1999/381

Rapport
Op 4 februari 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer V. te Lelystad, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Flevoland. De Nationale ombudsman legde de klacht op 18 maart 1999 telefonisch voor aan het regionale politiekorps Flevoland. Daarnaar gevraagd, liet een ambtenaar van dat korps de Nationale ombudsman weten dat er binnen twee weken een oplossing zou worden geboden voor de klacht. Bij brief van 22 maart 1999 stelde de Nationale ombudsman verzoeker hiervan in kennis, en deelde hem mee op dat moment geen reden te zien om een onderzoek in te stellen naar de klacht. De Nationale ombudsman liet verzoeker verder weten dat hij zich opnieuw tot de Nationale ombudsman kon wenden indien de politie de bovengenoemde toezegging niet zou nakomen. Bij brief van 13 april 1999 richtte verzoeker zich vervolgens opnieuw tot de Nationale ombudsman, met het verzoek een onderzoek in te stellen naar zijn klacht. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Flevoland (de burgemeester van Lelystad), werd vervolgens een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Flevoland, tot hij zich op 15 april 1999 tot de Nationale ombudsman wendde, niet inhoudelijk heeft gereageerd op zijn brief van 3 oktober 1998, waarin hij zijn ongenoegen kenbaar maakte over het optreden van een politieambtenaar van dat korps, ondanks rappels van 21 december 1998 en 2 februari 1999, en ondanks een op 18 maart 1999 ter zake gedane toezegging aan de Nationale ombudsman.

Achtergrond

Klachtenregeling regionale poltitiekorps Flevoland, van 1 juni 1994:"Artikel 1I. ndienen van de klacht1. Een ieder kan een klacht indienen over de wijze waarop n of meer ambtenaren van politie zich in een bepaalde aangelegenheid jegens een natuurlijk persoon of een rechtspersoon heeft gedragen. Bezwaren tegen (niet)-optreden van de politie in het algemeen en/of algemene prioriteitstelling, situaties in de buurt etc. worden niet aangemerkt als klacht. Dergelijke brieven vallen buiten deze klachtenprocedure.

Eveneens worden niet als klacht aangemerkt bezwaren tegen het verbaliseren als zodanig. Deze brieven worden doorgezonden naar de officier van justitie. De schrijvers van de brieven ontvangen hiervan bericht."

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Flevoland verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tijdens het onderzoek kregen verzoeker en de korpsbeheerder de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Verzoeker deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De korpsbeheerder gaf binnen de gestelde termijn geen reactie op het verslag van bevindingen. Bij brief van 23 augustus 1999 reageerde de korpsbeheerder echter op een vraag van de Nationale ombudsman. Deze reactie gaf aanleiding het verslag aan te vullen (zie onder E.).

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A.       FEITEN1. Bij brief van 3 oktober 1998 deed verzoeker bij het regionale politiekorps Flevoland zijn beklag over het rijgedrag van een ambtenaar van dat politiekorps. Verzoeker gaf aan dat deze ambtenaar op 29 september 1998 met hoge snelheid een dienstvoertuig had bestuurd op de openbare weg, zonder dat daartoe volgens hem reden was.2. Het regionale politiekorps Flevoland zond verzoeker bij brief van 26 oktober 1998 een bevestiging van de ontvangst van zijn brief. De politie deelde verzoeker daarbij onder meer het volgende mee:"U beklaagt zich over het te hard rijden door een politie-ambtenaar. Op grond van de regionale klachtenregeling optreden ambtenaren politie Flevoland (zie ook achtergrond; N.o.) kunnen personen zich beklagen over gedragingen van politie-ambtenaren die jegens hem of haar gepleegd zijn. De door u genoemde gedraging is niet tegen u gericht geweest. Derhalve komt uw brief niet in aanmerking voor een behandeling op grond van de regionale klachtenregeling. Niettemin acht ik het wenselijk dat naar het door u gemelde een onderzoek wordt ingesteld. Van de uitkomst wordt u door mij ten spoedigste in kennis gesteld."

3. Toen bericht van de politie uitbleef, zond verzoeker de politie een rappel bij brief van 21 december 1998. Bij brief van 2 februari 1999 herinnerde hij de politie opnieuw aan zijn verzoek.

B.       STANDPUNT VERZOEKERHet standpunt van verzoeker is samengevat weergegeven onder klacht.C.       STANDPUNT KORPSBEHEERDERDe beheerder van het regionale politiekorps Flevoland deelde in reactie op de klacht onder meer het volgende mee:"De klacht houdt in dat het politiekorps Flevoland, tot verzoeker zich op 15 april 1999 tot de Nationale ombudsman wendde, niet inhoudelijk heeft gereageerd op de brief van 3 oktober 1998 van verzoeker, waarin hij zijn ongenoegen kenbaar maakte over het optreden van een of meer politieambtenaren van dat korps, ondanks rappels van 21 december 1998 en 2 februari 1999, en ondanks een op 18 maart 1999 terzake gedane toezegging aan de Nationale ombudsman. Ik acht deze klacht gegrond. Voor deze kwestie is aandacht gevraagd bij de betrokken medewerkers."D.       REACTIE VERZOEKERVerzoeker deelde in reactie op het standpunt van de korpsbeheerder onder meer het volgende mee:"Het verheugt mij dat de Korpsbeheerder mijn klacht over de veel te late behandeling gegrond acht en dat voor die klacht aandacht is gevraagd bij de betrokken medewerkers."E.       NADERE INFORMATIE KORPSBEHEERDERDaarnaar door de Nationale ombudsman gevraagd, deelde de korpsbeheerder bij brief van 23 augustus 1999 (nadat het verslag van bevindingen was uitgebracht) mee dat aan verzoeker tot op die dag nog geen schriftelijke reactie was gezonden op zijn brief van 3 oktober 1998.

Beoordeling

1. Bij brief van 3 oktober 1998 heeft verzoeker aan het regionale politiekorps Flevoland zijn ongenoegen kenbaar gemaakt over het rijgedrag van een ambtenaar van dat korps, op 29 september 1998 op de openbare weg. Bij brief van 26 oktober 1998 bevestigde de

politie verzoeker de ontvangst van zijn brief, en deelde hem mee het wenselijk te vinden een onderzoek in te stellen naar aanleiding van hetgeen hij had gemeld. De politie liet hem voorts weten dat hij ten spoedigste in kennis zou worden gesteld van de bevindingen van dit onderzoek.2. Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Flevoland, tot hij zich op 15 april 1999 tot de Nationale ombudsman wendde, niet inhoudelijk heeft gereageerd op zijn brief, ondanks rappels van 21 december 1998 en 2 februari 1999, en ondanks een op 18 maart 1999 gedane toezegging aan de Nationale ombudsman, dat verzoekers brief v r 1 april 1999 zou worden beantwoord.3. De beheerder van het regionale politiekorps Flevoland heeft aangegeven de klacht gegrond te achten. Het wordt er dan ook voor gehouden dat het regionale politiekorps Flevoland tot op 15 april 1999 heeft nagelaten verzoeker over het onderzoek te informeren. Dat de politie - in weerwil van de gedane toezeggingen - heeft nagelaten verzoeker in te lichten, is niet juist. De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.4. Nadat het verslag van bevindingen van het onderzoek naar aanleiding van de klacht was uitgebracht, deelde de beheerder van het regionale politiekorps Flevoland op 23 augustus 1999 mee, dat de bewuste berichtgeving aan verzoeker tot op die dag was uitgebleven. Deze gang van zaken dient ten zeerste te worden afgekeurd. Het voorgaande geeft dan ook aanleiding om een aanbeveling te verbinden aan dit rapport.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Flevoland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Flevoland (de burgemeester van Lelystad) is gegrond. AANBEVELING De beheerder van het regionale politiekorps Flevoland (de burgemeester van Lelystad) wordt in overweging gegeven ervoor zorg te dragen dat verzoeker op korte termijn alsnog schriftelijk bericht wordt gezonden naar aanleiding van zijn brief van 3 oktober 1998.

Instantie: Regiopolitie Flevoland

Klacht:

Ondanks rappels niet inhoudelijk gereageerd op brief waarin verzoeker klaagde over politieoptreden.

Oordeel:

Gegrond