1999/082

Rapport
Op 23 maart 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer J., ingediend door de heer mr. drs. P.B.Ph.M. Bogaers, advocaat te Nieuwegein, met een klacht over een gedraging van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND). Nadat verzoekers gemachtigde was meegedeeld dat in het kader van het kenbaarheidsvereiste eerst de IND in de gelegenheid diende te worden gesteld om te reageren op de door de gemachtigde op 23 maart 1998 bij de IND kenbaar gemaakte bezwaren, en nadat de gemachtigde op 4 mei 1998 had laten weten dat hij op dat moment nog geen reactie van de IND had ontvangen, werd naar de gedraging van de IND, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, een onderzoek ingesteld. Op grond van de namens verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht op 10 juni 19998 als volgt geformuleerd voorgelegd aan de Staatssecretaris van Justitie:Verzoeker, een asielzoeker uit Irak, klaagt over de wijze waarop een met naam genoemde contactambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND) op 24 februari 1998 met hem heeft gesproken tijdens het nader gehoor in het kader van de behandeling van zijn asielverzoek. Hij is van mening dat hij door het optreden van de ambtenaar onder druk is gezet en niet de gelegenheid heeft gehad zijn asielverhaal goed toe te lichten. Verzoeker stelt in dit verband onder meer dat de contactambtenaar:1. niet heeft gezegd dat zijn mededelingen vertrouwelijk zouden worden behandeld;2. hem weliswaar heeft gevraagd of hij de tolk goed had begrepen, maar niet heeft gevraagd om aan te geven wanneer dat eventueel niet het geval was geweest;3. de tolk nooit heeft laten terugvertalen wat hij uit het verhaal meende te hebben begrepen;4. hem bij voortduring, en vooral op het moment dat zijn detentie ter sprake kwam, heeft gemaand om zijn verhaal kort te houden;5. niet de goede orde van het gesprek heeft gehandhaafd door zelf tegen de tolk te spreken op momenten waarop die met hem, verzoeker, in gesprek was, en door hem niet meer dan n pauze toe te staan;6. voortdurend blijk heeft gegeven van ongeloof aan zijn verhaal;

7. onlogisch vragen heeft gesteld, waardoor hij niet systematisch en chronologisch zijn verhaal kon doen;8. hem geen gelegenheid heeft gegeven om tijdens het gesprek zo nodig uitleg te vragen of te geven;9. in het verslag van het nader gehoor niet heeft vermeld dat hij op de vraag 'of hij alles had kunnen vertellen wat voor de asielaanvraag van belang was' had geantwoord: "Ik heb veel verteld, maar niet alles";10. zijn ergernis over de onduidelijkheden in het 'gemankeerde' verhaal tegen hem heeft gericht, in plaats van tegen zichzelf.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de Staatssecretaris van Justitie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd de betrokken ambtenaar verzocht te reageren op de klacht. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld te reageren op de verstrekte inlichtingen. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De Staatssecretaris van Justitie deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De reactie van verzoekers gemachtigde gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A. Feiten1. Op 24 februari 1998 vond het nader gehoor van verzoeker plaats in het kader van de behandeling van zijn asielverzoek. Het gehoor nam vier uren in beslag.2. Naar aanleiding van het nader gehoor wendde verzoekers gemachtigde zich bij brief van 17 maart 1998 tot de Staatssecretaris van Justitie. In deze brief deelde verzoekers gemachtigde onder meer het volgende mee over de wijze waarop de ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND) naar zijn mening het nader gehoor had afgenomen.

"De wijze van vragen stellen is buitengemeen agressief te noemen en bovendien niet geschikt om degene om wie het gaat, in casu de heer J. (verzoeker; N.o.), in staat te stellen om chronologisch en systematisch de achtergronden van zijn vlucht toe te lichten. De contactambtenaar heeft zich niet beperkt tot de feiten, maar is te werk gegaan op een wijze, die alleen kan worden aangemerkt als het uitoefenen van onoirbare druk. Zo ontaardt het gehoor in een verhoor. (...). Ook het niet ingaan van de contactambtenaar op de omstandigheden van het ouderlijk milieu, schooltijd en opleidingen en later arbeid van meet af aan, heeft het Uw Staatssecretaris onmogelijk gemaakt zich een volledig beeld te vormen van al hetgeen de heer J. is overkomen, ten gevolge waarvan hij uiteindelijk als vijand is beschouwd van zijn overheid."3. Bij brief van 23 maart 1998 diende verzoekers gemachtigde een klacht in bij de Staatssecretaris van Justitie over het optreden van de betrokken contactambtenaar tijdens het nader gehoor. Hij gaf als bezwaar aan dat de contactambtenaar tijdens het nader gehoor oneigenlijke druk had uitgeoefend op verzoeker, en deze in feite had behandeld als een crimineel.4. Verzoekers gemachtigde verwees in zijn brief van 23 maart 1998 naar een door hem bijgevoegde analyse van verzoekers asielprocedure. In deze analyse deelde hij over de gang van zaken tijdens het nader gehoor, zoals hij die van verzoeker had begrepen (de gemachtigde is zelf niet aanwezig geweest bij het nader gehoor), onder meer mee hetgeen hiervoor, onder

Klacht

, is weergegeven bij de punten 1. tot 10.5. Verzoekers gemachtigde gaf in zijn analyse verder aan dat de contactambtenaar zijns inziens steeds uitsluitend ge nteresseerd was geweest in de problemen die de directe oorzaak hadden gevormd voor verzoekers vertrek uit Irak. Naar zijn mening had de contactambtenaar geen oog gehad voor de problemen die verzoeker al eerder had gehad met de Iraakse overheid. Hij deelde in de analyse mee dat de contactambtenaar zijns inziens geen enkel begrip had gehad "voor het cumulatieve effect en de genese van het vluchtelingenschap, waarbij men niet als vluchteling is geboren, maar vanwege de omstandigheden tot vluchteling wordt gemaakt".B. Standpunt verzoekerHet standpunt van verzoeker is weergegeven onder

Klacht

, en komt voorts naar voren uit hetgeen zijn gemachtigde heeft opgenomen in

zijn analyse van verzoekers asielprocedure (zie hiervoor, onder A.4.). . Standpunt Staatssecretaris van Justitie De Staatssecretaris van Justitie deelde in zijn reactie op de klacht onder meer mee dat hij zich van een oordeel over de klacht onthield wat betreft de hiervoor onder

Klacht

geformuleerde punten 3, 5, en 8 t/m 10, en dat hij de klacht wat betreft de overige punten niet gegrond achtte. In dit verband bracht hij het volgende naar voren:"De klachtpunten 1 en 2 betreffen de inleiding van het nader gehoor. Hieromtrent wordt opgemerkt dat de inleiding standaard is en volgens algemene richtlijnen wordt uitgevoerd. Ten aanzien van klachtpunt 4 wordt overwogen dat in dit geval het rapport van gehoor een uitgebreid verslag is, hetgeen er niet op duidt dat betrokkene onvoldoende ruimte voor zijn relaas zou hebben gekregen. Hierbij verwijs ik met name naar hoofdstuk 4 van het rapport van gehoor over de reden van de asielaanvraag, dat relatief lang is. In dit hoofdstuk is ook de detentie van betrokkene ter sprake geweest. Met betrekking tot klachtpunt 6 is van belang dat uit het rapport van gehoor blijkt dat er specifieke vragen ter waarheidsvinding zijn gesteld (zie met name hoofdstuk 5 "Rapportage aan de hand van nadere vraagstelling"). In zijn algemeenheid is het stellen van vragen ter waarheidsvinding op zich zelf niet onjuist, gelet op het belang van het nader gehoor voor de asielzoeker en voor de Nederlandse staat. In dit geval is een aantal specifieke vragen gesteld over de beroepsuitoefening van betrokkene. Gelet op de opleiding van betrokkene en op het feit dat hij - naar zijn zeggen - gedurende bijna acht jaar bij de kerncentrale heeft gewerkt, mag van hem worden verwacht dat hij vragen hieromtrent kan beantwoorden. De overige vragen zijn gesteld naar aanleiding van hoofdstuk 4 en zijn ter uitbreiding en verduidelijking van het asielrelaas en derhalve in het belang van betrokkene zelf. Klachtpunt 7 wordt niet bevestigd door het rapport van gehoor. Uit hoofdstuk 4 "Reden asielaanvraag" blijkt dat betrokkene zelf, vrijwel zonder onderbreking voor het stellen van vragen, zijn verhaal heeft kunnen doen. Uit het rapport van gehoor blijkt niet dat er zich tijdens het nader gehoor oneffenheden hebben voorgedaan. Betrokkene heeft er

destijds ook geen melding van gemaakt. Op grond van het rapport van gehoor kan niet worden geconcludeerd dat er sprake is geweest van uitoefening van een ongeoorloofde druk. Dat betrokkene onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn asielverhaal goed toe te lichten, wordt evenmin bevestigd door het rapport van gehoor."D. Standpunt betrokken ambtenaar1. In zijn reactie op de klacht deelde de voormalige medewerker van de IND die het nader gehoor had afgenomen onder meer mee dat hij als contactambtenaar bij het afnemen van elk nader gehoor steeds oog had gehad voor alle mogelijke redenen voor het vertrek van de betrokkene uit zijn land, en de betrokkene alle gelegenheid had gegeven zijn verhaal te doen. Ook had hij steeds getracht de sfeer tijdens het gehoor ontspannen te houden, door aan het begin het ijs te breken, altijd onderbrekingen toe te staan, en meerdere keren iets te drinken aan te bieden. Voorts had hij de betrokkene steeds gewezen op zijn rechten, de reden voor het nader gehoor toegelicht, en eventuele vragen beantwoord. Wat betreft de structuur van het gehoor had hij steeds vastgehouden aan de opbouw van de rapporten van nader gehoor.2. De betrokken ambtenaar deelde verder mee dat hij er zeker van was dat hij niet anders had gehandeld bij het nader gehoor van verzoeker. Het gehoor had plaatsgevonden in een betrekkelijk ontspannen sfeer. Verzoeker had niet de indruk gewekt dat hij nerveus was. Wel had hij verzoeker een aantal keren moeten vragen antwoord te geven omdat deze weinig co peratief was geweest toen hij hem nadere vragen stelde. De betrokken ambtenaar bestreed uitdrukkelijk dat hij verzoeker daarbij onder druk had gezet. Omdat verzoekers verklaring op onderdelen ongerijmdheden had bevat, had hij om een nadere verklaring verzocht. Daarbij had hij niet met stemverheffing gesproken, of verbale of fysieke dreigementen geuit.3. De betrokken ambtenaar ontkende voorts dat hij verzoeker onvoldoende de gelegenheid had geboden om zijn asielrelaas toe te lichten. Hij bracht naar voren dat hij in het kader van hoofdstuk 4 van het nader gehoor verzoeker zijn verhaal had laten vertellen zonder hem te onderbreken, en dat hij hem daarna enkele vragen had gesteld. Vervolgens had hij verzoeker gevraagd of er nog andere redenen waren geweest om zijn land te ontvluchten. Deze vraag had verzoeker ontkennend geantwoord. In het kader van hoofdstuk 10 van het nader gehoor had hij een samenvatting gegeven van verzoekers vluchtmotieven, die deze daarop had bevestigd. In het kader van hoofdstuk 11 van het nader gehoor had hij verzoeker gevraagd of deze alles had verteld wat van belang kon zijn voor de beoordeling

van zijn asielverzoek. Verzoeker had daarop meegedeeld dat hij niets wilde toevoegen. Ten slotte had verzoeker geen gebruik gemaakt van de gelegenheid in het kader van afdeling 12.1. van het nader gehoor om aan te geven dat hij te weinig gelegenheid had gehad om naar voren te brengen wat hij van belang achtte.4. Naar aanleiding van de grieven van verzoeker, zoals geformuleerd onder

Klacht

bij de punten 1. t/m 10., deelde de betrokken ambtenaar onder meer het volgende mee:"1. De mededeling dat al hetgeen de verzoeker vertelt vertrouwelijk zal worden behandeld, is een standaard-onderdeel in het rapport van nader gehoor en komt aldus in het gehoor aan de orde. Ook in het gewraakte gehoor is deze mededeling gedaan. Ik verwijs naar hetgeen ik omtrent de structuur en inhoud van het rapport hiervoor heb opgemerkt en naar hoofdstuk 1 van het desbetreffende rapport.2. (...) Voorafgaande aan het gehoor heb ik verzoeker verzocht het aan te geven als mijn vragen niet voldoende duidelijk zouden zijn. Daaraan is inherent dat verzoeker aangeeft het moment dat verzoeker de tolk niet goed begrijpt.3. Ik heb de tolk veelvuldig terug laten vertalen hetgeen ik als contactambtenaar meende te hebben begrepen uit het verhaal van verzoeker. Het opnemen van dubbele verklaringen in een rapport voegt niets toe aan de inhoud van dat gehoor. Als een verzoeker zijn verklaring bevestigt dan wordt deze als zodanig n maal in het rapport opgenomen. Dat ik verzoeker heb geconfronteerd met zijn verklaringen blijkt eveneens expliciet uit het rapport zelf. Ik verwijs naar hoofdstuk 5 (rapportage aan de hand van de nadere vraagstelling), naar de vragen waarbij verzoeker wordt geconfronteerd met de onregelmatigheden in zijn afgelegde verklaringen. Daarbij geef ik steeds aan verzoeker de gelegenheid zijn verklaringen te herzien.4. Nimmer heb ik verzoeker gemaand zijn verhaal kort te houden, ook niet waar het aankomt op zijn verhaal aangaande de detentieperiode. Ik heb verzoeker n maal gevraagd concreet te zijn in de verklaring die hij aflegde. Dit betrof echter niet de periode van detentie, maar de verklaring onder hoofdstuk 5, aangaande zijn vakgebied. Ik heb verzoeker gevraagd om mij de koeling van airconditioningsapparaten uit te leggen. Verzoeker legde tot driemaal toe, absoluut onsamenhangende verklaringen af waar geen touw aan vast viel te knopen. Na de derde keer heb ik gevraagd of verzoeker mij concreet de koeling van die apparaten kon uitleggen. Na lang denken gaf hij mij uiteindelijk de in het rapport opgenomen verklaring.

In dit verband merk ik nog het volgende op. Het heeft geen enkele zin de verzoeker te vragen om zijn verklaringen kort te houden. Zou dit worden gevraagd dan krijgt de contactambtenaar een verklaring die niet volledig is. Een incomplete verklaring roept alleen maar een vervolgvraag op. Daarmee is een contactambtenaar die een verzoeker sommeert om zijn verklaring kort te houden niet gediend. Het stellen van vervolgvragen kost immers ook tijd. 5a. Ik zou de orde van het gesprek niet goed hebben gehandhaafd. Deze klacht is volkomen uit de lucht gegrepen en nergens op gebaseerd. Ik hecht juist belang aan orde en rust gedurende het onderhoud met verzoeker. Noch verzoeker noch ondergetekende is erbij gebaat om de orde te verstoren. Met een dergelijke werkwijze wordt verzoeker gestoord en duurt het gesprek alleen maar langer. (...) 5b. Zoals hiervoor reeds gesteld leg ik geen enkele verzoeker beperkingen op ten aanzien van rustpauzes. Indien verzoeker een extra pauze had gewenst, dan had hij deze zonder problemen kunnen krijgen. Verzoeker heeft hier niet om verzocht. Verzoeker heeft in zijn klachtschrift gesteld dat de pauze maar tien minuten zou hebben geduurd. Dit is niet correct. Mijn onderbrekingen van het gehoor duurden minimaal twintig minuten, maar nooit korter. Terzijde merk ik op dat het gehoor altijd om 9:30 uur of op een later tijdstip begint, maar zeker niet eerder. Advocaat van verzoeker stelt dat het gehoor om 9:20 uur is begonnen.6. Als contactambtenaar heb ik geen enkel belang het verhaal van een verzoeker te ontkrachten. Ik zou daarom ook niet weten waarom ik bij voortduring mijn ongeloof ten aanzien van het verhaal van de verzoeker heb laten blijken. Het is de taak van de contact-ambtenaar een rapport te maken van hetgeen de verzoeker heeft doen besluiten zijn land van herkomst te verlaten. Indien dat verhaal onregelmatigheden bevat, dan is het de taak van de contactambtenaar op die onderdelen van het asielrelaas in te gaan. Het rapport van nader gehoor vormt immers de basis waarop een beslissing wordt genomen op de aanvragen. Het is daarom zaak dat een asielrelaas een geheel vormt op basis waarvan die beslissing kan worden genomen. Als de verzoeker echter, ook na herhaling van de vraag en herformuleren daarvan, blijft vasthouden aan onregelmatigheden in zijn verhaal, dan dient dit voor rekening van verzoeker te komen. Ten aanzien van dit onderdeel van de klacht merk ik nog het volgende op. De gedragsregels voor contactambtenaren schrijven voor dat het niet is toegestaan gekwalificeerde uitlatingen te doen. Dergelijke uitlatingen zijn in het onderhavige gehoor niet gedaan. Wellicht heeft de raadsman van verzoeker een kritische

houding verward met uitlatingen omtrent de geloofwaardigheid van het verhaal van verzoeker. Een kritische houding mag een contact-ambtenaar echter niet worden verweten. Een dergelijke instelling is inherent aan de aard van de werkzaamheden. De kritische houding van een contactambtenaar is met name in het belang van de verzoeker. De antwoorden van een verzoeker, op kritische vragen, kunnen het asielrelaas eerder onderbouwen dan daaraan afbreuk doen. Indien en voor zover de antwoorden van verzoeker afbreuk doen aan zijn asielrelaas, dan pas kan men vraagtekens zetten bij de geloofwaardigheid van het verhaal van een asielzoeker. Het is echter niet aan de contactambtenaar om daarover te beslissen, noch uitlatingen te doen.7. Aan betrokkene zouden onlogische vragen zijn gesteld, waardoor hij niet systematisch en chronologisch zijn verhaal heeft kunnen doen. Kortheidshalve verwijs ik naar hetgeen ik hiervoor reeds heb opgemerkt over mijn werkwijze. Ik heb altijd strikt vastgehouden aan de structuur en de volgorde waarin mijn rapport van nader gehoor is opgebouwd. Van dit rapport kan niet worden gezegd dat het ongestructureerd, onlogisch of niet-chronologisch is. Verzoeker heeft onder hoofdstuk 4 alle gelegenheid gekregen om zijn asielrelaas te vertellen. Gedurende de tijd dat verzoeker zijn asielrelaas deed is de verzoeker niet een keer onderbroken, noch door de tolk, noch door mij. Nadat de verzoeker zijn verhaal had gedaan zijn hem vragen gesteld. Daarbij is steeds vooraf te kennen gegeven over welk onderdeel van het asielrelaas de desbetreffende vraag zou gaan. De vragen worden altijd gesteld op basis van hetgeen de verzoeker heeft verteld, althans houden in ieder geval nauw verband met hetgeen de verzoeker heeft verteld. In welk opzicht onlogische vragen zijn gesteld is mij onduidelijk. Gelet op het voorgaande zie ik dan ook zeker niet in waarom verzoeker niet in staat zou zijn geweest om systematisch en chronologisch zijn verhaal te doen. Daartoe heeft hij alle ruimte gehad. (...)9. Indien de verzoeker zou hebben aangegeven dat hij niet alles zou hebben verteld wat voor de beoordeling van zijn asielaanvraag van belang is, dan zou ik daar onmiddellijk op in zijn gegaan. Ik bestrijd uitdrukkelijk dat de verzoeker bij de gestelde vraag heeft aangegeven dat hij niet alles heeft verteld.10. (...) Indien de verzoeker een verklaring aflegt die niet te rijmen valt met een eerder afgelegde verklaring, dan wordt op een dergelijk onderdeel ingegaan. Als de verzoeker dan de ene

onsamenhangende verklaring aanvult met een andere verklaring die het geheel niet verduidelijkt dan mag dat de contactambtenaar niet worden aangerekend. De contactambtenaar neemt uitsluitend de verklaringen over zoals die door de tolk worden vertaald. Ik bestrijd echter uitdrukkelijk dat tolk, verzoeker en contact-ambtenaar tegelijkertijd aan het woord zijn geweest. De afgelegde verklaring is letterlijk hetgeen de tolk heeft vertaald naar aanleiding van het antwoord van verzoeker. Daar is niets of niemand tussengekomen." E. Reactie verzoeker 1. In reactie op hetgeen de Staatssecretaris van Justitie naar voren had gebracht, deelde verzoekers gemachtigde onder meer mee het te betreuren dat van nadere gehoren geen bandopname werd gemaakt, zoals de Nationale ombudsman had aanbevolen in het rapport 96/600.2. In reactie op hetgeen de betrokken ambtenaar had meegedeeld, bracht verzoekers gemachtigde onder meer naar voren dat verzoeker niet had kunnen controleren of zijn verklaring correct en volledig in het rapport werd opgenomen, omdat de betrokken ambtenaar tijdens het nader gehoor niet de tolk had laten terugvertalen wat verzoeker volgens de ambtenaar had verklaard.3. Verzoekers gemachtigde legde voorts een tweetal verklaringen over van personen aan wie verzoeker telefonisch verslag had gedaan van het nader gehoor. Beide verklaringen houden onder meer in dat verzoeker hun had gezegd dat de contactambtenaar naar zijn mening ongeduldig en ge rriteerd was geweest, en hem te weinig rust had gegund.F. Rapport van nader gehoorDaarnaar gevraagd, zond verzoekers gemachtigde een afschrift van het rapport van nader gehoor dat op 12 maart 1998 is opgemaakt naar aanleiding van het nader gehoor van verzoeker op 24 februari 1998. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:"1. Inleiding Ik heb voor de aanvang van het nader gehoor aan de heer J. (verzoeker; N.o.) uitgelegd welk belang het rapport van nader gehoor in de verdere procedure heeft. Ik heb voorts medegedeeld, dat hij in vrijheid kan spreken en dat alles wat er wordt besproken vertrouwelijk zal worden behandeld.

Ik heb de heer J. medegedeeld, dat het belangrijk is, dat hij de waarheid vertelt. Voorts heb ik hem medegedeeld dat het belangrijk is dat hij geen gegevens betreffende zijn asielaanvraag achterhoudt. Tot slot van de inleiding heb ik medegedeeld dat de tolk zich slechts zal bezighouden met de vertaling van hetgeen wordt gezegd tijdens het nader gehoor en eventueel schriftelijke relevante stukken. Ik heb aan de heer J. medegedeeld dat er vragen zullen worden gesteld naar aanleiding van hetgeen hij eerder heeft verklaard. Ik heb aan de heer J. gevraagd of hij de strekking van mijn woorden in de vertaling van de tolk goed heeft kunnen begrijpen. Ik heb hem verzocht het mij te willen zeggen als mijn vragen niet voldoende duidelijk zouden zijn. De heer J. deelde mede dat hij de tolk goed had begrepen en naar waarheid op mijn vragen zou antwoorden. (...) 4. Reden asielaanvraag Op of omstreeks mei 1997 heb ik in de provincie Arbil het besluit genomen mijn land te verlaten, dit was om de volgende reden(en):Ik heb eerst nog gewacht of de situatie zich zou verbeteren. De situatie verbeterde zich echter niet daarom besloot ik in mei 1997 dat ik het land wilde verlaten. Eigenlijk wilde ik in 1995 na de problemen met mijn werk al naar Jordani gaan. Ik werd echter opgepakt bij de grens door de Mukhabarat. Ik gebruikte een andere naam, maar ik werd herkend. Ik was toen met mijn gezin. Ik werd toen vastgehouden tot 20 februari 1996. Ik werd vastgehouden in de gemeente Al Hakmia. Mijn gezin is na een week vrijgelaten. Op 20 februari 1996 hebben ze mij vrijgelaten onder borg. Ik moest wachten op de rechtszitting. De rechtszitting houdt verband met de problemen met mijn werk, waarvoor ik aanvankelijk ben gevlucht. Ik kreeg problemen in verband met mijn werk. Dit is begonnen op 6 april 1994. Mensen van de veiligheidsdienst (Amn) kwamen op die dag bij mij op het werk. De centrale maakt deel uit van een complex. In dit complex is ook de veiligheidsdienst (Amn) gevestigd. De mensen van de Amn namen mij mee naar hun kantoor. Ze zeiden tegen mij dat ik vaak ging naar de plaats Altonkorbi. Ze vroegen

mij wat de reden ervan was dat ik zo vaak die kant op ging. Ik heb toen gezegd dat ik alleen maar op familiebezoek ging als ik naar Altonkorbi reisde. Ze zeiden dat ik loog en dat dit niet de reden was dat ik naar Altonkorbi ging. Ze zeiden te beschikken over informatie dat ik gegevens over mijn werk door zou geven aan de Koerden in het Noorden. Ze vertelden vervolgens dat de Koerden die gegevens weer zouden doorspelen aan de VN. Ik zei dat dat niet waar was en vroeg om bewijs. Toen heeft een medewerker van de Amn gezegd dat ik van de stam Al Jaboury ben en dat mijn stam problemen heeft met de Al Takriti stam. De medewerker van de Amn zei dat ik gegevens doorspeelde aan de Koerden als wraakaktie tegen de president en zijn familie. Tijdens de ondervraging lieten ze mij foto's zien en vroegen ze mij of ik personen op die foto's kende. Ik herkende niemand. Ik was eigenlijk ook helemaal niet op de hoogte wat er verder binnen het complex gebeurde. Ik hield mij alleen maar bezig met mijn vakgebied. Twee maanden na de ondervraging kwam ik achter de reden van de beschuldiging. Dat was in juni 1994. Ze vertelden mij dat als ik met hun zou samenwerken dan zouden ze verder niets tegen mij ondernemen. De personen van de Amn wilden mij chanteren om op mijn naam nieuwe onderdelen en apparatuur uit de instelling te halen en op de zwarte markt te verkopen. Ik had de bevoegdheid om nieuwe onderdelen te bestellen en moest mij akkoord geven als zaken uit het magazijn worden gehaald. Het ging hun om de airconditioningsapparatuur, speciale airconditioningsystemen, split-unit, compressoren en koperen buizen. Het ging de mensen van de Amn om alles wat voorradig was. Tussen de eerste ondervraging en het moment dat ik van de reden hoorde, wat zij van mij wilden, hebben ze mij steeds vastgehouden in het complex. Ik heb in die periode niet gewerkt. Ik werd steeds vastgehouden in een kamer. In die periode werd ik meerdere malen ondervraagd. Ik heb gezegd dat ik met hun zou samenwerken. Ik werd wel vrijgelaten, maar mocht het complex niet verlaten. Dit heeft twee weken geduurd. In deze periode hebben ze mij gevraagd om apparatuur te leveren. Op 22 juni 1994 mocht ik naar huis. Daarna kwamen de mensen van de veiligheidsdienst vaak bij mij. Ze hadden een lijst van apparatuur wat zij wilden hebben. Die moest ik tekenen, vervolgens konden zij de apparatuur halen. Ik ben naar directeur gegaan en heb hem verteld wat er aan de hand was. De directeur zelf werkte ook samen met de mensen van de veiligheidsdienst. De directeur vertelde mij dat ik de mensen van de veiligheidsdienst moest helpen. Ik heb toen tegen de directeur gezegd dat ik degene ben

die de papieren tekent en dat ik problemen kan krijgen hier mee. Ik heb gevraagd waarom hij de papieren niet wilde tekenen. De directeur wilde dit echter niet. Ik kon geen ontslag nemen van mijn werk. Dat is verboden. Ik heb toen over de situatie nagedacht en verwachtte problemen te krijgen met de autoriteiten. Ze zouden mij beschuldigen van diefstal. Ik ben geen dief en wil dit ook niet zijn. Ik vond dit ook niet goed voor de reputatie van mijn stam. Ik heb toen besloten om het land te verlaten. Ik kon echter niet op mijn eigen naam reizen. Er was al een verbod op mijn naam om te reizen. Ik kon ook geen ontslag nemen van mijn werk omdat de autoriteiten mij anders thuis op zouden zoeken en mij zouden arresteren. Ik moest de apparatuur ook wel leveren aan de mensen van de veiligheidsdienst, ik werd daartoe gedwongen. Door kennissen en familie kwam ik in contact met de directeur van het buro van nationaliteit. Ik heb met hem afgesproken dat hij mijn naam zou wijzigen. Ik moest daarvoor een bepaald bedrag betalen. Mij voornaam zou worden veranderd van S. naar S. Op 3 januari 1995 kon ik aan een nieuw paspoort komen. Mij werd aangeraden niet direct het land te verlaten omdat K. onlangs het land had verlaten en de grens streng bewaakt werd. Ik heb gewacht tot zondag 18 juni 1995. Op die datum ben ik naar het grensgebied met Jordani gegaan. Ik wilde mij vestigen in een ander Arabisch land. Bij grens werd ik onderschept door twee personen van de veiligheidsdienst van het complex waar ik werkte. Ik werd twee uur bij de grens vastgehouden en vervolgens teruggebracht naar Baghdad. In Baghdad werd ik ondervraagd, geslagen en mishandeld. Ik kon niet tegen de mishandelingen. Ik heb de persoon die mij het paspoort had bezorgd verraden. Die persoon is ook gearresteerd. Ik ben met hem geconfronteerd. Ik weet niet wat er verder van hem is geworden. Ik heb ongeveer acht maanden in de gevangenis gezeten. Eerst zat ik alleen in een donkere kamer. Dat heeft ongeveer een week geduurd. Na de ondervragingen werd ik overgebracht naar een andere kamer. Een officier kwam bij mij en zei dat hij wist dat ik kennis had van koel- en verwarmingsapparatuur. Ze wilden mijn kennis gebruiken. Ik moest apparaten voor hun repareren. Ze brachten mij iedere morgen naar een kamer waar ik apparatuur moest repareren. Mijn vader heeft alle pogingen gedaan om mij vrij te krijgen. Op 20 februari 1996 is dat gelukt. Ik kwam onder betaling een borgsom vrij.

Toen ik vrij kwam was er nog een ander probleem. De persoon die ik had verraden, degenen die mij het paspoort heeft geleverd, beschuldigde mij ervan dat ik er de oorzaak van was dat hij is gearresteerd en gedood. Zij wilden wraak. Na mijn vrijlating moest ik mij tweemaal per week melden op het buro van de veiligheidsdienst in Al Dora in de wijk Al Moualimin. In die periode ben ik ontslagen van mijn werk. Ik moest een lijst maken van alle apparatuur die in het magazijn stond en die op mijn eigen naam stond. In het magazijn stond bijna niets. De mensen van de veiligheidsdienst hebben bijna alles weggehaald. Ik kwam toen tot het besluit dat de enige oplossing was om weg te gaan. Begin april ben ik naar Altonkorbi gegaan. In Altonkorbi ben ik twee maanden geweest. Vervolgens ben ik naar Al Shaklawa gegaan, daar ben ik ongeveer een jaar gebleven. U vraagt mij waarom ik niet in Al Shaklawa ben gebleven? Ik had mijn redenen daarvoor. Ik was een Arabier in Koerdisch gebied. Het is moeilijk voor een Arabier om lange tijd in het Koerdische gebied te blijven. Aan de andere kant, toen het Iraakse leger dit gebied binnen viel hebben ze 94 personen van de oppositie opgepakt en direct doodgeschoten. Ik was gelukkig ondergedoken. De autoriteiten konden mij gelukkig niet vinden. De Iraki werkten samen met de troepen van Massoud Barzani. Ik voelde mij daar niet veilig. De mensen daar, mijn buren, hebben mij ook aangeraden het land te verlaten. U vraagt mij welke mensen van de oppositie ik bedoel? Ja, de oppositie tegen de Iraakse autoriteit. 94 personen zijn gedood. De Iraki werken samen met de groep Massoud Barzani. Rap: U weet niet van welke oppositie de mensen waren die zijn gedood? Betr: Er waren mensen van de stam Al Jaboury. Er waren mensen van de ICP. Rap: Waar zijn die mensen gedood? Betr: In het gebied van Arbil en nog verder, naar de stad Shaklawa. Rap: Wanneer is Barzani aan de macht gekomen in Arbil? Betr:Na de golfoorlog en de Intifadha. Het was tussen 31 augustus en 1 september 1996 toen het leger samen met Barzani de stad binnen viel. Dit zijn de enige redenen waarom ik mijn land heb ontvlucht. Ik had geen andere problemen, die mij noodzaakten mijn land van herkomst te verlaten.

Bovenstaande verklaring werd door de heer J. geheel in vrijheid afgelegd vrijwel zonder onderbreking voor het stellen van vragen.5. Rapportage aan de hand van nadere vraagstellingVervolgens heb ik naar aanleiding van bovenstaande verklaring vragen gesteld en op relevante onderdelen doorgevraagd. De heer J. verklaarde op de door mij gestelde vragen het volgende. Ik heb van u begrepen dat uw problemen begonnen op 6 april 1994, waardoor u genoodzaakt was uw land te verlaten. U had voor die tijd c.q. datum geen problemen die u noodzaakten uw land te verlaten. Is dit correct? Betrokkene beantwoord deze vraag met: Ja dat is correct. Rap: Kunt u mij enkele namen en typenummers van de apparatuur noemen die u moest leveren aan de mensen die u chanteerden?Betr: Windowtype-airconditioning. Het is een soort verwarming. Je kunt een gaatje in de muur maken of het raam om de kamer te koelen. Een van de merken was General Electric, Carrier, Mitsubishi, Westinghouse, Helal (een Iraaks merk) er waren nog andere merken. Er waren ook compressoren. Daar was veel belangstelling voor. Die kosten veel geld. Irak mocht geen apparatuur invoeren, daarom was er veel vraag naar. Rap: Kunt u geen specifieke namen, merken, types noemen? Betr: Het Franse type, het Japanse type, Amerikaanse type. Rap: Kunt u mij geen typenummers of omschrijvingen van apparatuur geven die u moest leveren aan de mensen die u chanteerden? Betr: Ik weet het eigenlijk niet. Rap: In wat voor soort kerncentrale werkte u? Betr: In een centrum. Het was de Iraakse kerncentrale. Rap: Hield u zich ook bezig met de koeling van de kernreactor? Betr: Nee.: Bij de afdeling biologie en de agrarische afdeling was de verwarming en de koeling ook wel eens kapot en dan moest ik die repareren. Ik repareerde daar apparatuur of deed dat in de werkplaats. Rap: Hoe worden airconditioningsapparaten gekoeld? Betr: Eh, eh, eh, met een centrifuge. Er zijn verschillende buizen die zitten op een ronde plaat en die gaat draaien. Daardoor komt er lucht naar binnen en dat wordt uitgeblazen en daardoor wordt er gekoeld.

Rap: Airconditioningsapparaten worden op een bepaalde manier zelf gekoeld, kunt u mij zeggen hoe dat gebeurt? Betr: Er moet altijd koelvloeistof in zitten. Rap: Hoe komt u aan de buitenlandse apparatuur gezien de boycot? Betr: Alle apparaten waren al aanwezig voor de golfcrisis. Er was veel apparatuur in de magazijnen aanwezig. Rap: Waarom heeft u de bescherming van de autoriteiten niet ingeroepen ten aanzien van het feit dat u werd gechanteerd? Betr:Wie is de autoriteit. Dat zijn ze zelf. Zij zijn van de stam van de president. Rap: Als zij de autoriteiten zijn, waarom is het dan nodig om u te chanteren? Betr: Zij wilden het niet op een directe manier het halen. Zij wilden niets te maken hebben met de situatie. Ik weet niet waarom. Ze hadden al veel te veel van de bevolking gestolen. Ze wilden het niet op een directe manier doen. Ze wilden een schuldige. Als ik zelf van de Al Takriti stam was konden ze mij niet chanteren. Rap: Wanneer zou de rechtszitting tegen u plaatsvinden? Betr:Ik ben vrijgekomen op 20 februari 1996. Afgesproken was dat ik anderhalve maand later voor de rechter moest verschijnen. De advocaat heeft echter een verzoek ingediend dat ik kon verschijnen op een ander tijdstip. Rap: Waarom heeft die advocaat dat gedaan? Betr: Ik en mijn vader hebben dat aan hem gevraagd. Wij wilden een oplossing zoeken voor mijn situatie. De advocaat was op de hoogte van mijn problemen. De advocaat is de vriend van mijn vader. De advocaat heet R. Hij heeft een kantoor in Al Dora. Rap: Voor welke rechtbank en welke rechter moest u verschijnen? Betr: De rechtbank heet Al Baeae. Ik weet niet hoe de rechter heet. Rap: Moest u voor een meervoudige of een enkelvoudige kamer verschijnen? Betr: Er was eerst een zitting en daar heeft de advocaat een verzoek ingediend om uitstel. Rap: Dat is geen antwoord op mijn vraag! Betr: De advocaat ging voor mij naar de zitting. Ik hoefde niet te verschijnen. Rap: Tot wanneer zou de zaak worden uitgesteld? Betr: Ik weet het niet precies wanneer. Drie weken later of een maand later.

Rap: In welke staat van beschuldiging werd u gesteld? Betr:De beschuldiging om van Irak naar het buitenland te gaan zonder toestemming van de autoriteit en vervalsing van de papieren om uit te reizen. Rap: Met de chantagepraktijken die jegens u werden uitgeoefend heeft u verder geen problemen meer gehad? Betr: Jazeker. U vraagt mij hoe? Ik werd ervan beschuldigd dat ik alle apparatuur uit het magazijn had gehaald en mijn vader heeft daarom een groot bedrag moeten betalen om mij vrij te krijgen. Rap: Nadat uw vader het bedrag had betaald heeft u geen problemen meer ondervonden van de chantagepraktijken die jegens u werden uitgeoefend? Betr: Nee. Rap: Dat weet u absoluut zeker? Betr: Mijn vader had een bepaald bedrag betaald als borg. Ik moest op de rechtszitting verschijnen. Als ik niet zou verschijnen zou mijn vader een bedrag aan de rechtbank moeten betalen. De rechtbank zou dit bedrag geven aan mijn kerncentrale. Rap: Op grond waarvan? Dat is de regel daar. Rap: Maar de borgsom was - volgens uw eigen zeggen - betaald om u te laten verschijnen op de rechtszitting. U moest terecht staan vanwege het feit dat u illegaal het land wilde verlaten en vanwege het feit dat u papieren had laten vervalsen. Hoe moet ik dit nu met elkaar rijmen? Betr: Ik werd beschuldigd en werd op borgsom vrijgelaten tot de datum van de rechtbank, maar de werkgever eiste ook een bedrag van mij. Anders zou ik worden veroordeeld door de rechtbank. Rap: Waarom hebben de autoriteiten dan geen strafzaak tegen u aangespannen vanwege verduistering of diefstal? Betr: Mijn werkgever eiste een bepaald bedrag vanwege de tekorten in de magazijn. Als ik dat niet zou betalen dan zou de werkgever een strafzaak tegen mij laten aanvangen. Ik had een goede advocaat. Deze kon met mijn vader een garantverklaring bij de werkgever laten opstellen tot de rechtszitting. Rap: Maar die twee zaken staan volkomen los van elkaar. Probeert u dat eens te verklaren? Betr: ja die zaken staan los van elkaar. Rap: Ik kan die zaken niet met elkaar rijmen en enkel de bevestiging van mijn vraag is geen verklaring. Weest u a.u.b.

duidelijker in uw verklaring? Betr: ja eigenlijk ben ik ook al aangeklaagd. De werkgever heeft de zaak ook aangekaart bij de rechtbank. De zaken staan los van elkaar. Toen ik werd gearresteerd heb ik alles bekend gemaakt van de vervalsing en degene die dat voor mij heeft geregeld. Rap: Hoe heet degene die u heeft aangegeven? Betr: Ka. Hij is spoorloos ik weet niet wat er met hem is gebeurd. Rap: Hoe weet zijn familie nu dat u hem heeft verraden? Betr:Ik ben bij hem thuis geweest voordat ik vluchtte naar Jordani . Rap: Dat is geen antwoord op mijn vraag? Betr: Dat weet ik niet. Rap: Heeft men u ooit bij uw schoonzuster in Altonkorbi gezocht? Betr: Zij zouden dat zeker doen. Ze zijn langs geweest toen ik in de stad Shaklawa zat. Rap: Wanneer zijn uw kinderen precies geboren? Betr: Ik kan niet goed data onthouden. Mijn dochter M. is geboren op 24 april 1988. Mijn dochter W. is geboren 28 augustus 1992. Mijn zoon is geboren 10 oktober 1995. 5a. Politieke overtuiging: Ik heb door mijn politieke overtuiging geen problemen ondervonden die ertoe hebben geleid dat ik mijn land verlaten heb. Ik ben nooit lid dan wel sympathisant geweest van een politieke of religieuze organisatie in mijn land. Evenmin van een verzetsorganisatie. Ik heb nooit activiteiten verricht, die waren gericht tegen de autoriteiten in mijn land of verboden waren.5b. Andere reden asielaanvraag:Buiten hetgeen ik u heb verteld, zijn er geen andere redenen waarom ik mijn land heb verlaten. (...) 10. Samenvatting vluchtmotieven Aan het eind van het gehoor werd de heer J. gevraagd of de essentie van het vluchtverhaal als volgt kon worden samengevat: U bent gevlucht uit Irak, omdat u vreest voor een stamvete en u loopt de

kans te worden vervolgd vanwege het feit dat u heeft meegewerkt bepaalde zaken te verduisteren gedurende uw werk kerncentrale in Zafaraniya.

Hierop verklaarde de heer J.: Ja, dat klopt. 10.1. Te verwachten problemen bij terugkeer in land van herkomst Als ik terug zou keren naar mijn land, dan krijg ik problemen met de veiligheidsdienst omdat ik niet zomaar het land mocht verlaten. Daarnaast krijg ik problemen met de Al Takriti stam.11. Aanvullende inhoudelijke opmerkingen van de heer J.Ik heb alles verteld wat voor de beoordeling van mijn aanvragen van belang kan zijn. Met betrekking tot de vragen die mij zijn gesteld kan ik niet meer vertellen dan ik heb gedaan. Aan de afgelegde verklaringen heb ik derhalve ook niets toe te voegen.12. Overige mededelingen12.1. Op- of aanmerkingen over de gang van zaken en de handelwijze van de contactambtenaar tijdens het nader gehoor:Ik heb geen op- of aanmerkingen op de manier waarop dit interview heeft plaatsgevonden. Ik heb alle tijd en ruimte gekregen om alles te vertellen wat voor mijn aanvragen om toelating van belang is.12.2. Op- of aanmerkingen over de werkwijze van de tolkIk heb geen op- of aanmerkingen over de werkwijze van de tolk. Ik heb de tolk goed begrepen en goed kunnen verstaan."

Beoordeling

1. Verzoeker klaagt over de wijze waarop een contactambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND) hem op 24 februari 1998 het nader gehoor heeft afgenomen in het kader van de behandeling van zijn asielverzoek. Hij is van mening dat hij door het optreden van de ambtenaar onder druk is gezet en niet de gelegenheid heeft gehad zijn asielverhaal goed toe te lichten.2. Het nader gehoor in de asielprocedure vindt plaats om de betrokkene in de gelegenheid te stellen het asielverzoek te onderbouwen.

Het dient er tevens toe om de Nederlandse staat in de gelegenheid te stellen om, vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid, te onderzoeken of iemand terecht een beroep doet op het Vluchtelingenverdrag. De beoordeling van een asielverzoek vindt voor een belangrijk deel plaats op grond van het rapport dat wordt opgemaakt naar aanleiding van het nader gehoor. Het is derhalve in het belang van de betrokken asielzoeker dat hij tijdens het nader gehoor in staat wordt gesteld alle feiten en omstandigheden naar voren te brengen die van belang zijn voor de beoordeling van het verzoek, en dat die feiten en omstandigheden correct en volledig worden weergegeven in het rapport van het nader gehoor. Anderzijds is het de verantwoordelijkheid van de contactambtenaar om het relaas van de betrokken asielzoeker te toetsen, door het stellen van, waar nodig, kritische nadere vragen, en om het resultaat van die toetsing eveneens weer te geven in het rapport van het nader gehoor. Daarnaast is het stellen van kritische vragen door de contactambtenaar naar aanleiding van onduidelijkheden of ongerijmdheden in de verklaring van de betrokken asielzoeker ook in diens eigen belang, omdat deze daardoor in de gelegenheid wordt gesteld om zijn toelichting op het asielverzoek te versterken. Een en ander stelt specifieke eisen aan het werk van de contactambtenaar. Daarbij is ook van belang dat de contactambtenaar bij het afnemen van het nader gehoor rekening houdt met de veelal kwetsbare positie van de asielzoeker, die zich in een vreemd land moet verantwoorden ten aanzien van de vaak ingrijpende omstandigheden die aanleiding gaven tot de vlucht uit het eigen land.3. De betrokken ambtenaar die het nader gehoor van verzoeker heeft afgenomen, ontkende tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman dat hij verzoeker onvoldoende de gelegenheid had geboden om zijn asielrelaas toe te lichten. Hij bracht naar voren dat hij bij het afnemen van het nader gehoor de volgorde had gehanteerd van de inrichting van de rapporten van nader gehoor. Onder verwijzing naar het rapport dat hij had opgemaakt naar aanleiding van het nader gehoor van verzoeker, deelde hij mee dat hij verzoeker eerst zijn verhaal had laten vertellen, en dat hij hem daarna een aantal vragen had gesteld. Vervolgens had verzoeker zijn vraag of er nog andere redenen waren geweest om zijn land te ontvluchten, ontkennend beantwoord. Aan het eind van het gehoor had hij verzoekers vluchtmotieven samengevat, en verzoeker had daarmee ingestemd. Op de vraag of verzoeker alles had verteld wat van belang kon zijn voor de beoordeling van zijn asielverzoek, had deze meegedeeld dat hij niets kon toevoegen aan hetgeen hij al had verklaard. Ten slotte had verzoeker, daarnaar gevraagd, meegedeeld dat hij voldoende gelegenheid had gehad naar voren te brengen wat hij van belang achtte.

4. Het nader gehoor heeft de relatief lange duur gehad van vier uren. Het rapport dat is opgemaakt naar aanleiding van het nader gehoor bevat een uitvoerige weergave van de door verzoeker aangevoerde redenen voor zijn asielaanvraag. Verzoeker heeft tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman geen bezwaren aangevoerd tegen die weergave. Ten aanzien van de weergave in het rapport van de vragen die de contactambtenaar aan het eind van het gehoor heeft gesteld om na te gaan of verzoeker alles wat deze relevant achtte naar voren had kunnen brengen, en de daarop door hem gegeven antwoorden, heeft verzoeker tijdens dit onderzoek slechts op n punt bezwaar gemaakt. De contactambtenaar heeft naar zijn mening in het rapport ten onrechte onvermeld gelaten dat hij naar aanleiding van n van de genoemde vragen had opgemerkt dat hij veel had verteld, maar niet alles. Voor het overige heeft verzoeker geen kritiek geuit. Het wordt er daarom voor gehouden dat verzoeker voldoende de gelegenheid heeft gehad om feiten en omstandigheden naar voren te brengen die van belang waren voor de beoordeling van zijn asielverzoek, en dat die feiten en omstandigheden ook adequaat zijn weergegeven in het rapport van nader gehoor. Daarmee is beantwoord aan een belangrijk doel van het nader gehoor.5. Verzoeker stelt dat de contactambtenaar hem met name onder druk heeft gezet door de wijze waarop hij nadere inhoudelijke vragen heeft gesteld. Naar zijn mening waren de vragen onlogisch, en heeft de contactambtenaar hem onvoldoende tijd en gelegenheid geboden om zonodig nadere uitleg te geven of te vragen. Bovendien zou de contactambtenaar herhaaldelijk blijk hebben gegeven van ongeloof aan zijn relaas.6. Uit het rapport van het nader gehoor komt naar voren dat de contactambtenaar enkele vragen van feitelijke aard heeft gesteld in aanvulling op het overigens vrijwel ononderbroken relaas van verzoeker, en dat verzoeker die vragen heeft beantwoord. Daarnaast heeft de contactambtenaar blijkens het rapport getracht het relaas te verifi ren door het stellen van een aantal specifieke vragen, onder meer over de werkzaamheden die verzoeker naar zijn zeggen had verricht in een kerncentrale in Irak, en over de rechtszaak die de autoriteiten volgens verzoeker tegen hem hadden aangespannen. Uit het verslag komt onder meer naar voren dat de contactambtenaar zich daarbij kritisch heeft opgesteld en heeft doorgevraagd wanneer de antwoorden van verzoeker niet direct duidelijk waren, of nieuwe vragen opriepen. Voor zover de nadere vragen dienden ter verduidelijking van onderdelen van verzoekers relaas, heeft de contactambtenaar gehandeld in het belang van verzoeker.

De specifieke vragen met betrekking tot verzoekers werk in de kerncentrale en de rechtszaak konden daarnaast in redelijkheid dienen ter verifi ring van verzoekers vluchtverhaal. Voor zover de contactambtenaar in dit onderdeel van het nader gehoor vasthoudend is geweest en het verloop van het gehoor heeft bepaald, was dat, gelet op diens verantwoordelijkheid op dit punt, niet onjuist.7. Verzoeker heeft nog naar voren gebracht dat hij er in onzekerheid over had verkeerd of de contactambtenaar zijn verklaring wel juist zou weergeven in het rapport, omdat de ambtenaar de tolk die tijdens het gehoor voor de vertaling heeft gezorgd niet voor hem had laten terugvertalen hetgeen de ambtenaar – na vertaling - uit zijn relaas had opgemaakt. Op dit punt verdient het aanbeveling dat de contactambtenaar steeds wanneer er aanleiding is tot twijfel aan het functioneren van de tolk, de correctheid van diens vertaalwerk verifieert. Dit kan onder meer gebeuren door de tolk op een aantal momenten, of wanneer daarvoor een concrete aanleiding is, te laten terugvertalen. In dit geval heeft echter verzoeker noch de contactambtenaar aangegeven te hebben getwijfeld aan het functioneren van de tolk.8. Al met al kan verzoeker niet worden gevolgd in zijn klacht dat de contactambtenaar hem onder druk heeft gezet en dat hij onvoldoende in staat is gesteld zijn asielverzoek goed toe te lichten. De onderzochte gedraging is behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND), die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, is niet gegrond.

Instantie: Immigratie- en Naturalisatiedienst

Klacht:

Optreden contactambtenaar bij nader gehoor, waardoor asielzoeker zich onder druk gezet voelde en niet de gelegheid heeft gehad zijn asielverhaal goed toe te lichten.

Oordeel:

Niet gegrond