Op 19 april 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer T. te Hilversum, met een klacht over een gedraging van de Dienst Wegverkeer te Veendam. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Dienst Wegverkeer te Zoetermeer, werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker klaagt erover dat de Dienst Wegverkeer hem, bij de afgifte van een Nederlands kentekenbewijs voor de door hem vanuit Duitsland ingevoerde auto, niet de originele Duitse documenten heeft teruggegeven. Voorts klaagt verzoeker erover dat de Dienst Wegverkeer zich niet bereid heeft getoond een telefoongesprek van 19 april 1999 over deze kwestie schriftelijk te bevestigen.
Achtergrond
Bekendmaking inzake Nederlands-Duitse overeenkomst invoerprocedures motorrijtuigen (Bekendmaking van de Directeur van de Rijksdienst voor het Wegverkeer van 3 november 1994, F03N40018/JZ, Sctrt. 1994, nr. 218) Artikel 2:"1. Degene die voor een in Duitsland tot de openbare weg toegelaten, gebruikt motorrijtuig een kentekenbewijs aanvraagt overlegt daarbij:a. de bij het motorrijtuig behorende Fahrzeugbrief; b. de Fahrzeugschein; c. de kentekenplaten.2. De in het eerste lid, onder a en b genoemde bescheiden worden vernietigd.3. Van de in het eerste lid, onder c genoemde kentekenplaten wordt de stempel verwijderd dan wel onherstelbaar beschadigd. Op verzoek van de aanvrager kunnen ze daarna worden teruggegeven." Artikel 6:"1. Van de in de artikelen 2 (...) overgelegde bescheiden wordt door de Rijksdienst voor het Wegverkeer voor ieder motorrijtuig afzonderlijk een verklaring opgemaakt en toegezonden aan het Kraftfahrt-Bundesamt (...)2. Het Kraftfahrt-Bundesamt informeert de bevoegde Duitse toelatingsautoriteiten omtrent de uitvoer van het motorrijtuig..."Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd de Dienst Wegverkeer te Zoetermeer verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarbij werd de Dienst Wegverkeer een aantal specifieke vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Noch de Dienst Wegverkeer noch verzoeker gaf binnen de gestelde termijn een reactie.Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A. FEITEN1. Verzoeker was voorheen woonachtig in Duitsland. Na zijn verhuizing naar Nederland vroeg hij de Dienst Wegverkeer om een Nederlands kentekenbewijs. Bij zijn aanvraag legde hij de bij zijn auto behorende Fahrzeugbrief en Fahrzeugschein over.2. Toen hem bleek dat de Dienst Wegverkeer hem de Fahrzeugbrief en de Fahrzeugschein niet had teruggestuurd, nam hij telefonisch contact op met de Dienst Wegverkeer te Veendam. In reactie daarop werd hem meegedeeld dat autopapieren nooit worden teruggeven.3. Verzoeker richtte zich vervolgens op 11 april 1999 schriftelijk tot de Dienst Wegverkeer te Veendam. In zijn brief noemde hij een aantal argumenten op grond waarvan hij teruggave verlangde van de Duitse autopapieren. Onder andere stelde hij dat hij de mogelijkheid wilde hebben om weer terug te gaan naar Duitsland zonder een moeizame procedure te moeten volgen, alsmede dat hij de Fahrzeugbrief en Fahrzeugschein nodig had om zijn auto in Duitsland te kunnen afmelden. 4. In reactie op zijn brief werd verzoeker op 19 april 1999 gebeld door een medewerkster van de Dienst Wegverkeer met de mededeling dat zijn autopapieren inmiddels waren vernietigd.B. STANDPUNT VERZOEKERVerzoekers standpunt is weergegeven onder klacht. In zijn verzoekschrift wees hij er voorts op dat de medewerkster van de Dienst Wegverkeer die hem op 19 april 1999 had gebeld, zich niet bereid had getoond het gesprek met hem schriftelijk te bevestigen.C. STANDPUNT DIENST WEGVERKEER1. De Dienst Wegverkeer (RDW) deelde in het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman in antwoord op de vraag welke procedure wordt gevolgd in gevallen als het onderhavige het volgende mee:"...Ter verkrijging van een Nederlands kentekenbewijs voor een voertuig dat vanuit Duitsland in Nederland wordt ingevoerd, worden door de RDW de Fahrzeugbrief en de Fahrzeugschein ingenomen en vervolgens digitaal gearchiveerd en daarna vernietigd. Vervolgens wordt via het computersysteem automatisch een brief aangemaakt voor de Duitse autoriteiten in Flensburg. Aan de hand van deze brief wordt het voertuig door de Duitse autoriteiten afgemeld in verband met de op het voertuig rustende verplichtingen..."2. Met betrekking tot deze procedure wees de RDW met name op de artikelen 2 en 6 van de Bekendmaking inzake Nederlands-Duitse overeenkomst invoerprocedures motorrijtuigen (zie achtergrond). 3. In antwoord op de vraag of betrokkenen worden ge nformeerd over deze procedure deelde de RDW het volgende mee:"...Betrokkenen worden doorgaans door de administratieve medewerkers en/of door de technische medewerkers van het keuringsstation ge nformeerd over de te volgen procedure..."4. Met betrekking tot verzoekers grief dat de medewerkster van de RDW die hem op 19 april 1999 had gebeld zich niet bereid had getoond het gesprek schriftelijk te bevestigen, stelde de RDW het volgende:"Binnen de afdeling Voertuig Registratie Documenten is het niet de gewoonte om elk gesprek schriftelijk te bevestigen, gezien het grote aantal telefoongesprekken dat dagelijks wordt gevoerd. Echter, op uitdrukkelijk verzoek van de aanvrager wordt hieraan doorgaans wel gehoor gegeven. Het antwoord op de vraag waarom dat in dit geval niet is gebeurd moet ik u helaas schuldig blijven..."Beoordeling
I. TEN AANZIEN VAN DE VERNIETIGING VAN VERZOEKERS DUITSE AUTOPAPIEREN1. Verzoeker heeft er in de eerste plaats over geklaagd dat de Dienst Wegverkeer (RDW) hem, bij de afgifte van een Nederlands kentekenbewijs voor de door hem vanuit Duitsland ingevoerde auto niet de originele Duitse documenten heeft teruggegeven. Volgens verzoeker had hij deze documenten nodig om zijn auto in Duitsland af te melden, en zou hij ze later ook nodig kunnen hebben indien hij opnieuw in Duitsland zou gaan wonen.2. De RDW wees er in het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman op dat bij de invoer van een voertuig vanuit Duitsland de Fahrzeugbrief en de Fahrzeugschein door de RDW worden ingenomen, digitaal worden verwerkt en vervolgens worden vernietigd. Voor de bevoegde Duitse autoriteiten wordt een brief aangemaakt waarmee het voertuig door de Duitse autoriteiten wordt afgemeld. De RDW verwees in dit verband naar de Bekendmaking inzake Nederlands-Duitse overeenkomst invoerprocedures motorrijtuigen (zie achtergrond).3. Op grond van artikel 2 van deze bekendmaking dient de degene die voor een in Duitsland tot de openbare weg toegelaten gebruikt motorrijtuig een kentekenbewijs aanvraagt in Nederland, bij zijn aanvraag de Fahrzeugbrief en de Fahrzeugschein aan de RDW over te leggen. In dit artikel is voorts bepaald dat genoemde bescheiden worden vernietigd.4. Uit het voorgaande volgt dat de vernietiging door de RDW van de door verzoeker overgelegde Fahrzeugbrief en Fahrzeugschein geheel in overeenstemming is met de desbetreffende regelgeving. In zoverre is de onderzochte gedraging dan ook behoorlijk. II. TEN AANZIEN VAN DE AFHANDELING VAN VERZOEKERS BRIEF VAN 11 APRIL 19991. Verzoeker heeft er in zijn verzoekschrift voorts over geklaagd dat de medewerkster van de RDW die hem in reactie op zijn brief van 11 april 1999 op 19 april 1999 telefonisch heeft laten weten dat zijn Duitse autopapieren inmiddels waren vernietigd, zich niet bereid heeft getoond haar telefoongesprek met verzoeker schriftelijk te bevestigen.2. De RDW stelde in het kader van het onderzoek dat het binnen de desbetreffende afdeling van de RDW, gezien het grote aantal telefoongesprekken dat dagelijks wordt gevoerd, niet de gewoonte is om elk gesprek schriftelijk te bevestigen. Volgens de RDW wordt op uitdrukkelijk verzoek van de betrokkene een telefoongesprek doorgaans wel schriftelijk bevestigd. De RDW kon niet aangeven waarom dat in het geval van verzoeker niet is gebeurd.3. Verzoeker heeft de RDW bij brief van 11 april 1999 verzocht om teruggave van zijn Duitse autopapieren. Op zichzelf is het alleszins begrijpelijk dat de RDW ervoor heeft gekozen die brief telefonisch te beantwoorden. Nu verzoeker echter, naar onweersproken door hem is gesteld, tijdens het telefonisch contact op 19 april 1999 heeft aangedrongen op een schriftelijke bevestiging van het gesprek, had van de RDW mogen worden verwacht dat hij, vanuit een oogpunt van dienstbetoon, aan dat verzoek tegemoet was gekomen. Het is niet juist dat dit niet is gebeurd. In zoverre is de onderzochte gedraging niet behoorlijk.Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van de Dienst Wegverkeer te Veendam, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Dienst Wegverkeer te Zoetermeer, is niet gegrond ten aanzien van de vernietiging van verzoekers Duitse autopapieren en gegrond ten aanzien van de weigering het telefoongesprek van 19 april 1999 schriftelijk te bevestigen.