Waarom ?????

Gemaakte afspraakgegevens op lokatie

Dit verhaal, vorige buurt klopt niet en staat in de samenvatting al vermeld.

Wij hebben steeds een beroep op de politie gedaan bij vernielingen, beledigingen, mishandelingen en zelfs poging tot dood rijden, maar de politie kwam niet.

(...)

Proces verbaal Ambtelijk verslag W.

De buurtbewoners leven in onmin met de Fam. B. en wij weten niet waarom. Mevr. B. houdt haar mond stijf dicht en laat zich alles gezeggen. De buren slaan mij en ik doe niets terug. Omdat het op 6 juli 1997 begon en wij niet wisten wat ons overkwam is de politie tot laatst juni 1997 amper lastig gevallen.

(...)

Op 10 juli 1997 vanaf 12.00 uur klopt niet. Moet zijn vanaf 6 juli 1997 bij thuiskomst om 21.00 uur enz. Omdat de politie op onze tel. meldingen niet reageerde, hebben wij op een gegeven moment foto's gemaakt en vanaf 11 juli video-opnames, om bewijsmateriaal te verzamelen. Vanaf 14 juli intensief toezicht is niet waar, want als dat was gebeurd, hadden ze alle jongeren op kunnen pakken. Dus weer een leugen van de politie.

14 juli 1997. 15.00 uur klopt niet. Moet zijn 15 juli 1997 en enige tijd later. Moet zijn 15 juli 1997 en enige tijd later. Ongeveer 19.00 uur bij ons binnen op ons verzoek om te komen. W. zat zelf in de kamer toen de eieren werden gegooid.

15 juli 1997 in de loop van de middag moet zijn 16 juli 1997. Hij wil de 15e maar steeds verdoezelen.

1 november 1997. Dit ging over de schriftelijke aangifte van 15 juli 1997, die W. nog steeds niet wilde uitwerken. Onze advocaat heeft hierover ook nog contact gehad en hij zou worden behandeld maar mooi niet. Dit was een officiële aangifte van mevr. B., maar daar is niets mee gedaan.

15 juli 1997 20.00 uur zat W. bij ons in huis. Hoe kan hij dan aan de jongens de band laten zien.

(...)

Verhoor verdachten.

Begon pas op 5 oktober 1997. In tussenliggende periode heeft zich weer van alles rondom ons en onze woning afgespeeld, (...). Mi. heeft veel bij ons vernield, maar waarom de politie daar niets aan deed is ons een raadsel. De politie weet van alle vernielingen.

E. heeft wel degelijk het hek stuk getrapt, staat op de band en zij is altijd met anderen aan het schelden. Wij moeten het eerste woord nog tegen haar zeggen. En de politie doet niets !!!!!!!!!

20 oktober 1997. Ook geen druk uitgeoefend. Hij wilde niets vettellen dus o.k.

1 november 1997. Mevr. P. aan bureau. Wenst niets te verklaren dus o.k.

Brief 31 maart 1998. Wij zijn nooit gehoord.

Brief 12 december betreft onze brief 1 dec. 1996. W. heeft nooit contact met ons opgenomen voor aangifte en met de vorige buurt waren er geen problemen onzerzijds.”

4. De gemachtigde van verzoekers voegde bij zijn reactie twee videobanden. Op deze videobanden, die vanuit verzoekers' woning en blijkens de datumaanduiding in het beeld zijn gemaakt in de periode van 11 juli 1997 tot en met 15 juli 1997, zijn onder meer als beeldopnamen te zien:

dat een aantal jeugdige personen bij de voorzijde van de woning van verzoekers aanwezig is;

dat die jongeren in de richting van de camera diverse obscene gebaren maken;

dat verzoekers en de jongeren bij de voordeur van de woning ruzie hebben over een petje van een van de jongeren dat verzoekers in hun bezit hebben;

dat enkele van die jongeren voorwerpen in de richting van en tegen de woning van verzoekers aangooien;

dat een tuinhekje kapot is;

dat de woning is besmeurd met een witte substantie.

E. Reactie beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland

In reactie op hetgeen verzoekers en hun gemachtigde naar voren had gebracht verwees de korpsbeheerder naar een schrijven van 8 september 1999 van het hoofd uitvoerende dienst van het District Achterhoek van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland. In dit schrijven staat onder meer vermeld:

"De advocaat van de heer en mevrouw B. verzoekt de N.O.M, kennis te laten nemen van de videobeelden. Zelf heb ik als klachtbehandelaar ook kennis genomen van deze banden. Op zich is er geen bezwaar tegen dat ook de N.O.M, hiervan kennis neemt, waarbij ik wel van de veronderstelling uitga dat hij zich realiseert dat de beelden van binnen naar buiten zijn opgenomen en niet van buiten naar binnen. Met andere woorden de rol die klagers zelf in deze hele kwestie hebben vervuld komt op de videobanden niet voor.

(...)

Onder AD A schrijft de advocaat over de 'afspraak op locatie'. Voor alle duidelijkheid merk ik op dat deze afspraak niet inhield dat er niet geregeerd zou worden op hulpaanvragen van de kant van B., maar dat er geen tijd meer aan bemiddelingspogingen zou worden besteed. In zijn brief benoemt de advocaat vijf meldingen waarop volgens hem niet is gereageerd.

Melding 21.25 uur:

In 2e instantie is hierop wel gereageerd, er werd niets aangetroffen. (...)

Melding 21.48 uur:

Op deze melding is wel gereageerd, nadat de zoon is gaan kijken en dit heeft doorgegeven. (...).

Melding 22.52 uur:

Op deze melding is gereageerd door het verzoek om extra toezicht. De melding is voor kennisgeving aangenomen.

Melding 23.04 uur:

Er is telefonisch contact geweest en overlegd met B. (...). De inhoud van de melding is niet bekend.

Melding 19.23 uur:

Er zijn twee eenheden ingezet.

Blijkens de mutatie (...) is men ter plaatste geweest en aan de deur van (het adres van verzoekers: N.o.).

Kennelijk was er niemand thuis, er werd door B. niet opengedaan.

Dat er vaker gebeld is met het bureau blijkens de telefoonnota is in het klachtenonderzoek niet meegenomen. Dat er gebeld is zegt niets over de inhoud van het gesprek. Telefoongesprekken worden alleen gemuteerd als de inhoud van het gesprek hier om vraagt."

F. Nadere reactie verzoeker

Verzoekers gemachtigde stuurde op 15 oktober 1999 de reactie van 10 oktober 1999 van verzoekers op hetgeen de korpsbeheerder naar voren had gebracht. Verzoekers deelden in dit schrijven onder meer mee:

"De videobeelden zijn uiteraard van binnenuit genomen, omdat alles zich buiten afspeelde en wij binnen doodsangsten uit stonden. De politie gaat er van uit, dat wij binnen aanleiding zouden hebben gegeven tot hetgeen zich buiten afspeelde.

(...)

Met betrekking tot het gebeuren in juli 1997 willen wij nog opmerken, dat het is begonnen op 6 juli 1997, 's avonds om ongeveer 22.00 uur. Het heeft door kunnen gaan tot na het weekend, nadat onze zoon E.B. op maandag 14 juli op het bureau een gesprek heeft gehad en hem werd toegezegd het A2tje er uit te halen en op onze meldingen zou worden gereageerd. Dit staat ook in het rapport vermeld."

Beoordeling

I. Ten aanzien van het reageren op verzoeken om hulp

1. Verzoekers klagen in de eerste plaats erover dat het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland in de periode van 11 juli 1997 tot en met 13 juli 1997 niet voldoende heeft gereageerd op diverse telefonische verzoeken om hulp in verband met hun problemen met buurtbewoners. Verzoekers voeren in dit verband het volgende aan. In die periode schoolde een groep jongeren zich herhaaldelijk samen rond de woning van verzoekers. Zij bekogelden de woning met eieren/meel en frituurvet. Tevens werden diverse vernielingen aangericht en werden obscene gebaren gemaakt. In die periode was sprake van een bedreigende situatie en is door het uitblijven van politieoptreden tegen de jongeren de situatie geëscaleerd. Verzoekers legden een gespecificeerde telefoonrekening over waarin is vermeld dat zij in die periode acht maal naar de politie hebben gebeld.

Pas nadat een buur van verzoekers op 14 juli 1997 de politie had meegedeeld dat de zaak uit de hand liep, was de politie volgens verzoekers overgegaan tot verdergaand optreden.

2. De politie dient bij haar werkzaamheden prioriteiten te stellen. Dit heeft tot gevolg dat zij aan bepaalde problemen minder aandacht kan besteden. Indien een bepaald probleem onevenredig veel aandacht vraagt, kan de politie in redelijkheid besluiten om, mede gelet op de prioriteitstelling, aan dat probleem minder aandacht te besteden. In gevallen waarin sprake is van een probleem waarbij mogelijk strafrechtelijk optreden geïndiceerd is, dient de politie over het voorgenomen besluit in overleg te treden met het openbaar ministerie. Van het besluit dient aan alle betrokkenen schriftelijk mededeling te worden gedaan. Voorts dient een dergelijk besluit betrekking te hebben op een bepaalde periode. Dit dient eveneens aan alle betrokkenen te worden meegedeeld.

3. De korpsbeheerder heeft meegedeeld dat met het openbaar ministerie de afspraak was gemaakt dat de politie alleen nog zou reageren op meldingen van verzoekers indien er sprake was van het plegen van ernstige vormen van strafbare feiten en dat aangiften op het politiebureau zouden worden opgenomen, gelet op de prioriteiten die de politie moet stellen en gelet op de vele uren die de politie in het verleden had besteed aan bemiddeling tussen verzoekers en omwonenden.

Voorts heeft de korpsbeheerder meegedeeld dat de politie in de periode van 11 tot en met 15 juli 1997, welke periode betrekking heeft op beide klachten van verzoekers, tienmaal bemoeienis met verzoekers heeft gehad. In verband met de afspraak met het openbaar ministerie had de politie in deze periode de zaak drie maal telefonisch afgedaan. De politie was volgens de korpsbeheerder zes maal ter plaatse gegaan; drie maal had de politie niets aangetroffen; éénmaal had de politie jongelui zien wegvluchten; éénmaal is de politie ter plaatse gegaan en is er proces-verbaal opgemaakt en éénmaal heeft de politie de jeugd verwijderd. Voorts heeft de politie éénmaal in het politiebureau een gesprek met verzoekers zoon gehad, aldus de korpsbeheerder.

4. Uit het onderzoek is het volgende gebleken. De politie heeft verzoekers op 12 december 1996 schriftelijk meegedeeld dat, mede gelet op de prioriteiten die de politie moet stellen in verband met de werkdruk en de vele uren die reeds door de politie zijn besteed aan bemiddelingen tussen verzoekers en omwonenden, door de politie niet langer op meldingen zal worden gereageerd.

Voorts is uit het onderzoek gebleken dat de politie, blijkens de terzake opgemaakte mutaties uit het dag- en nachtrapport in de periode van 11 juli 1997 tot en met 13 juli 1997 (de periode waarop dit klachtonderdeel betrekking heeft), zes meldingen heeft geregistreerd over problemen met jongeren bij de woning van verzoekers. Volgens deze mutaties is de politie driemaal ter plaatse gegaan bij de woning van verzoekers. Hierbij heeft de politie geen jongeren bij de woning van verzoekers aangetroffen.

5. De politie heeft, gelet op de kennelijk vruchteloze bemiddelingspogingen in het verleden met betrekking tot de problemen van verzoekers in hun woonomgeving, in redelijkheid kunnen besluiten aan het probleem van verzoekers minder aandacht te besteden. Het is juist dat zij dit besluit, na overleg met het openbaar ministerie, kenbaar heeft gemaakt aan verzoekers. Het is echter niet juist dat zij in de brief aan verzoekers niet de voor het besluit geldende termijn heeft meegedeeld.

6. Gelet op hetgeen hiervóór is vermeld en gelet op het genoemde besluit van de politie is de politie in de periode van 11 juli 1997 tot en met 13 juli 1997 voldoende opgetreden naar aanleiding van meldingen van verzoekers. Het aantal telefoongesprekken dat verzoekers met de politie hebben gevoerd komt nagenoeg overeen met hetgeen de politie heeft geregistreerd in de mutaties uit het dag- en nachtrapport.

De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.

II. Ten aanzien van het opsporingsonderzoek

1. Voorts klagen verzoekers erover dat het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland naar aanleiding van de gebeurtenissen in de periode van 11 juli 1997 tot en met 15 juli 1997 onvoldoende en inadequaat opsporingsonderzoek heeft verricht. Met name klagen zij erover dat de politie aan twee verdachten de videobanden, die door verzoekers van de betreffende gebeurtenissen waren gemaakt, heeft getoond. Daardoor heeft de politie het bewijsmateriaal bekendgemaakt, nog voordat alle verdachten bekend waren geworden. Om deze reden zijn niet alle verdachten bekend geworden, aldus verzoekers. Volgens verzoekers was het uit recherche-tactisch oogpunt onverstandig om alvorens te beschikken over een behoorlijke aangifte, die onderbouwd kan worden met getuigenverklaringen, potentiële verdachten te confronteren met bewijsmateriaal.

2. De politie verricht onder toezicht van het openbaar ministerie onderzoek naar strafbare feiten. De wijze waarop de politie het onderzoek naar een strafbaar feit verricht, wordt mede bepaald door de prioriteiten die de politie heeft gesteld. Voorts heeft de politie, binnen de grenzen van de wet, een eigen verantwoordelijkheid en een eigen vrijheid bij de wijze waarop zij een dergelijk onderzoek verricht.

3. De korpsbeheerder heeft meegedeeld dat de politie, dankzij het tonen van de video-opnamen aan twee personen, in contact heeft kunnen komen met de verdachten en achter de personalia heeft kunnen komen van de twee personen aan wie de opnamen zijn getoond. Voorts heeft het politieonderzoek geleid tot een proces-verbaal tegen zeven verdachten, waarvan er twee in de gelegenheid zijn gesteld strafvervolging te voorkomen middels 8 uur dienstverlening. Eén verdachte was ten parkette gewaarschuwd en de strafzaak tegen vier verdachten was geseponeerd wegens gebrek aan bewijs, aldus de korpsbeheerder. De korpsbeheerder achtte de klacht van verzoekers op dit punt niet gegrond.

4. Gelet op hetgeen hiervóór onder 2. is overwogen, heeft de politie in redelijkheid kunnen besluiten om de video-opnamen aan twee (potentiële) verdachten te tonen. Dit lag des te meer in de rede omdat tot op dat moment de namen van de verdachten nog niet bekend waren bij de politie en zij op deze wijze achter de identiteit van de overige verdachten zou kunnen komen. In zoverre heeft de politie juist gehandeld.

Voorts heeft het opsporingsonderzoek van de politie geleid tot een proces-verbaal tegen zeven verdachten ter zake van vernieling. Het had echter wel in de rede gelegen dat de politie de videobanden van verzoekers ter informatie bij het proces-verbaal had opgestuurd naar het openbaar ministerie. Het is niet juist dat dit niet is gebeurd.

Deze onvolkomenheid kan echter niet tot het oordeel leiden, dat de politie onvoldoende en inadequaat onderzoek heeft verricht.

De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland (de burgemeester van Apeldoorn), is niet gegrond.

Instantie: Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland

Klacht:

Niet voldoende gereageerd op diverse telefonische verzoeken om hulp bij problemen met buurtbewoners; onvoldoende en inadequaat opsporingsonderzoek.

Oordeel:

Niet gegrond