1999/194

Rapport
Op 29 augustus 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw M. en de heer M., ingediend door de heer mr. drs. P.B.Ph.M. Bogaers, advocaat te Nieuwegein, met een klacht over een gedraging van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND). Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de namens verzoekers verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoekers (vader en dochter) klagen over de gang van zaken tijdens het eerste gehoor in verband met hun (tweede) asielverzoek, dat op 14 en 15 juli 1998 plaatsvond in het aanmeldcentrum voor asielzoekers te Zevenaar. Zij hebben er met name bezwaar tegen dat de betrokken ambtenaren van de IND tevoren geen kennis hadden genomen van de stukken met betrekking tot het asielverzoek die de raadsman van verzoekers had gezonden aan de IND, en dat mede daardoor het gehoor op chaotische en onprofessionele wijze is verlopen.

Achtergrond

1. In de Vreemdelingencirculaire onder B7/4.2is aangegeven dat het eerste gehoor ertoe dient in het kader van de behandeling van een asielaanvraag de gegevens van de betrokken asielzoeker op te nemen betreffende de personalia, familierelaties, documenten en reisbescheiden, verblijf en doorreis door andere landen, en eventuele criminele antecedenten. Het eerste gehoor is gescheiden van het zogenoemde nader gehoor, waarin de asielzoeker onder meer de gelegenheid krijgt zijn asielverzoek inhoudelijk toe te lichten.2. In het Tussentijds Bericht Vreemdelingencirculaire (TBV) 1998/22is onder "3. Indiening van de herhaalde asielaanvraag" onder meer het volgende vermeld:"Wanneer een asielzoeker opnieuw een aanvraag om toelating als vluchteling in wil dienen, dient hij dit vooraf telefonisch kenbaar te maken bij het dichtstbijzijnde aanmeldcentrum. (...) De vreemdeling dient zich op het vooraf afgesproken tijdstip te melden bij het aanmeldcentrum. Op dat moment dient de vreemdeling ook de originelen van eventuele nieuwe bescheiden bij zich te hebben. (...)

De voorafgaande kennisgeving en gegevensverstrekking houdt noch de formele indiening van een aanvraag, noch de feitelijke aanmelding van de vreemdeling in persoon in. De feitelijke aanwezigheid van de vreemdeling op het aanmeldcentrum is noodzakelijk om na een gehoor te kunnen beoordelen of de aangevoerde feiten als nova kunnen worden aangemerkt, en zo ja, of zij van dien aard zijn dat de herhaalde aanvraag zich leent voor afdoening op het aanmeldcentrum."

Dit TBV is van kracht sinds 15 augustus 1998. TBV 1998/8 met dezelfde strekking was van kracht sinds 26 april 1998.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de Staatssecretaris van Justitie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werden verzoekers in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reactie van verzoekers' gemachtigde gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen of aan te vullen. De Staatssecretaris van Justitie deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A.       FEITEN1. In aansluiting op een eerdere brief wendde verzoekers' gemachtigde zich bij brief van 26 juni 1998 zich wederom tot het district Noord-West van de IND. Hij deelde in deze brief mee dat verzoekers voornemens waren zich te Zevenaar aan te melden om (nadat een eerste asielverzoek was afgewezen) opnieuw een asielverzoek in te dienen. De gemachtigde voegde bij zijn brief van 26 juni 1998 een aantal stukken die betrekking hadden op het in te dienen asielverzoek. Hij verzocht om die stukken, evenals eerder door hem toegezonden stukken, door te geleiden naar het aanmeldcentrum te Zevenaar.2. Bij brief van 25 juni 1998 aan verzoeker bevestigde de IND de afspraak dat verzoeker zich op 14 juli 1998 zou aanmelden voor het indienen van een tweede asielverzoek. De IND verzocht eventuele familieleden die ook een asielverzoek wilden indienen, zich eveneens op de genoemde datum aan te melden. Voorts deelde de IND mee dat op het moment van het indienen van de nieuwe aanvraag alle stukken dienden te worden over-

gelegd die op de aanvraag betrekking hadden.3. Nadat verzoekers zich op 14 juli 1998 hadden aangemeld te Zevenaar, vonden aldaar op 15 juli 1998 de gehoren van verzoekster en verzoeker plaats.4. Over de gang van zaken tijdens die gehoren beklaagde verzoekers' gemachtigde zich bij brief van 16 juli 1998 bij de IND. Hij deelde onder meer mee dat het aanmeldcentrum te Zevenaar zijn verzoek om een Engelse tolk ten behoeve van het eerste gehoor van verzoeker niet had ontvangen. Daardoor was het nodig geweest het gehoor direct na het begin te onderbreken, en had het gehoor pas weer kunnen worden voortgezet nadat een tolk was verschenen. Verzoeker en verzoekster hadden in hun gehoren aangegeven dat zij de stukken wilden inbrengen die de gemachtigde tevoren had gezonden aan het aanmeldcentrum. Deze stukken waren echter niet in het bezit geweest van de betrokken ambtenaren, en hadden zij ook niet kunnen vinden in het aanmeldcentrum. Daardoor was het nodig geweest gebruik te maken van de stukken die verzoekster zelf had meegenomen, en op 14 juli 1998 had achtergelaten bij de receptie. De gemachtigde deelde in de brief verder mee dat de gehoren van verzoekster en verzoeker erg chaotisch waren verlopen. De betrokken ambtenaren hadden geen plan van aanpak gehad, en hadden niet goed geweten wat zij moesten vragen. Pas na langdurig overleg tussen de beide ambtenaren, en nadat een derde ambtenaar het gehoor van verzoeker had overgenomen, was genoteerd welke stukken van belang waren voor de behandeling van het tweede asielverzoek.5. Op 10 augustus 1998 reageerde de Staatssecretaris van Justitie op de klachtbrief van 16 juli 1998. Deze brief houdt onder meer het volgende in:

"Bij aanvang van het eerste gehoor is aan (verzoekster) duidelijk uitgelegd welke gegevens nodig zijn voor het eerste gehoor. Het eerste gehoor is voornamelijk bedoeld ter vaststelling van identiteit, nationaliteit en reisroute, zodat heel goed mogelijk is dat zaken betrekking hebbende op de inhoud van de tweede asielaanvraag niet zijn opgenomen in het eerste gehoor. (...) Bij aanvang van het (gehoor van verzoeker) bleek dat (verzoeker) met behulp van een tolk in de Engelse taal het eerste gehoor wilde voeren. Om aan de wensen van (verzoeker) tegemoet te komen is alsnog met spoed een tolk in de Engelse taal opgeroepen (...). Bij de beschrijving van de documenten die (verzoeker) had meegenomen is het de taak van de medewerker die het eerste gehoor afneemt om een duidelijke omschrijving te maken van de documenten die tijdens de eerste procedure al aan de orde zijn gekomen en welke documenten door (verzoeker) als nieuw worden ingebracht in de nieuwe asielprocedure. Aangezien (verzoeker) op dat moment niet duidelijk heeft kunnen maken welke documenten nieuw werden aangevoerd ter ondersteuning van zijn tweede asielaanvraag,

heeft een andere medewerkster na afloop van het eerste gehoor nogmaals getracht duidelijkheid te krijgen in de door (verzoeker) overgelegde documenten. Inmiddels was zij wel in het bezit van uw brief met bijlagen. (...) De stukken die u heeft verzonden aan de IND Regionale Directie Noord-West zijn in de (...) dossiers aanwezig en zullen bij de besluitvorming worden betrokken. In het nog te volgen nader gehoor zullen (verzoekers) voldoende in de gelegenheid worden gesteld om gegevens te verstrekken die van belang zijn voor hun tweede asielaanvraag. Afsluitend stel ik vast dat n en ander wellicht niet geheel naar wens van (verzoekers) is verlopen, maar dat geconcludeerd kan worden dat (verzoekers) door hetgeen is voorgevallen niet in hun belangen zijn geschaad."

B.       STANDPUNT VERZOEKERSHet standpunt van verzoekers is hiervoor weergegeven, onder

Klacht

, en onder Feiten, punt 4.C.       STANDPUNT STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE1. In zijn reactie op de klacht bracht de Staatssecretaris naar voren dat het eerste gehoor er met name toe dient de gegevens van de asielzoeker op te nemen betreffende de personalia, familierelaties, documenten en reisbescheiden, verblijf in en doorreis door andere landen, en criminele antecedenten. Ook wordt de asielzoeker ge nformeerd over het verdere verloop van de procedure.2. De Staatssecretaris deelde mee dat de bovenbedoelde gegevens aan de orde waren geweest in de eerste gehoren van verzoeker en verzoekster, en waren opgenomen in de desbetreffende rapporten van eerste gehoor.3. Voorts merkte de Staatssecretaris op dat verzoeker en verzoekster tijdens de gehoren in de gelegenheid waren gesteld naar voren te brengen welke documenten zij wilden inbrengen ter staving van hun asielverzoek, en dat in de rapporten van nader gehoor is opgenomen welke documenten zij daartoe hebben overgelegd. De Staatssecretaris gaf aan dat de desbetreffende documenten in de dossiers waren gevoegd, en zouden worden betrokken bij de behandeling van de asielaanvragen.4. De Staatssecretaris bracht naar voren dat verzoekers tijdens de nog te volgen nadere gehoren voldoende in de gelegenheid zouden worden gesteld om gegevens te verstrekken die naar hun inzicht van belang waren voor de beoordeling van hun tweede asielverzoek.5. De Staatssecretaris deelde voorts mee dat de door verzoeker ter onderbouwing van zijn tweede asielverzoek aangevoerde nieuwe feiten en omstandigheden in eerste instantie onvoldoende duidelijk waren weergegeven in het rapport van eerste gehoor.

Daarop had een andere ambtenaar het eerste gehoor van verzoeker tijdelijk overgenomen. Hij had vervolgens de feiten en omstandigheden nogmaals met verzoeker doorgenomen.6. De Staatssecretaris concludeerde dat de gehoren wellicht niet geheel naar wens van verzoekers waren verlopen, maar dat verzoekers, ook gelet op het feit dat de nadere gehoren nog zouden plaatsvinden, op geen enkele wijze in hun belangen waren geschaad. De Staatssecretaris achtte de klacht ongegrond.7. Bij de reactie van de Staatssecretaris waren afschriften gevoegd van de rapporten van de gehoren. In beide rapporten zijn de hiervoor onder 1. door de Staatssecretaris aangeduide gegevens vermeld, waarbij deels wordt verwezen naar de rapporten van eerste gehoor in de eerste asielprocedure van verzoekers. Voorts is in de rapporten onder meer een lijst opgenomen van documenten die betrekking hebben op het tweede asielverzoek. In het rapport van het gehoor van verzoeker is daarnaast vermeld welke van die documenten moeten worden beschouwd als nova.8. De Staatssecretaris voegde voorts ongedateerde verklaringen bij van een tweetal betrokken ambtenaren, V. en W.8.1. De verklaring van betrokken ambtenaar V. houdt onder meer het volgende in:

"Het eerste gehoor van (verzoeker) zou in eerste instantie afgenomen worden door G. Omdat (verzoeker) geen Farsi of Dari sprak, heeft G. (verzoeker) teruggebracht naar de wachtruimte. G. is vervolgens begonnen met het eerste gehoor van (verzoekster). Ik ben vervolgens met het eerste gehoor van (verzoeker) begonnen. Het eerste gehoor is in het Engels afgenomen. Bij het beschrijven van de documenten die betrokkene bij zich had, bleken niet alle documenten gekopieerd te zijn. Ik heb betrokkene toen teruggebracht naar de wachtruimte. Vervolgens heb ik alle papieren en documenten die betrokkene bij zich had, laten kopi ren (...). Ik heb toen alle documenten en papieren uitgezocht en betrokkene weer opgehaald uit de wachtruimte. Vervolgens heb ik het eerste gehoor met betrokkene afgemaakt. Na overleg met een beslismedewerker, W., werd besloten om betrokkene nog een keer op te halen. De nieuwe feiten en/of omstandigheden van betrokkene bleken in het eerste gehoor namelijk nog niet duidelijk genoeg geformuleerd te zijn. W. heeft de nieuwe feiten en/of omstandigheden toen samen met betrokkene (opnieuw) doorgenomen. De nieuwe feiten en/of omstandigheden zijn daarna door mij duidelijk in het eerste gehoor vermeld."8.2. De verklaring van W. houdt het volgende in:"Mijn collega (V.; N.o.) kwam naar mij toe om het dossier met het rapport van eerste gehoor welke hij (verzoeker) had afgenomen, aan mij te laten lezen. Mijn functie bij de IND is (beslis)medewerker. Ik had nog wat aanvullende vragen en ik ben derhalve bij het gehoor gaan zitten van (verzoeker). Ik heb meneer vragen gesteld met betrekking tot eventuele nieuwe feiten of omstandigheden. Meneer heeft daar antwoord op gegeven en ik heb aan het einde van het gehoor samen met (verzoeker) doorgenomen of de nieuwe feiten en omstandigheden welke ik had genoteerd, correct waren. Meneer stemde daarmee in."D.       REACTIE VERZOEKERSIn reactie op de informatie die de Staatssecretaris had verstrekt benadrukte verzoekers' gemachtigde nogmaals dat de eerste gehoren van verzoekers op het aanmeldcentrum te Zevenaar gebrekkig waren georganiseerd en voorbereid. Dit was voornamelijk het gevolg geweest van het feit dat de informatie die hij tevoren had verstrekt niet beschikbaar was geweest. De gemachtigde deelde in dit verband voorts nog het volgende mee:"Telkens heeft (verzoeker) moeten verwijzen naar de stukken van de raadsman, die gebaseerd zijn op gesprekken van minstens 60 uren, en die 120 pagina's met zich mee namen. Uitdrukkelijk laat (verzoeker) weten dat wanneer de IND ge nteresseerd zou zijn geweest en volledig ge nformeerd voorafgaande aan de gehoren in Zevenaar, en van tevoren lessen had getrokken uit hetgeen door de raadsman was verschaft aan informatie, er dan geen enkele reden meer zou zijn voor verdere gehoren."

Beoordeling

1. Op 14 juli 1998 meldden verzoekers, vader en dochter, zich aan bij het aanmeldcentrum te Zevenaar om, nadat een eerder asielverzoek was afgewezen, opnieuw een asielverzoek in te dienen. In het kader van de behandeling van de aanvraag werd verzoekers op 15 juli 1998 in Zevenaar een gehoor afgenomen.2. Verzoekers klagen over de gang van zaken tijdens dit gehoor. Zij hebben er met name bezwaar tegen dat de betrokken ambtenaren van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND) niet tevoren kennis hadden genomen van de stukken met betrekking tot het asielverzoek die hun gemachtigde had gezonden aan de IND. Zij zijn van mening dat het gehoor mede daardoor chaotisch en onprofessioneel is verlopen.3. Met betrekking tot de gang van zaken staat het volgende vast. Verzoekers' gemachtigde had de IND tevoren een aantal stukken toegezonden, en verzocht die ten behoeve van de behandeling van de in te dienen tweede asielaanvraag door te geleiden naar het aanmeldcentrum te Zevenaar. Toen vervolgens tijdens het gehoor de vraag aan de orde kwam welke nieuwe feiten en omstandigheden verzoekers wilden inbrengen in de tweede asielprocedure, hebben verzoekers verwezen naar de stukken die hun gemachtigde had opgestuurd. De betrokken ambtenaren hadden daarvan echter geen kennis genomen, en de stukken bleken ook niet direct beschikbaar. De betrokken ambtenaren hebben daarop kopie n laten maken van de stukken die verzoekers bij zich hadden gehad bij hun aanmelding op 14 juli 1998. Voorts had verzoekers' gemachtigde tevoren verzocht om een Engelse tolk ten behoeve van het gehoor van verzoeker. Dit gehoor is echter kort na aanvang onderbroken omdat geen Engelse tolk aanwezig was. De betrokken ambtenaar is vervolgens begonnen met het gehoor van verzoekster. Nadat alsnog een Engelse tolk was opgeroepen, zette een andere ambtenaar het gehoor van verzoeker voort. Tijdens de gehoren hebben de betrokken ambtenaren onderling overleg gevoerd over de vraag welke stukken dienden te worden betrokken bij de behandeling van de nieuwe aanvraag. Ten slotte heeft een derde ambtenaar het gehoor van verzoeker gedeeltelijk opnieuw afgenomen, omdat hij van oordeel was dat in het rapport van het gehoor onvoldoende duidelijk was aangegeven welke nieuwe feiten en omstandigheden verzoeker had aangevoerd in verband met het tweede asielverzoek.4. Deze gang van zaken betekent dat verzoekers terecht hebben gesteld dat het gehoor rommelig is verlopen. Dit had deels kunnen worden voorkomen wanneer de stukken die de raadsman had opgestuurd tijdig zouden zijn gevoegd in de dossiers van verzoekers, of anderszins bij het begin van de gehoren beschikbaar zouden zijn geweest, en wanneer al bij het begin van verzoekers gehoor een Engelse tolk aanwezig zou zijn geweest. Ook zou het van meer professionaliteit hebben getuigd wanneer het niet nodig zou zijn geweest om onderling overleg te voeren, en om het gehoor van verzoeker gedeeltelijk opnieuw af te nemen. Bovendien had mogen worden verwacht dat de betrokken ambtenaren, in het belang van een doelmatig verloop van het gehoor, tevoren tenminste globaal kennis hadden genomen van de stukken van de gemachtigde.5. Aan een en ander doet niet af dat naar aanleiding van het rapport van het gehoor is besloten de hernieuwde asielaanvraag in behandeling te nemen, en om verzoekers in dat kader in de gelegenheid te stellen de aanvraag in een nader gehoor verder toe te lichten, zodat zij in zoverre door de gang van zaken niet in hun belang zijn geschaad. De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.6. De gemachtigde van verzoekers kan overigens niet worden gevolgd in zijn stelling dat de IND tevoren integraal had moeten kennisnemen van de door hem toegezonden stukken, en dat dit ertoe had behoren te leiden dat was afgezien van het doen plaatsvinden van verdere gehoren. Vanuit een oogpunt van doelmatigheid is het immers niet onjuist dat wanneer een hernieuwd asielverzoek wordt ingediend, eerst wordt onderzocht in hoeverre sprake is van nova die een hernieuwde inhoudelijke behandeling van de aanvraag rechtvaardigen. De IND kan deze toetsing in redelijkheid uitvoeren door globale kennisneming van de stukken en door het afnemen van een gehoor van de betrokkene (zie

Achtergrond

).

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND), die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, is gegrond.

Instantie: Immigratie- en Naturalisatiedienst

Klacht:

Gang van zaken tijdens eerste gehoor i.v.m. asielverzoek.

Oordeel:

Gegrond