Op 27 april 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift, gedateerd 24 april 1999, van mevrouw B. te Sleen, met een klacht over een gedraging van de afdeling Uitzendingen van de Hoofdafdeling Personele Zaken Internationale Samenwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Verzoekster had zich al eerder, bij brief van 28 januari 1999, tot de Nationale ombudsman gewend. Haar verzoek voldeed toen echter niet aan het kenbaarheidsvereiste als neergelegd in artikel 12, tweede lid, van de Wet Nationale ombudsman, zodat het niet in onderzoek werd genomen. Naar aanleiding van verzoeksters brief van 24 april 1999 werd naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Buitenlandse Zaken, een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoekster verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoekster klaagt erover dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken haar in verband met haar leeftijd en haar werkervaring niet in de gelegenheid heeft gesteld om (opnieuw) te solliciteren naar de functie van assistent-deskundige bij een internationale organisatie.
Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd de Minister van Buitenlandse Zaken verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarbij werden de Minister enkele specifieke vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De Minister liet weten zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De reactie van verzoekster gaf aanleiding het verslag op een punt te wijzigen.Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A. FEITEN1. Verzoekster is geboren in 1957. In 1982 rondde zij een HBO-studie af (lerarenopleiding Frans en Geschiedenis). In 1989 behaalde zij een universitaire graad (Geschiedenis). Vanaf 1982 is verzoekster werkzaam als lerares Frans, en vanaf 1984 tevens als lerares Geschiedenis . In 1996 voltooide verzoekster een tweede universitaire studie (Bestuur en Beleid in Internationale Organisaties).2. Sinds de afronding van haar tweede universitaire studie heeft verzoekster geprobeerd een baan te vinden bij een internationale organisatie of bij een non-gouvernementele organisatie (ngo). In dat verband solliciteerde zij verschillende keren bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar de functie van assistent-deskundige (junior professional officer, JPO) bij een internationale organisatie.3. Naar aanleiding van een sollicitatie van verzoekster naar een functie bij de UNHCR stuurde het Hoofd Afdeling Uitzendingen van de Hoofdafdeling Personele Zaken Internationale Samenwerking verzoekster op 21 april 1998 een brief met de volgende inhoud:“…Onlangs is uw kandidatuur betrokken bij de selectie voor bovengenoemde vacature. Tot mijn spijt kunt u op grond van uw ruime werkervaring niet langer in beschouwing worden genomen voor een functie binnen de Assistent-Deskundigen Programma’s. De maximaal toelaatbare ervaringseis na afstuderen op doctoraal niveau is gesteld op niet meer dan vier jaar werkervaring. Op HBO-niveau respectievelijk zes en zeven jaar. Voor nadere informatie kunt u zich wenden tot ondergetekende van de afdeling Uitzendingen op maandag en donderdag van 10.00 tot 11.00 uur…” 4. Naar aanleiding van een volgende sollicitatie van verzoekster naar een functie als assistent-deskundige stuurde het Hoofd Afdeling Uitzendingen haar op 19 augustus 1998 een brief met de volgende inhoud:“…Op basis van het door u ingevulde formulier heb ik helaas moeten besluiten u niet uit te nodigen voor de verdere selectieprocedure. Een van de doelstellingen van het Multilateraal Assistent Deskundigen programma is om recent afgestudeerden in de gelegenheid te stellen werkervaring op te doen in een van de ontwikkelingslanden. Teneinde deze doelstelling te realiseren wordt de betreffende VN organisatie verzocht een medewerker te benoemen die zowel op het professionele als het persoonlijke vlak de assistent deskundige coacht en begeleidt. In dit kader dient de VN organisatie ook leerelementen aan te geven. Gezien het feit dat functies binnen het MAD (Multilateraal Assistent Deskundigen; N.o.) programma een duidelijk leertraject in zich hebben, afgestemd op jonge, recent afgestudeerde medewerkers en u op basis van zowel uw werkervaring als uw leeftijd wordt beschouwd als een senior medewerker, is besloten u niet bij de eindselectie te betrekken…”5. Verzoekster richtte zich bij brief van 21 november 1998 tot bedoeld Hoofd Afdeling Uitzendingen. Zij schreef het volgende:“…In antwoord op de criteria om voor het Multilateraal Assistent Deskundigen Programma in aanmerking te kunnen komen, merk ik op dat de informatie hieromtrent divers is geweest. Bij de voorlichtingsbijeenkomst – nu twee jaar geleden – werd mij verzekerd dat solliciteren mogelijk was tot 45 jarige leeftijd. Ik heb mijn universitaire studie afgerond in 1996 en heb vanaf dit jaar nog niet meer dan vier jaar werkervaring. Het lijkt mij niet terecht om vervolgens de werkervaring te gaan berekenen op grond van de jaren v r het afronden van deze universitaire studie. Op deze wijze wordt de mogelijkheid om werkervaring op te doen in n van de ontwikkelingslanden geblokkeerd. Het uitsluiten op grond van leeftijd is leeftijdsdiscriminatie en daarmee een aanvechtbaar punt. Als stagiaire bij de UNHCR te Brussel was ik 36 jaar en er was niemand die daar een probleem van maakte. Mijn referenties waren goed. Ten derde om mij te beschouwen als senior medewerker is onjuist, daar voor senior funkties in ontwikkelingslanden en in Nederland juist twee of meer jaren ervaring noodzakelijk zijn in de ontwikkelingslanden. Deze ervaring ontbreekt mij juist. Op grond van bovengenoemde argumenten zou ik u willen verzoeken uw motieven om mij buiten de selectie te houden nogmaals grondig te bezien. Ik heb er geen bezwaar tegen om een junior funktie in het buitenland uit te oefenen, omdat ik tijdens mijn studie al zeer gemotiveerd was om in n van de ontwikkelingslanden te gaan werken. Het is zeer moeilijk om op een andere wijze ervaring op te doen in een ontwikkelingsland, omdat de diverse hulporganisaties allereerst twee drie jaar werkervaring eisen in een ontwikkelingsland. Wanneer de mogelijkheid niet geboden wordt om deze ervaring op te doen, kan het werken bij een hulporganisatie niet gerealiseerd worden…”6. Het Hoofd Afdeling Uitzendingen reageerde bij brief van 24 november 1998 als volgt:“…Een van de doelstellingen van de Assistent Deskundigen Programma’s is om jonge, recent afgestudeerde mensen een kans te geven ervaring op te doen in Ontwikkelingssamenwerking. Afgeleid van deze doelstelling is de, inmiddels, vastgestelde leeftijdsgrens voor sollicitanten van 30 jaar. Ik kan aan uw verzoek om uw sollicitatie in heroverweging te nemen dan ook niet voldoen…”7. Verzoekster richtte zich bij brief van 28 januari 1999 tot de Nationale ombudsman. In haar brief stelde zij dat uit de criteria die in het door het Ministerie van Buitenlandse Zaken uitgegeven vacatureblad Internationale Samenwerking zijn opgenomen, kan worden afgeleid dat uitzonderingen kunnen worden gemaakt op de leeftijdgrens van dertig jaar. Voorts stelde zij in deze brief dat zij na haar laatste universitaire studie nog niet meer dan vier jaar werkervaring heeft opgedaan. Zij verwees in dat verband naar de volgende passage uit bedoeld vacatureblad:“…Het assistent-deskundigen programma biedt afgestudeerden aan universiteit en hogeschool de mogelijkheid een bijdrage te leveren aan de uitvoering van activiteiten in het kader van internationale samenwerking en biedt tevens de gelegenheid relevante werkervaring op te bouwen. Door het opleidingskarakter van het programma verdient het de voorkeur dat bij een eerste uitzending de kandidaat niet ouder is dan 30 jaar. Voor een positie als assistent-deskundige moet u aan n van de volgende voorwaarden voldoen:- universitaire opleiding en niet meer dan vier jaar werkervaring na afstuderen, waarvan maximaal twee jaar aaneengesloten in een ontwikkelingsland; - een hogere beroepsopleiding en minimaal drie jaar en maximaal zeven jaar werkervaring na afstuderen in een westers land, of minimaal twee en maximaal vier jaar werkervaring in een ontwikkelingsland…”8. Naar aanleiding van deze brief, die in het kader van het kenbaarheidsvereiste op 6 april 1999 werd doorgezonden naar de Minister van Buitenlandse Zaken (zie onder klacht), nam de plaatsvervangend directeur Hoofdafdeling Personele Zaken Internationale Samenwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken op 13 april 1999 telefonisch contact op met verzoekster. In vervolg op dit telefoongesprek stuurde hij verzoekster op 13 april 1999 een brief met de volgende inhoud:"…Onlangs heb ik, (…) een brief van u ontvangen waarin u zich beklaagt wegens ondervonden leeftijdsdiscriminatie. Het betreft hier de gang van zaken bij de selectie van kandidaten voor het assistent deskundigen programma. Dit programma was - en is - bedoeld om recent afgestudeerden internationale ervaring op te laten doen en een bijdrage aan ontwikkelingssamenwerking te kunnen laten leveren. Zoals ik u vandaag per telefoon toegelicht heb, heeft dit programma een duidelijk "trainingskarakter" en is er derhalve al een (impliciete) leeftijdsgrens gehanteerd, tot uiting komende in het maximaal toelaatbaar aantal jaren werkervaring voorafgaande aan een uitzending. Vanwege het feit dat dit impliciete karakter tot misverstanden en teleurstellingen zou kunnen leiden, is medio vorig jaar besloten de gewenste leeftijd voor dit "traineeship" te publiceren. Het kenbaar maken van een gewenste leeftijd voor een trainingsprogramma werkt weliswaar confronterend, maar is niet in strijd met de wet leeftijdsdiscriminatie gezien het speciale karakter van dit programma. U stelt dat u een aantal malen tevergeefs heeft getracht om voor een verdere selectie in aanmerking genomen te worden. Er is u van onze zijde tweemaal meegedeeld dat u niet kwalificeert omdat u niet aan de criteria voldoet. Volgens uw gegevens behaalde u een HBO-graad in 1982 en een universitaire graad in 1989. Aan u had destijds duidelijk medegedeeld moeten worden dat u dus vanaf het begin af aan niet aan de voorwaarden van het programma voldeed. U had immers reeds meer dan 7 c.q. 4 jaar werkervaring na het behalen van uw titel. Het u bekende voorlichtingsmateriaal laat hier ook weinig onduidelijkheid over bestaan, hoewel u tijdens ons gesprek aangaf deze criteria te interpreteren als "na de laatst behaalde titel". Deze interpretatie wordt niet door het Ministerie gedeeld. Ik kan thans niet meer achterhalen wat u tijdens een voorlichtingsbijeenkomst in 1996 mondeling is medegedeeld, maar zou het betreuren als er verwachtingen zijn gewekt die onmogelijk waargemaakt hadden kunnen worden…"B. STANDPUNT VERZOEKSTERHet standpunt van verzoekster is weergegeven onder klacht. Met betrekking tot de brief van bedoeld plaatsvervangend hoofd van 13 april 1999 stelde zij het volgende:"…Ten aanzien van de brief daterend van 13 april 1999 wil ik het volgende opmerken:a) Ten eerste hetgeen (de bedoelde plaatsvervangend directeur; N.o.) stelt over de impliciete leeftijdsgrens is in tegenstelling met zijn mondelinge toelichting op 13 april 1999. Ik zie niet in waarom een recent afgestudeerde g n gebruik zou kunnen maken van een trainingsprogramma om vervolgens de kans te krijgen nog jarenlang als senior werkzaam te kunnen zijn. Het trainingsprogramma beslaat in de regel vier jaar, waarna de betreffende persoon zelf verder solliciteert bij internationale organisaties; b) Het tweede punt dat (de bedoelde plaatsvervangend directeur; N.o.) noemt, is op zichzelf correct. Op twee sollicitaties verricht in februari 1999 werd aangegeven dat de leeftijdsgrens dertig jaar is. Hierbij blijf ik echter bij mijn standpunt dat in de vermelde criteria expliciet wordt vermeld, dat de persoon bij voorkeur niet ouder mag zijn dan dertig jaar. Op grond van het woord bij voorkeur kan iemand die ouder is dan 30 jaar niet uitgesloten worden van sollicitatie. Hetgeen (de bedoelde plaatsvervangend directeur; N.o.) overslaat is het feit dat de andere reakties op eerdere sollicitaties onjuist waren. U kunt dit nalezen in mijn vorige brief. In zijn telefonische toelichting van 13 april geeft hij dit feit wel toe; c) Ten aanzien van het derde punt vraag ik mij af waarom hier quasi opzettelijk de laatste universitaire studie "Bestuur en beleid in Internationale Organisaties" weggelaten wordt. Deze studie voltooide ik in 1996. Ik voldoe volkomen aan het criterium gesteld in het vacatureblad Internationale Samenwerking , te weten: "universitaire opleiding en niet meer dan vier jaar werkervaring na afstuderen, waarvan maximaal twee jaar aaneengesloten in een ontwikkelingsland". Hetgeen (bedoelde plaatsvervangend directeur; N.o.) hierover schrijft, is geheel onjuist. Na afstuderen had ik niet meer dan vier jaar werkervaring. Ook ten aanzien van dit punt kan ik niet uitgesloten worden van verdere sollicitaties. Als laatste wil ik opmerken dat (bedoelde plaatsvervangend directeur; N.o.) aan het eind van zijn brief de nadruk legt op de mondelinge toezegging tijdens de voorlichtingsbijeenkomst in 1996. De schriftelijke reakties op mijn sollicitaties in de periode 1996-1998 van de diverse medewerkers slaat hij op deze manier over…"C. STANDPUNT MINISTER1. De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking liet naar aanleiding van verzoeksters klacht het volgende weten:"Gaarne ga ik in op uw verzoek om meer duidelijkheid te verschaffen omtrent het leeftijd- en werkervaringcriterium die (verzoekster; N.o.) niet in de gelegenheid stellen om in aanmerking te komen voor een functie van Assistent-Deskundige bij een VN-organisatie. Ik kan mij zeer wel inleven dat dergelijke criteria frustrerend werken bij sollicitanten, zeker daar waar het bij het solliciteren niet aan motivatie ontbreekt. In de eerste plaats moet ik vaststellen dat de interpretatie van het telefoongesprek van 18 april jl (bedoeld is kennelijk 13 april; N.o., zoals weergegeven in de brief van (verzoekster; N.o.), geheel voor de verantwoordelijkheid komt van de betrokkene. Het past in het beleid van het ministerie om zoveel mogelijk vragen eerstens middels een persoonlijk gesprek te behandelen en vervolgens in conclusie naar betrokkene vast te leggen. Het ministerie houdt dan ook ter zake vast in het gestelde in de brief zoals die op 13 april j.l. verstuurd is en ziet geen mogelijkheden in te gaan op vermeende mondelinge uitlatingen zoals gedaan door medewerkers van dit ministerie. In aanvulling op mijn eerdere schrijven omtrent de criteria voor het Assistent-Deskundigen-programma dient dan ook het volgende. In de bijlage is het voorlichtingsmateriaal bijgevoegd, waar ik in mijn brief van 13 april j.l. naar heb verwezen. Daarin wordt aangegeven dat het JPO-programma, dat o.a. door Nederland (bij de VN) wordt gefinancierd, als doelstelling heeft het verbreden en verdiepen van de kennis en ervaring van recent afgestudeerden op het gebied van internationale samenwerking en het leveren van een bijdrage aan ontwikkelingssamenwerking. Door het specifieke trainingskarakter van het programma dient 'recent' o.a. ook als 'jong' te worden ge nterpreteerd, aangezien dit de doelgroep is die door de VN als zodanig wordt gekenmerkt. Nederland volgt dit beleid van de VN. De keuze van (verzoekster; N.o.) om op latere leeftijd een universitaire studie Bestuur en Beleid in Internationale Organisaties af te ronden is bewonderingswaardig evenals de motivatie om zich in te willen zetten in het veld van ontwikkelingssamenwerking. Er kan echter niet voorbij worden gegaan aan de combinatie van (verzoeksters; N.o.) leeftijd en eerdere aantoonbare werkervaring, als lerares Frans. Haar eerst afgesloten opleiding op HBO niveau (leraren opleiding) vond plaats in 1982, waarna betrokkene nog maximaal 7 jaar werkervaring had mogen opdoen alvorens uitgesloten te kunnen worden voor het assistent deskundigen programma. Haar eerste belangstelling voor dit programma dateert vanaf 1996, dus ruim na het verstrijken van genoemde termijn. Zij werkt immers reeds sinds 1982 in het voortgezet onderwijs. Dit was en is een belangrijke reden om haar kandidatuur niet in overweging te nemen. In antwoord op uw vraag of de bedoelde criteria "hard" zijn, kan ik positief antwoorden. Marginale uitzonderingen uit het verleden zijn enkel te verklaren uit het feit dat voor sommige vacatures geen andere geschikte kandidaten beschikbaar waren. In geen geval heeft dit geleid tot het aanstellen van een kandidaat die de leeftijd van 34 jaar op het moment van aanstelling gepasseerd was. Ten aanzien van de verantwoordelijkheid en de uitvoering van dit programma heeft Nederland, in plaats van de VN, de werving en de voorselectie voor dit programma in eigen beheer. De door de VN gestelde criteria zijn door HPI (de betrokken hoofdafdeling; N.o.) vertaald naar de huidige werkervaring- en leeftijdsvereisten en zijn als 'hard' aan te merken. Ik verwijs u in deze naar de bijgevoegde folder van de UNDP. Zoals ik al eerder gesteld heb in mijn brief van 13 april 1999 (zie onder A.8.; N.o.) is het duidelijk aangeven van deze grenzen in ons voorlichtingsmateriaal enkel bedoeld om misverstanden en teleurstellingen te voorkomen. Een voordracht van (verzoekster; N.o.) voor een Assistent-Deskundigepositie wordt dan ook niet door de VN aanvaard, aangezien een dergelijke invulling van het programma in strijd is met haar uitgangspunten…"2. In de door de Minister bedoelde brochure over het United Nations Development Programme (UNDP) ten aanzien van JPO's is het volgende gesteld:"...The programme is based on the sponsorship of young professionals, generally under 30 years of age, by their respective governments. A number of these governments also sponsor nationals from developing countries..." 3. Voorts stuurde de Minister een exemplaar mee van de brochure "Uitzendmogelijkheden Internationale Samenwerking" van januari 1999. In deze uitgave van de Directie Voorlichting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is met betrekking tot assistent-deskundigen het volgende gesteld:"...In het kader van de voortschrijdende mondialisering is het voor de toekomst van belang jongeren vertrouwd te maken met internationale processen, andere culturen en achtergronden. De inzet van jonge recent afgestudeerden heeft een tweeledig doel:* bijdragen aan de uitvoering van activiteiten van verschillende typen ontwikkelingsorganisaties; en * verbreden en verdiepen van kennis en ervaring van deze jongeren, teneinde hun toegang tot de Nederlandse en internationale arbeidsmarkt te vergroten. Om in aanmerking te komen voor een positie als assistent-deskundige moet men aan de volgende voorwaarden voldoen:* universitaire opleiding en niet meer dan vier jaar werkervaring na afstuderen, waarvan maximaal twee jaar aaneengesloten in een ontwikkelingsland (...); * een hogere beroepsopleiding en minimaal drie jaar en maximaal zeven jaar werkervaring na afstuderen; (...) * bij voorkeur niet ouder dan 30 jaar..."Beoordeling
1. Verzoekster heeft erover geklaagd dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken haar niet in aanmerking wil laten komen voor de functie van assistent-deskundige bij een internationale organisatie.2. Verzoekster heeft een aantal keren vergeefs bij het Ministerie gesolliciteerd naar de functie van assistent-deskundige bij een VN-organisatie. In de afwijzingsbrief die het Hoofd Afdeling Uitzendingen van de Hoofdafdeling Personele Zaken Internationale Samenwerking haar op 21 april 1998 stuurde, werd erop gewezen dat zij in verband met haar ruime werkervaring niet langer in beschouwing kon worden genomen voor een functie binnen de assistent-deskundigenprogramma's. In de afwijzingsbrief van bedoeld hoofd van 1998 werd verzoekster erop gewezen dat zij op basis van zowel haar werkervaring als haar leeftijd werd beschouwd als een senior-medewerker, en dat de assistent-deskundigenprogramma's waren afgestemd op jonge, recent afgestudeerde personen. In verband daarmee werd verzoekster niet in de eindselectie betrokken.3. Volgens verzoekster dient zij w l in aanmerking te kunnen komen voor een functie van assistent-deskundige. In dat verband wees zij erop dat haar tijdens een voorlichtingsbijeenkomst was verzekerd dat het mogelijk was tot 45-jarige leeftijd te solliciteren naar de functie van assistent-deskundige. Voorts werd volgens haar ten onrechte gesteld dat zij niet voldeed aan het criterium ten aanzien van werkervaring, aangezien naar haar mening moest worden uitgegaan van de werkervaring die zij had opgedaan n de afronding van haar universitaire studie Bestuur en Beleid in Internationale Organisaties in 1996. Sindsdien had zij nog niet de maximale werkervaring van vier jaar opgedaan. Ten slotte wees zij erop dat n van de criteria luidt dat de betrokkene bij voorkeur niet ouder is dan dertig jaar. Volgens haar blijkt uit de formulering van dit criterium dat uitzonderingen mogelijk (moeten) zijn op deze leeftijdsgrens.4. De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking wees er in het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman onder meer op dat de assistent-deskundigenprogramma's als doelstelling hebben de kennis en ervaring van recent afgestudeerden op het terrein van internationale samenwerking te verbreden en te verdiepen. Volgens haar dient door het specifieke trainingskarakter van het programma "recent" ook als "jong" te worden ge nterpreteerd, omdat dit de doelgroep is die door de VN als zodanig wordt gekenmerkt. De Minister wees er voorts op dat de door de VN gestelde criteria door de Hoofdafdeling Personele Zaken en Internationale Samenwerking zijn vertaald naar de werkervarings- en leeftijdsvereisten, die als "hard" zijn aan te merken. Volgens haar zijn marginale uitzonderingen uit het verleden uitsluitend te verklaren uit het feit dat voor sommige vacatures geen andere geschikte kandidaten beschikbaar waren. Zij voegde daar aan toe dat dit in geen geval heeft geleid tot het aanstellen van een kandidaat die op het moment van aanstelling ouder was dan 34 jaar.5. In de brochure van de VN over het UNDP is aangegeven dat de programma's voor assistent-deskundigen (JPO's) zijn bedoeld voor "young professionals, generally under 30 years of age". In het verlengde hiervan heeft de Hoofdafdeling Personele Zaken Internationale Samenwerking werkervaringscriteria ontwikkeld. Voor personen met een hogere beroepsopleiding geldt dat zij na hun afstuderen maximaal zeven jaar werkervaring mogen hebben. Voor personen met een universitaire opleiding geldt een maximale werkervaringstijd van vier jaar.6. Duidelijk is dat met de assistent-deskundigenprogramma's wordt beoogd om "jonge professionals" in de gelegenheid te stellen internationale (werk)ervaring te laten opdoen, en om hen tegelijkertijd een bijdrage te laten leveren op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. De Nationale ombudsman acht het begrijpelijk, en aanvaardbaar, dat vanwege de aard en het oogmerk van deze programma's de hiervoor bedoelde criteria zijn gesteld ten aanzien van leeftijd en werkervaring van de betrokkenen. De argumenten daarvoor vormen een voldoende rechtvaardiging voor het stellen van de bedoelde leeftijds- en werkervaringsvereisten.7. Verzoekster was op het moment dat zij voor het eerst solliciteerde naar een functie van assistent-deskundige 39 jaar oud. Gezien haar leeftijd en gezien het feit dat zij op dat moment al zestien jaar werkervaring had, voldeed zij niet aan de criteria om voor de functie van assistent-deskundige in aanmerking te kunnen komen. Voor wat betreft het werkervaringsvereiste is in dat verband nog van belang dat de Nationale ombudsman het standpunt van verzoekster, inhoudende dat moet worden uitgegaan van de werkervaring die zij heeft opgedaan n het afronden van haar laatste studie in 1996, niet deelt. Een dergelijke benadering verdraagt zich immers niet met de bedoeling van de assistent-deskundigenprogramma's om juist "young professionals" internationale ervaring te laten opdoen.8. Op grond van het vorenstaande wordt geoordeeld dat verzoekster noch wat betreft haar leeftijd noch wat betreft haar werkervaring voldeed aan de criteria om in aanmerking te komen voor een functie als assistent-deskundige bij een VN-organisatie. In verband daarmee bestaat er geen grond om het Ministerie van Buitenlandse Zaken te verwijten dat het verzoekster niet voor een dergelijke functie in aanmerking heeft gebracht.9. Verzoekster heeft nog aangevoerd dat haar tijdens een voorlichtingsbijeenkomst in 1996 is verteld dat zij tot 45-jarige leeftijd kon solliciteren. Indien dit inderdaad is meegedeeld, dan was de gegeven informatie niet juist. Aan de juistheid van de in verzoeksters geval genomen beslissingen op haar sollicitaties kan dit echter niet afdoen. De onderzochte gedraging is behoorlijk.Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van de Afdeling Uitzendingen van de Hoofdafdeling Personele Zaken Internationale Samenwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Buitenlandse Zaken, is niet gegrond.