1999/372

Rapport
Op 6 mei 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer K. te Susteren, met een klacht over een gedraging van de Belastingdienst/ Ondernemingen Roermond. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Financi n, werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker klaagt er over dat de Belastingdienst/Ondernemingen Roermond niet bereid is akkoord te gaan met een betalingsregeling van ongeveer acht maandelijkse termijnen van elk f 5.000 voor de openstaande belastingschulden, maar daarentegen vasthoudt aan de voorgenomen openbare verkoop van in beslag genomen roerende zaken.

Achtergrond

Leidraad Invordering 1990 (Resolutie van de Staatssecretaris van Financi n van 25 juni 1990) "5.3.1.15 14. Betalingsregeling voor ondernemers (Art. 25, 14) Voor zakelijke schuld minder aanleiding voor uitstel1. In principe bestaat voor zakelijke schuld van een ondernemer minder aanleiding tot het toestaan van een betalingsregeling. Een dergelijk uitstel voor zakelijke schuld kan immers betekenen dat het ondernemersrisico feitelijk wordt gedragen door de Belastingdienst en dat deze dan optreedt als oneigenlijke kredietverlener. Tevens zou een betalingsregeling voor zakelijke schuld concurrentieverstorend kunnen werken ten opzichte van andere ondernemers die wel tijdig hun verplichtingen nakomen. Zo al sprake is van een betalingsregeling, dan moet deze niet zijn terug te voeren op structurele problemen of perspectiefloze activiteiten. Een betalingsregeling ligt dan ook alleen in de rede wanneer de onderneming door de ontvanger als voldoende levensvatbaar wordt beschouwd. Tevens moet geen andere kredietfaciliteit meer openstaan. (…) Art. 25, 14) Persoonlijke belastingen van ondernemers2. Het uitstelbeleid voor zakelijke schuld geldt in beginsel ook voor de persoonlijke belastingschuld van ondernemers."

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de Belastingdienst/Ondernemingen Roermond verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werd een aantal specifieke vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De Belastingdienst/Ondernemingen Roermond deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

A.       FEITEN1. Verzoeker is ondernemer. De door hem geleide onderneming heet T. B.V. Sinds 1995 hebben verzoeker en T. B.V. problemen met de Belastingdienst/Ondernemingen Roermond.2. Op 8 april 1999 legde de belastingdeurwaarder executoriaal beslag op roerende zaken die aan verzoeker in eigendom toebehoren. De voorgenomen openbare verkoping van deze roerende zaken stond gepland op 12 mei 1999.3. Als gevolg van verzoekers klacht hierover bij brief aan de Nationale ombudsman van 4 mei 1999 schortte de Belastingdienst de invorderingsactiviteiten voorlopig op.B.       STANDPUNT VERZOEKERVoor het standpunt van verzoeker wordt onder meer verwezen naar de klachtsamenvatting onder klacht. In zijn brief van 4 mei 1999 verwoordde verzoeker, voor zover van belang, als volgt zijn klacht:"dat hij een zeer groot probleem heeft met de Belastingdienst Ondernemingen te Roermond betreffende de invordering van thans nog openstaande belastingen; dat hij volstrekt van mening en ervan doordrongen is dat er geen probleem zou bestaan indien belastingplichtige van de Belastingdienst Ondernemingen te Roermond nog enig betalingsrespijt kon krijgen; dat er thans toch dat probleem is ontstaan is volgens de ondergetekende mede te wijten aan de zijns inziens onbillijkheid en starre houding van de Belastingdienst Ondernemingen te Roermond; dat de Belastingdienst Ondernemingen te Roermond enige tijd geleden beslag gelegd heeft op de onroerende zaken van de ondergetekende en daarbij bepaald dat deze goederen op 12 mei a.s. in het openbaar verkocht zullen worden; dat de ondergetekende, mede als gevolg van medische en psycho-somatische redenen, thans niet in staat is om de thans uitstaande belastingschuld integraal te voldoen, doch wel in staat is te achten om bedoelde schuld op vrij korte termijn, t.w. in ongeveer acht maandelijkse termijnen van fl. 5.000.=, in zijn geheel af te lossen c.q. te voldoen, welke termijn en m.i.v. begin mei, thans, een aanvang zouden moeten nemen; dat de Belastingdienst Ondernemingen te Roermond na een telefonisch onderhoud in het geheel niet bereid is om maar een enkele moment in overweging te willen nemen om een uitstel van betaling te willen geven en zo de geplande executoriale verkoop op te schorten; dat de ondergetekende de houding van de Belastingdienst Ondernemingen Roermond als vexatoir heeft ervaren;"C.       STANDPUNT BELASTINGDIENST/ONDERNEMINGEN ROERMOND1. In reactie op de klacht liet de Belastingdienst/Ondernemingen Roermond weten dat verzoeker zijn klachtbrief ook had toegezonden aan de Belastingdienst/Directie Ondernemingen Zuid Breda en dat deze Directie verzoekers brief had aangemerkt als beroepschrift tegen de beslissing van de ontvanger van de Belastingdienst op het verzoek van verzoekers om uitstel van betaling.2. De Belastingdienst/Directie Ondernemingen Zuid vroeg de Belastingdienst om bericht en raad. Dit bericht van de Belastingdienst dateert van 10 mei 1999 en het luidt, voor zover van belang, als volgt:"Sinds begin 1995 heeft (verzoeker; N.o.) zowel priv alsook met zijn onderneming T. fiscale betalingsproblemen. Het spreekt voor zich dat sindsdien meerdere keren afspraken met (verzoeker; N.o.) zijn gemaakt om tot een oplossing van zijn schulden te komen. Ondergetekende zelf is inmiddels ook al ruim een jaar bezig met het invorderen van de betalingsachterstanden. Zijn vorige adviseur moest voortdurend "achter de veren worden gezeten" om ontbrekende stukken of bezwaarschriften in te dienen en ook (verzoeker; N.o.) zelf verzuimde regelmatig zijn zaken op orde te brengen. In november 1998 werd een nieuwe adviseur aangesteld, (…) die alle zaken nog eens op een rij zou zetten. Deze adviseur werd nog enige tijd gegund om zodoende een juist beeld te verschaffen van de daadwerkelijk verschuldigde bedragen. Hem werd meteen erop gewezen dat de uiteindelijk verschuldigde bedragen meteen voldaan dienden te worden en dat er geen verder uitstel van betaling meer zou worden verleend. Dat was de adviseur geheel duidelijk en hij achtte dat billijk en logisch. Het moment van betaling van een aantal aanslagen is aangebroken daar deze inmiddels als materieel verschuldigd vaststaan. Toch belde zijn adviseur afgelopen week op met het verzoek of er niet toch nog eens uitstel van betaling kon worden verleend. Gezien de voorgeschiedenis en het grotendeels zakelijke karakter van de schuld werd hem in dat telefoongesprek duidelijk gemaakt dat ik geen verder uitstel meer zou verlenen. Uit het vorenstaande blijkt mijns inziens allerminst dat de fiscus in deze een onbillijke en starre houding heeft ingenomen en blijf dan ook van mening dat er geen verder uitstel meer moet worden verleend. Waarom het beslag cq de houding van de fiscus vexatoir zou zijn is mij niet duidelijk. Het beslag dekt qua verhaalswaarde niet de openstaande schulden en zoals reeds vermeld is aan (verzoeker; N.o.) voldoende gelegenheid geboden zijn problemen op te lossen."3. De Directie ondernemingen Zuid Breda wees verzoekers beroep bij beschikking van 3 juni 1999 af. De Belastingdienst liet daarop weten dat hem uit dit oordeel van de Directie bleek dat er juist was gehandeld. De inhoud van de beschikking van de Directie luidt, voor zover van belang, als volgt:"Uit de gegevens, welke ten behoeve van de behandeling van het beroepschrift zijn overgelegd c.q. verstrekt, is mij gebleken dat het u sinds 1995 niet lukt om uw fiscale verplichtingen tijdig en correct na te komen. Nadat de ontvanger in de loop van 1998 had aangegeven dat dit zo niet voort kon duren heeft u zich tot (uw adviseur; N.o.) gewend, met het verzoek om uw administratie op orde te brengen zodat onder andere de juiste belastingschuld bepaald zou kunnen worden. De ontvanger heeft daarvoor nog extra tijd gegund. Daarbij heeft hij wel aan (uw adviseur; N.o.) aangegeven dat zodra de juiste schuld bepaald zou zijn, deze integraal voldaan diende te worden. Nu nagenoeg alle aanslagen definitief vaststaan, er lopen immers nog maar een tweetal bezwaarschriften, dringt de ontvanger aan op betaling van het niet bestreden gedeelte van de schuld. De aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1994 (…) en de naheffingsaanslag omzetbelasting (1997; N.o.) worden nog geheel bestreden. De overige openstaande schuld, welke nagenoeg geheel als zakelijke schuld is aan te merken, is verschuldigd. Dit gaat thans nog om een bedrag (exclusief rente) van circa f 7.500,=. Overigens wil ik hierbij nog wel opmerken dat dit enkel de belastingschuld betreft die ten name van u zelf staat. Daarnaast staan er ook nog aanslagen open ten name van T. B.V. doch daarvoor ligt geen beslag (meer) op de roerende zaken. Daarvoor staat nog circa f 13.000,= (ook weer exclusief rente) aan verschuldigde belasting open. Daarin is dan wel een aanslag begrepen die opgelegd moest worden omdat de vereiste aangifte niet werd ingediend. Het had in de rede gelegen dat u de tijd die nodig was om tot de juiste vaststelling van de schuld te komen had benut om de benodigde liquide middelen te reserveren. Het moet u redelijkerwijs gezien duidelijk zijn geweest dat u in ieder geval belastingschuld zou moeten betalen. Het merendeel van de schuld had reeds maanden geleden voldaan moeten worden. Voor zakelijke schulden wordt sowieso een zeer terughoudend beleid gevoerd omdat het in feite niet de ondernemer is die deze belastingen en premies betaalt. Immers de loonbelasting en premie volksverzekeringen worden van de werknemers ingehouden en de omzetbelasting wordt bij derden in rekening gebracht. Een uitstel voor zakelijke schulden kan bovendien betekenen dat het ondernemersrisico feitelijk wordt gedragen door de Belastingdienst en dat deze alsdan optreedt als oneigenlijke kredietverlener. Dit hoort niet tot de taak van de Belastingdienst. Tevens zou uitstel van betaling voor zakelijke schuld concurrentie verstorend kunnen werken ten opzichte van andere ondernemers die wel tijdig hun verplichtingen nakomen. Naar mijn oordeel is de beslissing van de ontvanger om geen betalingsregeling meer toe te staan juist. U dient zich voor eventuele financiering te wenden tot een daartoe ge igende kredietinstelling zoals bijvoorbeeld een bank."4. De Belastingdienst deelde bij fax van 17 juni 1999 nog het volgende mee over de aanslagen waarvoor beslag lag:"Aanslagnummer Soort belasting/premie Openstaande hoofdsom Openstaande kosten x. F01.7501 Omzetbelasting 1997 f 17159,- f 920,- x. F01.8080 Omzetbelasting aug. 1998 f 1453,- f 370,- x. H56 Inkomstenbelasting 1995 f 92,- -- x. H46 Inkomstenbelasting 1994 f 1140,- f 97,- x. A01.8080 Loonheffing aug. 1998 f 2575,- f 190,- y. Bedrijfsvereniging 1998 f 163,- -- Op bovengenoemde aanslagen is tevens nog invorderingsrente verschuldigd, al deze aanslagen staan op naam van (verzoeker; N.o.). Er rust geen beslag op aanslagen van T. B.V.. Alleen voor eerstgenoemde aanslag is nog een bezwaarschrift in behandeling. In de maand mei 1999 werden op drie aanslagen betalingen afgeboekt:op de aanslag Bedrijfsvereniging werd f 4016,80 betaald; op de aanslag H56 werd f 2650,- betaald; op een aanslag loonheffing over 1997 (A01.7501) werd f 430,20 betaald. Lopende verplichtingen worden niet voldoende bijgehouden, zo is er een aanslag loonheffing over maart 1999 opgelegd omdat er niet tijdig aangifte werd gedaan cq betaald werd. Naast deze aanslag zijn er nog diverse aanslagen, van zowel (verzoeker; N.o.) alsook T., waarvoor (nog) geen beslag ligt. "

Beoordeling

1. Verzoeker klaagt erover dat de Belastingdienst/Ondernemingen Roermond niet bereid is akkoord te gaan met de door hem aan de Belastingdienst voorgestelde betalingsregeling van ongeveer acht maandelijkse termijnen van f 5.000, maar wenst vast te houden aan de voorgenomen openbare verkoop van in beslag genomen roerende zaken van verzoeker. Verzoeker wijst er daarbij op dat hij om medische en psycho-somatische redenen tijdelijk niet in staat is om zijn belastingschulden integraal te voldoen.2. Het beslag ligt (nagenoeg alleen) voor de zakelijke belastingschulden van verzoeker, die ondernemer is. De meeste aanslagen waarvoor het beslag ligt, zijn inmiddels onherroepelijk geworden. Het gaat om aanslagen over de periode 1994 tot en met 1998.3. De Belastingdienst stelt dat van hem in redelijkheid niet kan worden verlangd om verzoeker nog verder uitstel te verlenen van de invordering (en daarmee ook van de voorgenomen openbare verkoop van de in beslag genomen roerende zaken van verzoeker). De Belastingdienst wijst er daarbij op dat hij ten aanzien van zakelijke schulden een zeer terughoudend uitstelbeleid voert. Verzoeker en de door hem geleide onderneming T. B.V. verkeren volgens de Belastingdienst al vanaf 1995 in fiscale betalingsproblemen en de Belastingdienst heeft verzoeker meermalen in de gelegenheid gesteld zijn (fiscale) zaken op orde te krijgen. De Belastingdienst stelt dat het niet zijn taak is om als verzoekers kredietverlener op te treden; dit zou concurrentieverstorend kunnen werken ten opzichte van andere ondernemers die wel hun fiscale verplichtingen nakomen.4. In een situatie waarin een belastingschuldige niet bereid of in staat is zijn belastingschulden op tijd te voldoen, dient het streven van de Belastingdienst er in de eerste plaats op gericht te zijn dat aan de fiscale betalingsverplichtingen van de belastingschuldige wordt voldaan. Daarbij mag van de Belastingdienst worden verwacht dat de belangen van de belastingschuldige niet nodeloos worden geschaad. Dit betekent dat de Belastingdienst bij zijn optreden steeds een afweging zal moeten maken tussen (onder meer) de belangen van de Staat als schuldeiser en de belangen van de belastingschuldige.5. Een betalingsregeling is in redelijkheid niet aan de orde, indien sprake is van een structureel betalingsprobleem. Het staat vast dat verzoekers fiscale problemen (en die van T. B.V.) al dateren van 1995 en tot op de dag van vandaag voortduren. Het is daarmee niet onredelijk geweest dat de Belastingdienst in de loop van 1998 verzoeker er nadrukkelijk op heeft gewezen dat hij na bepaling van zijn belastingschuld onmiddellijk tot betaling ervan zou moeten overgaan. Die betaling bleef uit. Toen verzoeker vervolgens in mei 1999 had verzocht om een betalingsregeling van f 5.000 per maand gedurende ongeveer acht maanden, heeft de Belastingdienst dit verzoek in redelijkheid kunnen weigeren. Het was toen immers genoegzaam duidelijk dat verzoekers fiscale betalingsproblemen van structurele aard waren.6. De door verzoeker in het onderzoek van de Nationale ombudsman naar voren gebrachte omstandigheid zou voor de Belastingdienst ook geen reden hebben behoeven te vormen om op zijn standpunt terug te moeten komen. De niet nader geconcretiseerde gezondheidsproblemen van verzoeker liggen in beginsel in zijn risicosfeer en deze zouden alleen dan van belang hebben kunnen zijn, indien uitsluitend als direct gevolg daarvan incidenteel een betalingsprobleem was ontstaan. Dat is niet het geval geweest. De onderzochte gedraging is behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de Belastingdienst/Ondernemingen Roermond, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Financi n, is niet gegrond.

Instantie: Belastingdienst/Ondernemingen Roermond

Klacht:

Niet bereid akkoord te gaan met een betalingsregeling, houdt vast aan openbare verkoop.

Oordeel:

Niet gegrond