Op 21 januari 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw M. te Apeldoorn, met een klacht over een gedraging van de gemeente Apeldoorn. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn, werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoekster verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoekster klaagt erover dat de gemeente Apeldoorn 1) haar nooit op de een of andere wijze heeft ge nformeerd over de optieregeling ter verkrijging van het Nederlanderschap in de periode waarin zij daarvoor in aanmerking kwam; 2) bij haar ondertrouw op 20 mei 1998 geen informatie heeft verstrekt over het naamgebruik na haar huwelijk; 3) haar klacht over de voorgaande twee punten ongegrond heeft geacht; Voorts klaagt verzoekster erover dat een medewerker van de gemeente Apeldoorn haar had gevraagd of zij verlegen zat om f 510, of althans woorden van gelijke strekking. Zij voelde zich door deze uitspraak niet serieus genomen.
Achtergrond
1. Burgerlijk Wetboek Boek 1, artikel 9, eerste lid:"Een vrouw die gehuwd is of die gehuwd is geweest dan wel wier partnerschap geregistreerd is of is geweest en die niet is getrouwd na be indiging van de registratie of is hertrouwd dan wel niet een geregistreerd partnerschap is aangegaan na be indiging van het huwelijk of opnieuw is aangegaan, is steeds bevoegd de geslachtsnaam van haar echtgenoot of van haar geregistreerde partner te voeren of aan de hare te doen voorafgaan dan wel die te doen volgen op haar eigen geslachtsnaam."2. Wet conflictenrecht namen (Wet van 3 juli 1989, Stb 288) Artikel 1, eerste lid:"De geslachtsnaam en de voornamen van een vreemdeling worden bepaald door het recht van de Staat waarvan hij de nationaliteit heeft. Onder recht zijn mede begrepen de regels van het internationaal privaatrecht. Uitsluitend voor de vaststelling van de geslachtsnaam en de voornaam worden de omstandigheden waarvan deze afhangen beoordeeld naar dat recht."3. Rijkswet op het Nederlanderschap (Wet van 19 december 1984, Stb. 628) Artikel 6, eerste lid, onder a:"Door het afleggen van een daartoe strekkende verklaring verkrijgt het Nederlanderschap:a. de meerderjarige vreemdeling die in Nederland, onderscheidenlijk de Nederlandse Antillen of Aruba, is geboren en aldaar sedert zijn geboorte woonplaats of werkelijk verblijf heeft, mits hij de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft bereikt;" Artikel 21, onder a:"Tot het in ontvangst nemen van verklaringen tot verkrijging en van afstand van het Nederlanderschap zijn bevoegd:a. in Nederland: de burgemeesters..." Artikel 27, tweede lid:"Het niet-Nederlandse kind – daaronder begrepen het in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba geadopteerde kind – van een vrouw die Nederlander is of – indien zij is overleden – ten tijde van het overlijden Nederlander was, verkrijgt, indien het op het tijdstip van inwerkingtreding van deze Rijkswet de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt en niet gehuwd of gehuwd geweest is, het Nederlanderschap door het afleggen van een daartoe strekkende verklaring. Voor hen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt moet de verklaring worden afgelegd door de moeder of – indien deze is overleden – door de wettelijke vertegenwoordiger. Deze verklaring moet worden afgelegd binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze Rijkswet."Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd de gemeente Apeldoorn verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd aan twee ambtenaren van de gemeente Apeldoorn gevraagd een ondertekende verklaring over te leggen. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De gemeente Apeldoorn deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De reactie van verzoekster gaf aanleiding het verslag aan te vullen.Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A. FEITEN1. Verzoekster is op 3 december 1970 in D. (Nederland) geboren en heeft de Spaanse nationaliteit. Op 28 augustus 1998 zou zij gaan trouwen in de gemeente Olst met de heer F., een Nederlander. Het paar is op 20 mei 1998 in ondertrouw gegaan in de gemeente Apeldoorn. Bij die gelegenheid is de kwestie van de naamvoering van verzoekster na het huwelijk niet aan de orde gekomen. Drie weken v r het huwelijk is zij door een ambtenaar van de gemeente Olst gewezen op het feit dat zij na haar huwelijk, op grond van de Spaanse wet, niet de naam van haar echtgenoot mocht voeren, maar haar eigen naam behield. Het huwelijk vond plaats op de geplande datum.2. Verzoekster diende bij brief van 19 oktober 1998 een klacht in bij de gemeente Apeldoorn. Daarin stond, onder meer het volgende vermeld:"Op 3 december 1970 ben ik in D. geboren. Ik ben in Nederland geboren en getogen. Echter omdat mijn beide ouders de Spaanse nationaliteit bezaten kreeg ik ook deze nationaliteit. Ondanks mijn Spaanse nationaliteit heb ik mij altijd een Nederlandse burger gevoeld. Voor twee maanden terug werd dit gevoel sterk veranderd. Op 28 augustus jl. ben ik gehuwd met F.. Ik wist dat ik mijn Spaanse nationaliteit behield ondanks dat ik met een Nederlander voor de Nederlandse wet trouwde. Echter ging ik er wel vanuit dat ik de naam van mijn man mocht aannemen. Drie weken voor de huwelijksvoltrekking kwam ik er bij toeval achter dat dit laatste niet voor mij gold. Een ambtenaar van de gemeente Olst, de gemeente waar wij getrouwd zijn, vertelde mij dat voor mij de Spaanse wet gold en ik dus mijn meisjesnaam behield. Ik weet dat de Spaanse wet zo in elkaar zit. Maar ik ging voor de Nederlandse wet trouwen en ging er vanuit dat deze van toepassing was. Mijn zus en Spaanse vriendinnen hadden destijds ook de naam van hun Nederlandse man gekregen. De Olster ambtenaar vroeg mij of ik bij de ondertrouw geen formulier had gekregen waar normaal gesproken je moet aangeven of je je meisjesnaam wilt behouden of de naam van je toekomstige man gaat aannemen. Nee, dit formulier had ik niet gekregen van de gemeente Apeldoorn. Het was voor mij de eerste keer dat ik ging trouwen en ik wist dus niet wat er bij een ondertrouw allemaal ging gebeuren. Bovenstaande speelde 3 weken voor de bruiloft. Ik heb contact opgenomen met het Spaanse Consulaat en deze deelden mij mee dat ik inderdaad niet de naam van mijn aanstaande man voor de Spaanse wet mocht aannemen. Omdat ik ervan uitging dat ik voor de Nederlandse wet trouwde en daarom de Nederlandse wet voorging nam ik contact op met de gemeente Apeldoorn. Deze deelde mij (...) (mee; N.o.) dat inderdaad de Spaanse wet voorging. Ineens werd er gevraagd naar mijn leeftijd. Toen ik 27 jaar antwoordde was de reactie; jammer! Tot mijn 25ste had ik "gratis" Nederlandse kunnen worden en dan wel de naam van mijn aanstaande man kunnen aannemen. Op de vraag wat mij dat nu ging kosten kreeg ik het antwoord van vijfhonderd gulden. Als ik twee jaar eerder was getrouwd dan was het een simpele formaliteit en nu kost mij die vijfhonderd gulden en een half jaar geregel aan paperassen. (...) Voor de ondertrouw en de huwelijksvoltrekking moest ik ook naar de "Vreemdelingenpolitie". Hieraan heb ik (...) gevraagd waarom ik nooit op het recht ben gewezen dat ik tot mijn 25ste Nederlandse kon worden. Hierop kon hij geen antwoord geven. Het enige wat hij mij kon vertellen was dat zij altijd aan de gemeente doorgeven wanneer iemand vijf jaar in Nederland is, deze gebruik kan maken van de Nederlandse nationaliteit. En ik als vreemdeling, zo voel ik mij nu, die hier geboren en getogen is word niet op dit recht gewezen. Iemand die haar gehele leven hier woont en zich tot 3 weken voor haar bruiloft geen vreemdeling heeft gevoeld wordt niet op dit recht gewezen. Als antwoord krijg je van de Apeldoornse gemeente "Sorry mevrouw u had dit moeten weten". Maar ik ben een vreemdeling en ik ken de Nederlandse wet dus niet en zeker niet dat deze in 1994 dusdanig is veranderd dat je de naam van de partner niet mag aannemen. Burgemeester, ik neem aan dat u uit mijn brief wel proeft dat ik kwaad en zeer teleurgesteld ben dat ik nooit op mijn recht ben gewezen. Ten tweede heeft uw medewerker op 20 mei 1998, tijdens de ondertrouw, mij geen formulier overlegd voor de achternaam, c.q. mij er niet op gewezen dat voor mij de Spaanse wet geldt. Het voelt dan ook zeer kwalijk aan dat ik zelf 3 weken voor de huwelijksvoltrekking erachter moet komen dat de gemeente Apeldoorn tot twee keer toe nalatig is geweest in haar informatieverstrekking."3. Op 29 oktober 1998 is verzoekster gehoord naar aanleiding van haar klacht. Verzoekster heeft in dat kader gesproken met twee ambtenaren van de gemeente Apeldoorn, de heren H. en W..4. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn gaf op 10 november 1998 de navolgende schriftelijke reactie op verzoeksters klacht:"...In uw brief van 19 oktober 1998 dient u een klacht in vanwege het feit dat u nooit door de gemeente ge nformeerd bent over de optieregeling ter verkrijging van het Nederlanderschap, die in een bepaalde periode voor u heeft gegolden. Tevens geeft u aan dat – wat betreft de naamsaspecten – u tijdens de ondertrouw op 20 mei 1998 geen informatie heeft ontvangen over het naamgebruik na het huwelijk. Op donderdag 29 oktober jl. heeft u gebruik gemaakt van de mogelijkheid om over uw klacht gehoord te worden. De directeur van de dienst Veiligheid, Recht en Burgerzaken (VRB) de heer H. heeft u bij deze gelegenheid verteld dat hij namens het college van burgemeester en wethouders klachtbehandelaar is. Voorts heeft de heer H. zijn verontschuldiging geuit voor het feit dat u niet op zo'n klantvriendelijke wijze geholpen bent door medewerkers van de afdeling Burgerzaken. Vervolgens heeft u in een gesprek met de heer H. en de heer W. uw klacht toegelicht. Bij het begin van de hoorzitting hebben wij de omschrijvingen rond de begrippen 'klacht' en 'gedraging', zoals die zijn opgenomen in de "Klachtenregeling Gemeente Apeldoorn", medegedeeld. (...) Vervolgens hebben wij gevraagd of u het eens was met onze omschrijving van de klacht, hetgeen bevestigend werd beantwoord. De klacht is op grond van de gemeentelijke klachtenregeling ontvankelijk. Na uitleg door bovengenoemde medewerkers zijn de volgende conclusies getrokken. Op grond van de Wet conflictenrecht namen dient de Nederlandse overheid zich in uw geval te conformeren aan het Spaanse recht. De in het Burgerlijk Wetboek gegeven mogelijkheid voor naamskeuze, is op u, als Spaanse, niet van toepassing. Desondanks staat het u, tot op zekere hoogte, vrij om in het maatschappelijk verkeer de naam van uw keuze te dragen. De overheid is niet verplicht, spontaan en ongevraagd informatie te verstrekken omtrent de mogelijkheden van optie voor het Nederlanderschap. Derhalve kan het feit dat aan u niet spontaan informatie terzake is verstrekt, de gemeente niet verweten worden. Toch is deze klacht voor ons aanleiding om de mogelijkheden te bezien om aan een algemene vorm van informatieverstrekking op dit gebied, gestalte te geven. Op grond van het hiervoor vermelde besluiten wij dat de klacht inhoudelijk ongegrond is..."B. STANDPUNT VERZOEKSTERHet standpunt van verzoekster staat vermeld in de klachtsamenvatting onder klacht. Verder staat in verzoeksters klachtbrief aan de Nationale ombudsman, voor zover van belang, het volgende vermeld:"Op mijn vraag waarom tijdens de ondertrouw mij niet gewezen is op de naamskeuze werd aangegeven omdat ik Spaanse ben zij dit niet verplicht zijn. Zelf blijf ik van mening omdat de vraag over naamskeuze gebruikelijk is bij ondertrouw de gemeente mij op dat moment al uitleg hierover had kunnen geven. (...) Omdat ik met een Nederlander voor de Nederlandse wet ging trouwen ging ik er vanuit dat ik zijn naam ging aannemen. Dit is ook zo gegaan bij mijn zus en Spaanse vriendinnen. De heer W. gaf als reactie dat het een nadeel was dat ik tot de kleine Spaanse gemeenschap behoorde. Bij de Turkse gemeenschap was over het algemeen de optieregeling bekend. Onderling wijzen Turken elkaar op deze regeling. Daarnaast gaf de heer W. aan dat het argument van de Vreemdelingenpolitie (dat men na 5 jaar bericht doorgeeft aan de gemeente) niet juist was. Dit had men waarschijnlijk gedaan om zo van mij af te zijn. Op een gegeven moment vroeg de heer H. of ik nooit over naturalisatie had gedacht. Mijn reactie was nee gezien het feit dat ik mij altijd Nederlandse had gevoeld. Daarnaast vroeg hij of ik echt verlegen zat om de kosten van Fl 510,--. Op dat moment voelde ik mij niet meer serieus genomen. Uiteraard Fl. 510,-- is veel geld, maar het gaat mij juist om het feit dat ik nooit op de optieregeling gewezen ben. De heer H. voegde hieraan toe dat de gemeente wel Fl. 10,-- voor eigen rekening kon nemen, deze was voor het uittreksel. Voor het bedrag van Fl. 500,-- gold dit niet. De gemeente dient een groot deel van dit geld af te staan aan Justitie. Omdat de gemeente niet verplicht is om spontaan en ongevraagd informatie te verstrekken neemt de gemeente Apeldoorn dit ook niet voor eigen rekening. (...) Mijn klacht heeft echter wel aanleiding gegeven om de mogelijkheden te bezien om aan een algemene vorm van informatieverstrekking op dit gebied, gestalte te geven. Als voorbeelden gaf men aan het blad Orakel, de gemeentegids van de gemeente Apeldoorn. Echter in de gids van 1999 wordt hierover nog niets aangegeven. Daarnaast gaf de heer W. aan dat zij eens in het verleden buitenlanders een brief hadden gestuurd met verwijzing naar de optieregeling. Ondanks dat mijn klacht aanleiding heeft gegeven ben ik als indiener van de klacht niet geholpen. Ik ben van mening als deze klacht aanleiding geeft, de gemeente Apeldoorn toch inziet dat zij anders moet omgaan met het verstrekken van haar informatie. Het alleen worden uitgenodigd door de gemeente Apeldoorn om mijn klacht te komen toe te lichten, excuses aan te bieden en eventueel Fl. 10,-- voor het uittreksel geeft mij geen voldoening. Ik ben ervan overtuigd dat mijn klacht voorkomen had kunnen worden door simpel mij voor mijn 25ste verjaardag een brief te sturen over de optieregeling. Deze spontaniteit had ik als burger zeer op prijs gesteld in plaats van zelf er bij toeval te laat achter te komen."C. STANDPUNT COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE APELDOORN1. In reactie op het verzoekschrift bracht het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn, voor zover van belang, het volgende naar voren:"Verzoekster klaagt erover dat de gemeente Apeldoorn 1. haar nooit heeft ge nformeerd over de optieregeling ter verkrijging van het Nederlanderschap2. bij haar ondertrouw op 20 mei 1998 geen informatie heeft verstrekt over het naamgebruik na haar huwelijk3. haar klacht over de voorgaande twee punten ongegrond heeft geacht. Punt 1 Op 1 januari 1985 is de Rijkswet op het Nederlanderschap (RwNed) in werking getreden als vervanging van de Wet op het Nederlanderschap en ingezetenschap. In artikel 6 RwNed is de verkrijging van het Nederlandschap door een optie geregeld. Zoals gebruikelijk bij nieuwe wetgeving is toentertijd op landelijke schaal uitgebreid informatie verstrekt over de vereisten van de verkrijging van het Nederlandschap door de optieregeling. Hierbij is toen ook aangegeven waar de burger nadere informatie kon krijgen. De informatieoverdracht heeft plaatsgevonden door de Rijksoverheid. De gemeente heeft ten aanzien van de actieve informatieverstrekking (op eigen initiatief) geen (wettelijke) taak en als zodanig heeft dit op gemeentelijk niveau dan ook niet plaatsgevonden. Wel heeft de gemeente Apeldoorn advertentie geplaatst over de optieregeling als bedoeld in artikel 27 RwNed (...). De optieregeling in artikel 27 RwNed is specifiek bedoeld voor niet-Nederlandse kinderen met een Nederlandse moeder. Aangezien aan deze optieregeling een duidelijke overgangstermijn was verbonden, werd toen besloten om actief informatie te verstrekken om kinderen de mogelijkheid te geven om door middel van een eenvoudige, snelle en kosteloze wijze Nederlander te worden. Punt 2 Artikel 9 van Boek 1 BW geeft een persoon van Nederlandse nationaliteit de mogelijkheid om in het maatschappelijke verkeer de naam van de partner (of een combinatie van beide namen) te voeren. In beginsel wordt het hierboven aangegeven artikel niet toegepast op een persoon met een niet Nederlandse nationaliteit. De grondslag hiervoor is artikel 1 van de Wet conflictenrecht namen. Uitgangspunt ten aanzien van naamvoering is de wetgeving van het land waarvan men de nationaliteit draagt. In geval van verzoekster is de Spaanse wetgeving van toepassing. Aangezien de gemeente Apeldoorn niet op de hoogte is en ook niet kan zijn van de regelgeving omtrent naamvoering na het huwelijk van niet Nederlanders, wordt standaard artikel 1 van de Wet conflictenrecht naamvoering toegepast. Indien niet Nederlandse burgers de naam van hun echtgenoot willen voeren, moeten zij zelf bewijsstukken overleggen waaruit blijkt dat naamvoering van de partner op grond van de wetgeving van het land waarvan men de nationaliteit bezit toegestaan is. Bij personen die de Nederlandse nationaliteit bezitten, vluchtelingen en personen waarvan de nationaliteit onbekend is, is het Nederlandse recht van toepassing en komt bij huwelijksaangifte de naamvoering wel standaard aan de orde. Punt 3 De gemeente Apeldoorn blijft bij haar standpunt dat ten aanzien van de klacht van verzoekster over het tekortschieten in het verstrekken van informatie over de optieregeling ter verkrijging van het Nederlandschap en naamgebruik na het huwelijk geen onzorgvuldigheden kan worden verweten en als zodanig blijft de gemeente dan ook bij haar besluit. In uw brief stelt u aanvullend nog de volgende vragen1. Kunt u aangeven of u in het algemeen burgers die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten op de hoogte stelt van de mogelijkheden van de optie voor het Nederlanderschap? Reactie: nee, dit gebeurt niet omdat voorlichting in dit verband niet zo eenvoudig ligt. Door de afdeling Burgerzaken wordt regelmatig op verzoek van buitenlanders in onze gemeente, voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd. Tijdens die bijeenkomsten wordt ook door de medewerkers van de afdeling burgerzaken de vraag gesteld in hoeverre er behoefte bestaat aan actieve voorlichting. Hieruit blijkt dat er bij veel mensen geen behoefte aan bestaat, sterker nog men wijst het af. Wanneer de gemeente dit wel zou doen, dan voelen mensen dit al gauw alsof de gemeente hen iets wil opleggen. Immers je nationaliteit geeft een bepaalde verbondenheid aan met het verleden. Het zegt iets over de geschiedenis van de desbetreffende persoon, Het wijzigen van je nationaliteit is doordrenkt van veel emotionele gevoelens. Dit doe je niet zomaar even. Zeker ook omdat bij bepaalde groepen buitenlanders het wijzigen van de nationaliteit zelfs wordt gezien als een soort verraad naar de ouders toe. Het verstrekken van voorlichting zou in dit verband dus een averechtse werking kunnen hebben. Niet Nederlanders die hun nationaliteit willen wijzigen komen zelf wel naar de gemeente toe. Op dat moment hebben zij al een extra stap gezet, namelijk de acceptatie om afstand te doen van je eigen nationaliteit om Nederlander te worden. Natuurlijk zal niet iedereen bovengenoemde gevoelens delen, echter uit de voorlichtingsbijeenkomsten en ook door de gesprekken aan de balie blijkt toch dat het overgrote deel van de niet Nederlanders geen behoefte heeft aan actieve informatie.2. Als toekomstige echtparen bij de gemeente Apeldoorn in ondertrouw gaan, komt dan de kwestie van de naamvoering na het huwelijk standaard aan de orde? Reactie: Nee, zie punt 2"2. De tekst van de advertentie die is geplaatst door de gemeente Apeldoorn in 1987 en die betrekking had op de optieregeling als bedoeld in artikel 27 RwNed luidt als volgt:"Hoe wordt een buitenlands kind Nederlander? Er zijn nogal wat kinderen in Apeldoorn, die een buitenlandse vader en een Nederlandse moeder hebben. Als die kinderen zijn geboren v r 1 januari 1985, hebben zij bij hun geboorte niet de Nederlandse nationaliteit gekregen. Tot 1 januari 1988 kan het niet-Nederlandse kind van een Nederlandse moeder het Nederlanderschap verkrijgen. Als het kind nog geen 18 jaar is, legt de moeder, en als het kind 18 jaar of ouder, maar nog geen 21 jaar is, legt het kind zelf een verklaring af, waardoor het Nederlander wordt. Na 1 januari 1988 is het niet meer mogelijk om op deze eenvoudige, snelle en kosteloze wijze Nederlander te worden. Bij de afdeling Burgerzaken in het Stadskantoor kunnen ze u er alles over vertellen. Daar kunt u ook de verklaring afleggen. Graag een legitimatiebewijs meebrengen."D. REACTIE VERZOEKSTER1. In een telefonische reactie op het standpunt van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn bracht verzoekster naar voren dat de door het college van burgemeester en wethouders opgestuurde advertentietekst niet op haar van toepassing was, omdat zij geen Nederlandse moeder heeft, maar haar beide ouders de Spaanse nationaliteit hebben. Voorts kon zij niet met elkaar rijmen dat het college van burgemeester en wethouders zich in zijn reactie op de klacht tegenover de Nationale ombudsman op het standpunt stelt dat het college niet is tekortgeschoten op het punt van de informatieverstrekking, terwijl aan haar was meegedeeld dat de gemeente de mogelijkheid van meer algemene informatieverstrekking zou bezien. Ten slotte gaf verzoekster aan dat het college van burgemeester en wethouders niet had gereageerd op het gestelde in haar klachtbrief dat de heer H. haar had gevraagd of zij om die f 510 verlegen zat. Zij vond dit laatste een vrij essentieel onderdeel van de klacht.2. Naar aanleiding van hetgeen door verzoekster naar voren werd gebracht, werd de klachtformulering uitgebreid met het laatste klachtonderdeel als genoemd in de klachtformulering (zie onder klacht).E. REACTIE COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE APELDOORNDe reactie van verzoekster gaf het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn aanleiding om, onder meer, het volgende naar voren te brengen:"De aan u toegestuurde advertentietekst is inderdaad niet van toepassing op de situatie van klaagster. De gemeente Apeldoorn heeft willen aangeven dat ondanks de uitvoerige voorlichting van de Rijksoverheid over de Rijkswet op het Nederlandschap die op 1 januari 1985 in werking is getreden, ook de gemeente zelf advertentieteksten heeft laten plaatsen. De bijgevoegde advertentietekst is slechts een voorbeeld geweest. Er zijn toentertijd meerdere advertenties geplaatst, echter hiervan is helaas geen kopie meer aanwezig. Ten aanzien van uw tweede vraag, waarin wordt aangegeven dat klaagster het door de gemeente gegeven standpunt dat haar geen onzorgvuldigheden kan worden verweten niet kan rijmen met de in het gesprek geopperde mogelijkheid om de optieregeling op te nemen in de gemeentegids, is de gemeente van mening dat dit gegeven gezien moet worden vanuit het feit dat de gemeente niet de verplichting heeft om actief informatie te verstrekken. In die zin kan de gemeente dan ook geen onzorgvuldigheden worden verweten. Dat staat echter los van het feit dat de gemeente uiteraard openstaat voor suggesties en adviezen van burgers. Vanuit de stellingname dat een klacht een gratis advies kan zijn, is de mogelijkheid van het opnemen van de optieregeling in de gemeentegids opnieuw ter sprake gebracht. Echter zoals de (gemeente in haar standpunt naar aanleiding van de klacht van verzoekster; N.o.) al heeft aangegeven (...) is informatieverstrekking over naturalisatie een gevoelige zaak. Het blijkt dat met name op voorlichtingsbijeenkomsten en bij de gesprekken aan de balie het overgrote deel van de niet Nederlanders geen behoefte heeft aan informatieverstrekking op dit gebied."F. VERKLARINGEN VAN TWEE MEDEWERKERS VAN DE GEMEENTE APELDOORN1. Verklaring van ambtenaar H. naar aanleiding van het laatste klachtonderdeel van de klachtformulering:"Allereerst vind ik het spijtig dat (verzoekster; N.o.) blijkbaar achteraf constateert dat ik de door haar gewraakte uitspraak over de naturalisatieleges heb gemaakt. Ik heb me sterk in haar situatie ingeleefd en begrip getoond voor haar standpunten. Maar om reden dat de naturalisatieleges rijksleges betreft kon de gemeente haar financieel niet tegemoetkomen. Ik weet met honderd procent zekerheid dat ik de opmerking zoals (verzoekster; N.o.) die aan mij toeschrijft niet zo gebezigd heb. Het is mijn stijl van klachtenbehandeling en spreekstijl niet. Het gesprek vond in een allerhartelijkste sfeer plaats, ik heb aan het einde van het gesprek haar gevraagd of zij op bepaalde punten nog terug wilde komen of nog op- of aanmerkingen had zodat wij daarvan konden leren, maar zij was tevreden. Ook het afscheid was uiterst prettig."2. Verklaring van ambtenaar W. naar aanleiding van bovengenoemd klachtonderdeel:"Ik kan mij het geschetste voorval herinneren. De heer H. heeft het beslist niet gedaan op de wijze zoals beschreven (…). Op een gegeven moment zijn de consequenties aan de orde geweest. Persoonlijk vond ik dat de heer H. zich heeft willen inleven in de situatie waarin (verzoekster; N.o.) verkeerde. Weloverwogen zijn toen de consequenties van het een en ander ter sprake gekomen. Het is juist jammer dat (verzoekster; N.o.) niet op dat moment heeft aangegeven wat haar gevoelens waren. De sfeer van het gesprek was juist heel vertrouwelijk en begripvol. Aan het einde van het gesprek heeft de heer H. aan (verzoekster; N.o.) gevraagd of zij nog op aspecten van het gesprek wilde terugkomen. Zij heeft daar geen gebruik van gemaakt. Nu ik haar reactie lees vind ik dat heel jammer, omdat mijn collega de conversatie laagdrempelig heeft willen houden."G. REACTIE VERZOEKSTER NAAR AANLEIDING VAN VERSLAG VAN BEVINDINGENIn haar reactie op het verslag van bevindingen erkende verzoekster dat de sfeer in het gesprek met de gemeenteambtenaren H. en W. in het algemeen open en begripvol was geweest. Zij was alleen niet tevreden geweest over het einde van het gesprek. Verder gaf verzoekster aan dat zij direct in het gesprek had aangegeven dat zij vond dat haar een recht ontnomen was en dat zij het daarmee niet eens was.Beoordeling
I. Algemeen1. Verzoekster is op 3 december 1970 in D. (Nederland) geboren en heeft de Spaanse nationaliteit. Op 28 augustus 1998 zou zij gaan trouwen in de gemeente Olst met de heer F., een Nederlander. Het paar is op 20 mei 1998 in ondertrouw gegaan in de gemeente Apeldoorn. Bij die gelegenheid is de kwestie van de naamvoering van verzoekster na het huwelijk niet aan de orde gekomen. Drie weken v r het huwelijk is zij door een ambtenaar van de gemeente Olst gewezen op het feit dat zij na haar huwelijk, op grond van de Spaanse wet, niet de naam van haar echtgenoot mocht voeren, maar haar eigen naam behield. Het huwelijk vond plaats op de geplande datum.2. Op 19 oktober 1998 diende verzoekster een klacht in bij de gemeente Apeldoorn. Zij klaagde erover dat de gemeente haar nooit had gewezen op de optieregeling ter verkrijging van het Nederlanderschap in de periode waarin zij daarvoor in aanmerking kwam. Tevens klaagde zij erover dat de gemeente Apeldoorn haar bij haar ondertrouw geen informatie had verstrekt over het naamgebruik na haar huwelijk. Op 29 oktober 1998 is verzoekster gehoord door twee ambtenaren van de gemeente Apeldoorn. Bij brief van 10 november 1998 liet de gemeente Apeldoorn verzoekster weten dat zij haar klachten inhoudelijk niet gegrond achtte. II. Ten aanzien van het niet verstrekken van informatie over de optieregeling ter verkrijging van het Nederlanderschap1. Verzoekster klaagt er in de eerste plaats over dat de gemeente Apeldoorn haar nooit op de een of andere wijze heeft ge nformeerd over de optieregeling ter verkrijging van het Nederlanderschap in de periode waarin zij daarvoor in aanmerking kwam.2. In artikel 6 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Rw Ned) is onder meer bepaald dat een meerderjarige vreemdeling, die in Nederland is geboren en hier sinds zijn geboorte heeft gewoond en die verder de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft bereikt, door het afleggen van een daartoe strekkende verklaring het Nederlanderschap kan verkrijgen. Op basis van artikel 21 van diezelfde wet is de burgemeester bevoegd tot het in ontvangst nemen van de desbetreffende verklaring (zie achtergrond, onder 3). De wetgever heeft het derhalve voor de in artikel 6 genoemde vreemdelingen mogelijk gemaakt om op eenvoudige wijze het Nederlanderschap te verkrijgen.3. Het wijzigen van de nationaliteit is , zoals de gemeente Apeldoorn heeft opgemerkt, in het algemeen een gevoelige kwestie. Niet iedere belanghebbende stelt een actieve informatieverstrekking op dat punt op prijs. Het voert dan ook te ver om van de gemeente Apeldoorn te verlangen dat zij met betrekking tot het bestaan van de optieregeling actief informatie verstrekt. Van personen als verzoekster, die Nederland goed kennen, mag ook zelf wel enige inspanning worden gevraagd als zij interesse hebben in het verkrijgen van het Nederlanderschap. Van belang is tevens dat ook na het bereiken van de 25-jarige leeftijd het voor personen als verzoekster nog steeds mogelijk is om het Nederlanderschap te verwerven, zij het tegen hogere kosten. De onderzochte gedraging is op dit punt dan ook behoorlijk.III. . Ten aanzien van de informatieverstrekking over het naamgebruik bij verzoeksters ondertrouw1. Verzoekster klaagt er verder over dat de gemeente Apeldoorn bij haar ondertrouw op 20 mei 1998 geen informatie heeft verstrekt over het naamgebruik na haar huwelijk.2. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn geeft in reactie op de klacht van verzoekster aan dat bij de huwelijksaangifte van personen die de Nederlandse nationaliteit bezitten, vluchtelingen en personen van wie de nationaliteit onbekend is de naamvoering na het huwelijk w l standaard aan de orde komt. Dat is volgens het college van burgemeester en wethouders niet het geval bij een huwelijk van niet-Nederlanders. Daar wordt standaard artikel 1 van de Wet conflictenrecht naamvoering (zie achtergrond) toegepast, aangezien de gemeente Apeldoorn niet op de hoogte is of kan zijn van de regelgeving omtrent naamvoering na het huwelijk van niet-Nederlanders.3. Van de gemeente Apeldoorn kan inderdaad niet worden verlangd dat zij op de hoogte is van de wetgeving omtrent naamvoering na het huwelijk van alle andere nationaliteiten. Niet valt echter in te zien waarom niet-Nederlanders bij de huwelijkaangifte niet zouden kunnen worden ge nformeerd over het bestaan van de Wet conflictenrecht naamvoering, en met name over de inhoud van artikel 1 van deze wet. Dit geldt te meer nu de naamvoering wel standaard aan de orde komt bij de huwelijksaangifte van personen die de Nederlandse nationaliteit bezitten, vluchtelingen en personen van wie de nationaliteit onbekend is. Het is dan ook niet juist dat verzoekster destijds op dit punt niet is ge nformeerd. De onderzochte gedraging is in zoverre dan ook niet behoorlijk. Het voorgaande geeft aanleiding tot het doen van een aanbeveling.I. V. Ten aanzien van het ongegrond achten van verzoeksters klacht over de voorgaande twee punten1. Verzoekster klaagt erover dat de gemeente Apeldoorn haar klachten over het niet informeren over de optieregeling ter verkrijging van het Nederlanderschap en het niet verstrekken van informatie over het naamgebruik na haar huwelijk bij haar ondertrouw, zoals hiervoor vermeld onder II.1. en III.1., ongegrond heeft geacht.2. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn heeft zich tegenover verzoekster op het standpunt gesteld dat de overheid niet verplicht is, spontaan en ongevraagd informatie te verstrekken omtrent de mogelijkheden van optie voor het Nederlanderschap. Uit het overwogene onder II. vloeit voort dat de gemeente zich terecht op dat standpunt stelt. In zoverre is de onderzochte gedraging behoorlijk.3. Met betrekking tot het niet verstrekken van informatie aan verzoekster over het naamgebruik na haar huwelijk bij haar ondertrouw wordt verwezen naar hetgeen hiervoor onder III. is overwogen. In het licht van deze overwegingen is de motivering die het college van burgemeester en wethouders geeft in zijn reactie op het verzoekschrift aan de Nationale ombudsman niet overtuigend. Het college van burgemeester en wethouders heeft verzoeksters klacht op dit punt ten onrechte ongegrond verklaard. De onderzochte gedraging is in zoverre dan ook niet behoorlijk. V. Ten aanzien van het feit dat een medewerker van de gemeente Apeldoorn aan verzoekster had gevraagd of zij om f 510 verlegen zat1. Verzoekster klaagt erover dat een medewerker van de gemeente Apeldoorn haar had gevraagd of zij verlegen zat om f 510, of althans woorden van gelijke strekking. Zij voelde zich door deze uitspraak niet serieus genomen.2. De betrokken ambtenaar heeft naar aanleiding van deze klacht meegedeeld dat hij met honderd procent zekerheid wist dat hij de opmerking, zoals omschreven door verzoekster, niet op die manier had gemaakt, omdat het zijn stijl van klachtbehandeling en zijn spreekstijl niet was. De andere ambtenaar die bij het gesprek aanwezig was, heeft over het voorval meegedeeld dat de betrokken ambtenaar de opmerking beslist niet zo had gemaakt zoals verzoekster had aangegeven.3. Achteraf is niet meer vast te stellen wat de betrokken ambtenaar precies heeft gezegd. De lezing van verzoekster komt niet overeen met de lezing van de bij het gesprek aanwezige ambtenaren. Er zijn geen feiten of omstandigheden op grond waarvan aan de ene lezing meer betekenis moet worden toegekend dan aan de andere lezing. Op dit punt wordt dan ook geen oordeel gegeven.Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van de gemeente Apeldoorn, die wordt aangemerkt als een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn, is niet gegrond, behalve op het punt van de informatieverstrekking aan verzoekster over de naamvoering na haar huwelijk bij haar ondertrouw. Op dat onderdeel is de klacht gegrond; dat geldt ook voor de klachtafhandeling van het voornoemde punt. Over de vraag van een ambtenaar van de gemeente Apeldoorn aan verzoekster of zij verlegen zat om f 510 wordt geen oordeel gegeven. AANBEVELING Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn wordt in overweging gegeven te bevorderen dat bij de ondertrouw de naamvoering van vrouwen na het huwelijk standaard in alle gevallen aan de orde komt.