Achtergrond
Zie BIJLAGE.Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd de Minister van Verkeer en Waterstaat verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tijdens het onderzoek kregen de Minister en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd aan de Minister een aantal specifieke vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reactie van verzoeker gaf aanleiding tot aanvulling van het verslag. De reactie van de Minister van Verkeer en Waterstaat gaf geen aanleiding tot wijziging van het verslag.Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:1. Feiten1.1. Verzoeker, die werkzaam is als freelance geluidsman voor film- en televisieproducties en bij zijn werk gebruik maakt van draadloze microfoons, is in het bezit van een zendinrichting in de categorie draadloze audio verbindingen (DAV). Op 26 oktober 1993 verleende de Minister van Verkeer en Waterstaat verzoeker een machtiging voor het gebruik van deze zendinrichting. De machtiging was geldig tot 26 oktober 1998. In april 1996 schafte verzoeker zich een verbeterde ontvanger aan ter waarde van f 3.838,36, exclusief BTW. Verzoekers apparatuur is alleen werkzaam in TV-kanaal 11.1.2. Bij brief van 9 juli 1996 werd verzoeker door de leverancier van zijn zendapparatuur geattendeerd op mogelijke toekomstige problemen voor de gebruikers van draadloze microfoons in TV-kanaal 11 ten gevolge van de invoering van TDAB (aardse digitale audio-omroep; zieAchtergrond
onder 1.; N.o.) in Nederland. De leverancier was hiervan op de hoogte gesteld door de branche-organisatie die op 30 mei 1996 door de RDR was ge nformeerd over de introductie van TDAB en de mogelijke gevolgen hiervan voor gebruikers van draadloze microfoons. De verkoop van deze microfoons was dan ook door de leverancier per 30 mei 1996 stilgelegd.1.3. Naar aanleiding van de brief van zijn leverancier wendde verzoeker zich bij brief van 31 augustus 1996 tot de RDR. In zijn brief liet verzoeker weten dat de in zijn bezit zijnde apparatuur door de invoering van TDAB in Nederland en het onbruikbaar worden van TV-kanaal 11 voor gebruikers van draadloze microfoons, nagenoeg waardeloos was geworden. Hij wees er daarbij op dat hij, indien de RDR in een eerder stadium informatie had gegeven over het besluit tot invoering van TDAB en de mogelijke consequenties hiervan voor de gebruikers van draadloze microfoons, in april 1996 niet zou zijn overgegaan tot de aanschaf van nieuwe TV-kanaal 11 apparatuur. Verzoeker stelde de RDR aansprakelijk voor de schade die hij zou leiden ten gevolge van het niet tijdig bekend maken van het besluit tot invoering van TDAB in Nederland door de RDR. Verzoeker verzocht aan te geven hoe deze schade zou kunnen worden gecompenseerd.1.4. Op 25 september 1996 zond de RDR de houders van een machtiging voor het gebruik van draadloze microfoons, onder wie verzoeker, de volgende brief:"...Graag wil ik uw aandacht vragen voor hetgeen in bijgaande informatiefolder is weergegeven. Met name voor u als machtiginghouder is deze informatie van belang indien u uw apparatuur wilt uitbreiden of vervangen. De wijze waarop zal worden omgegaan met het huidige gemachtigde gebruik is momenteel nog niet bekend. Zodra hieromtrent besluiten zijn genomen zult u nader worden ge nformeerd over hetgeen dit voor u zal gaan betekenen..." De bij de brief gevoegde folder bevatte de volgende informatie:"Gevolgen van de invoering van digitale audio-omroep (TDAB) voor het gebruik van draadloze microfonen in de band 216 – 223 MHz Voor de introductie van aardse digitale audio-omroep (TDAB) in Europa werd in juli 1995 te Wiesbaden door de CEPT (Conf rence Europ enne des Administrations des Postes et des T l communications) een Planningsvergadering gehouden. Dit heeft o.a. geresulteerd in een TDAB-frequentieplan. In dit frequentieplan zijn voor Nederland en de aangrenzende buurlanden ook een aantal toewijzingen gedaan voor TDAB in de band 216 – 223 MHz (TV-kanaal 11). Omdat de frequenties in dit TV-kanaal in Nederland ook voor draadloze microfoontoepassingen worden gebruikt, heeft de Nederlandse delegatie in Wiesbaden zich tegen de toewijzingen in dit kanaal voor TDAB aanvankelijk verzet. Onder grote druk heeft Nederland dit toch moeten accepteren. Deze acceptatie was gebaseerd op de veronderstelling dat de hieruit voortvloeiende beperkingen voor draadloze microfonen zich in de praktijk zouden beperken tot enkele regionale gebieden. Recentelijk is zowel door RDR als door een aantal importeurs onderzocht wat de gevolgen van de invoering van TDAB voor draadloze microfonen zijn. Uit beide onderzoeken is gebleken dat door de invoering van TDAB nagenoeg alle frequenties gelegen in TV-kanaal 11 voor toepassing van draadloze microfonen in vrijwel geheel Nederland onbruikbaar zullen worden. De invoering van TDAB in Nederland is daarmee afhankelijk geworden van de te hanteren termijn van afbouw van de draadloze microfoontoepassingen in TV-kanaal 11. RDR onderzoekt of er nog aanvullende mogelijkheden c.q. aanvullende maatregelen mogelijk zijn. In overleg met vertegenwoordigers van gebruikersgroepen en leveranciers zal de regeling voor draadloze audioverbindingen op zodanige wijze worden aangepast dat de gevolgen tot een minimum worden beperkt.
Hieromtrent zal RDR op korte termijn nadere besluiten nemen en belanghebbenden informeren. In verband met het vorenstaande worden machtigingaanvragen voor frequenties in TV-kanaal 11 voorlopig aangehouden. Hoewel op dit moment over de te nemen maatregelen nog geen definitieve besluiten zijn genomen is te verwachten dat draadloze microfonen die werken op frequenties op of tussen 216.250 – 222.625 MHz, in de toekomst beperkt of in het geheel niet meer bruikbaar zijn doordat ze storing ondervinden van digitale omroepuitzendingen. Het is dan ook in uw belang in de toekomst zoveel mogelijk gebruik te maken van de reeds bestaande en nu voor alle professionele gebruikers toegankelijke frequenties op of tussen:197.250 - 201.625 MHz zonder geografische beperkingen landelijk toepasbaar; 630.125 - 636.875 MHz zonder geografische beperkingen landelijk toepasbaar; 195.250 - 197.250 MHz landelijk toepasbaar m.u.v. Zeeland, Brabant en Limburg; 550.125 - 556.875 MHz landelijk toepasbaar m.u.v. gebied met straal van 75 km rondom Roermond; 694.125 - 700.875 MHz landelijk toepasbaar m.u.v. gebied met straal van 50 km rondom Rotterdam-Waalhaven en 3 kilometer rondom Mheer en Wijk aan Zee. Voor nadere informatie kan contact worden opgenomen met de machtigingendienst, bureau ORT, (...)"1.5. Bij brief van 17 oktober 1996 deelde de RDR verzoeker in antwoord op zijn brief van 31 augustus 1996 mede dat de RDR bezig was met het ontwikkelen van een beleidslijn inzake het op een zo zorgvuldige, en voor de bestaande machtigingshouders acceptabele, wijze invoeren van TDAB in Nederland. Verzoeker zou zo spoedig mogelijk na het vaststellen van de beleidslijn hiervan in kennis worden gesteld en zijn verzoek om schadevergoeding zou tot dat moment in portefeuille worden gehouden.1.6. Bij brief van 19 december 1996 deelde de RDR verzoeker het volgende mede:"In aanvulling op mijn schrijven van 17 oktober jl., deel ik u hierbij mede dat door de RDR, in overleg met diverse betrokken partijen, een herziene Regeling Draadloze Audioverbindingen is geformuleerd. Herziening van de regeling is noodzakelijk geworden door de introductie van aardse digitale audio omroep (TDAB) in Europa.
De belangrijkste punten van de herziene regeling zijn neergelegd in een RDR Nieuwsbrief, welke medio januari 1997 aan de gebruikers van draadloze microfoon- en reportagetoepassingen wordt toegezonden. Ook de leveranciers van deze zendapparatuur zullen in januari nader worden ge nformeerd. Vooruitlopend op deze nieuwsbrief, deel ik u hierbij de inhoud alvast mede. "GEVOLGEN INVOERING AARDSE DIGITALE AUDIO OMROEP (TDAB) VOOR HET GEBRUIK VAN DRAADLOZE MICROFONEN IN DE BAND 216 – 223 MHZ EN REPORTAGEVERBINDINGEN IN DE BANDEN 182.75 – 186.25 MHZ EN 223 – 225 MHZ Herziening Regeling Draadloze Audioverbindingen De bestaande regeling Draadloze Audio Verbindingen dateert van 1992. Herziening van deze regeling is noodzakelijk geworden door de introductie van aardse digitale audio omroep (TDAB) in Europa. De belangrijkste punten van de herziene regeling worden in deze nieuwsbrief weergegeven. In Europees verband is een TDAB-frequentieplan opgesteld. Voor Nederland en de aangrenzende buurlanden zijn onder andere frequentietoewijzingen gedaan in de banden 216-223 MHz (tv-kanaal 11), 182.75-186.25 MHz (tv-kanaal 6) en 223-225 MHz. In Nederland worden frequenties in deze kanalen gebruikt voor draadloze microfoon- en reportage toepassingen. Onderzoek heeft uitgewezen dat bij volledige invoering van TDAB nagenoeg alle frequenties, gebruikt voor microfoontoepassingen in Nederland, onbruikbaar worden. In beperkte mate geldt dit ook voor reportagetoepassingen. Wijziging van de te gebruiken frequenties voor de genoemde toepassingen is noodzakelijk. Gewijzigde frequenties voor draadloze microfoon-toepassingenDraadloze microfonen, werkend op frequenties op of tussen 216.50-222.625 MHz, zijn in de toekomst beperkt of in het geheel niet meer bruikbaar. Dit als gevolg van te ondervinden storing veroorzaakt door digitale omroepuitzendingen. De RDR adviseert u gebruik te maken van de volgende frequenties op of tussen:195.100 – 197.250 MHz landelijk toepasbaar; beperkt bruikbaar in Zeeland, Brabant en Limburg
197.250 – 201.900 MHz zonder geografische beperkingen landelijk toepasbaar 550.125 – 556.875 MHz landelijk toepasbaar m.u.v. gebied met straal van 75 kilometer rondom Roermond 630.125 – 636.875 MHz zonder geografische beperkingen landelijk toepasbaar 694.125 – 700.875 MHz landelijk toepasbaar m.u.v. gebied met straal van 50 kilometer rondom Mheer, Noorbeek en Wijk aan Zee 774.125 – 781.875 MHz landelijk toepasbaar m.u.v. gebied met straal van 3 kilometer rondom Maastricht Gewijzigde verdeling frequenties voor reportage toepassingen De voor reportagetoepassingen beschikbare frequentieruimte is opnieuw verdeeld over de diverse gebruikersgroepen. Een volledig overzicht van beschikbare frequenties is opgenomen in de herziene Regeling Draadloze Audioverbinden. Gevolgen voor machtiginghouders draadloze microfoon- en reportage toepassingen Indien u beschikt over een machtiging die v r 1 augustus 1996 door de RDR is verleend, wordt de machtiging gewijzigd conform de herziene Regeling. In de gewijzigde machtiging komen de frequenties in tv-kanaal 6, tv-kanaal 11 en de 223-225 MHz-band niet meer voor. Besloten is de bestaande rechten van deze groep machtiginghouders niet aan te tasten als gevolg van de invoering van TDAB. Indien uw apparatuur werkt op of tussen n of meer van de vervallen frequenties, wordt er in de gewijzigde machtiging een extra bepaling opgenomen. In deze bepaling wordt vermeld dat de machtiginghouder gerechtigd blijft de vervallen frequentie(s) te gebruiken tot de vervaldatum van de machtiging die v r 1 augustus 1996 is verleend. Eventuele verlenging van het gebruiksrecht op deze frequenties kan vanaf twee maanden voor de vervaldatum, zoals opgenomen in de extra bepaling, worden aangevraagd bij de RDR. Rekening houdend met het moment waarop TDAB volledig in Nederland ge ntroduceerd moet worden – voorzien per 1 augustus 2001 – zal verlenging van de machtiging telkens met n jaar plaatsvinden. Machtigingverlening door de RDR na 1 augustus 1996, vindt plaats in overeenstemming met de herziene regeling Draadloze Audioverbindingen.
Leveranciers Leveranciers van radio-apparatuur, waaronder draadloze microfonen en reportage-apparatuur, kunnen u adviseren over de aanschaf van apparatuur en de te gebruiken frequentiebanden voor DAV. Informatie De aankondiging van de herziene Regeling Draadloze Audioverbindingen zal in januari 1997 worden gepubliceerd in de Staatscourant. De herziene Regeling alsmede nadere inlichtingen, kunnen worden verkregen bij het Bureau Overige Radiotoepassingen van de Machtigingsdienst, (...)..."1.7. Verzoeker reageerde op 11 januari 1997 schriftelijk op deze brief. In zijn brief sprak hij zijn waardering uit voor het feit dat een overgangsregeling tot stand was gekomen voor bestaande machtiginghouders van TV-kanaal 11. Dit nam volgens verzoeker echter niet weg dat op de door hem gebruikte frequentieband (220.25 MHz) niet langer in geheel Nederland gebruik en ontvangst mogelijk was op de voorwaarden waaronder de zendmachtiging destijds was verstrekt ten gevolge van de invoering van TDAB in de aan Nederland grenzende landen, met name Belgi . Verzoeker stelde hierdoor schade te zullen lijden, met name door de aanschaf van de ontvanger in april 1996, maar ook op het nog niet afgeschreven deel van de in oktober 1993 aangeschafte apparatuur. Verzoeker bleef bij zijn standpunt dat, indien de RDR direct na de conferentie van de CEPT in juli 1995 in Wiesbaden bestaande machtiginghouders zou hebben ge nformeerd over de toewijzingen in het TDAB frequentieplan, hij zeker niet zou zijn overgegaan tot aanschaf van de nieuwe ontvanger. Hij verzocht om een schadevergoeding van f 1.500, zijnde 30 % van de waarde van de in zijn bezit zijnde apparatuur op 31 december 1996. Verzoeker kwam tot het percentage van 30 % omdat volgens hem de in zijn bezit zijnde apparatuur in ongeveer 1/3 deel van Nederland niet meer goed bruikbaar zou zijn.1.8. De RDR reageerde op 18 april 1997 schriftelijk als volgt op de brief van verzoeker:"...In juli 1995 is in Europees verband een Planningsconferentie gehouden. Tijdens deze conferentie is een frequentieplan voor TDAB opgesteld en vastgesteld. Duidelijk was dat dit besluit mogelijk consequenties zou hebben voor het gebruik in Nederland van frequenties in de Televisie kanalen 6 en 11. Betreffende frequenties worden o.a. gebruikt voor draadloze microfonen. De Rijksdienst voor Radiocommunicatie (RDR) moest na afloop van de Planningsconferentie de afspraken die in Europees verband gemaakt zijn vertalen naar de Nederlandse situatie. Om de consequenties van deze afspraken in beeld te brengen was nader onderzoek nodig. Inmiddels heeft de RDR een compatibiliteitsonderzoek gedaan. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat als gevolg van volledige invoering van TDAB, bijna alle frequenties die gebruikt worden voor microfoontoepassingen in vrijwel geheel Nederland onbruikbaar worden. De RDR heeft na eerdergenoemde Planningsconferentie het DAV-platform ge nformeerd over het besluit dat de Conferentie genomen heeft ten aanzien van het frequentieplan voor TDAB. Ook is het DAV-platform op de hoogte gesteld van de uitkomsten van bovengenoemd onderzoek. Voor uw informatie, het DAV-platform bestaat uit vertegenwoordigers van diverse gebruikersgroepen en leveranciers van draadloze audioverbindingen. Eind 1996 is door de RDR in overleg met het DAV-platform een herziene Regeling Audioverbindingen geformuleerd. Hierover heb ik u reeds ge nformeerd in mijn brief van 19 december 1996 (...). Vervolgens heeft de RDR Nieuwsbrief 59 uitgegeven. Deze Nieuwsbrief beschrijft de gevolgen van de invoering van TDAB voor het gebruik van draadloze microfonen en reportageverbindingen en het door de RDR geformuleerde overgangsbeleid. De betreffende machtiginghouders hebben een exemplaar van deze Nieuwsbrief ontvangen. Op 28 januari 1997 is de aankondiging van de herziene Regeling Draadloze Audioverbindingen gepubliceerd in de Staatscourant. In uw brief van 11 januari 1997 maakt u melding van het feit dat op de door u gebruikte frequentieband, 220.25 MHz, niet langer in geheel Nederland gebruik en ontvangst mogelijk is onder de voorwaarden waaronder de machtiging destijds aan u is verstrekt. Dit als gevolg van de invoering van TDAB in de ons omringende landen en met name Belgi . Hoewel ik mij ervan bewust ben dat n en ander voor u tot ongemak leidt, is de Nederlandse administratie niet verantwoordelijk voor de wijze en het moment waarop TDAB in onze buurlanden zal worden ingevoerd. De Nederlandse administratie kan hierop ook geen invloed uitoefenen. De RDR heeft o.a. als doelstelling het gebruik van het frequentiespectrum zo goed mogelijk te laten verlopen. Indien u tijdens het gebruik van uw draadloze microfonen werkend op de frequentie 220.25 MHz storing ondervindt, kunt u hiervoor contact opnemen met de RDR (...). De RDR onderzoekt deze klacht op rechtmatigheid. Indien er daadwerkelijk storing wordt ondervonden door TDAB zenders die gebruikt worden in de ons omringende landen, wordt per geval gekeken naar een mogelijke oplossing. In dit verband wil ik u nadrukkelijk wijzen op de bij uw machtiging behorende voorschriften en beperkingen. Toewijzing van radiofrequenties voor zendinrichtingen, waaronder draadloze audioverbindingen, geeft geen aanspraak op een exclusief en storingvrij gebruik daarvan. De RDR is hiervoor niet aansprakelijk..." De RDR verwees hierbij naar artikel C.9.1. van het Besluit radio-elektrische inrichtingen (zie
Achtergrond
, onder 3.).1.9. Bij brief van 22 april 1997 deelde verzoeker de RDR mede het niet eens te zijn met de afwijzing van zijn verzoek om schadevergoeding. Opnieuw stelde hij schade te hebben geleden ten gevolge van het onvoldoende tijdig informeren door de RDR van machtiginghouders over de op handen zijnde wijzigingen. Verzoeker liet weten een klacht te zullen indienen bij de Nationale ombudsman. 2. Standpunt van verzoeker Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtomschrijving onderKlacht
. In zijn verzoekschrift liet verzoeker nog weten zijn TV-kanaal 11 apparatuur inmiddels geheel te hebben vervangen omdat hij zich het risico van mogelijke storingen jegens zijn opdrachtgevers niet kan veroorloven. Verzoeker verstrekte bij zijn verzoekschrift een afschrift van een artikel over de TV-kanaal 11-problematiek uit het vaktijdschrift Pro Audio-magazine van september 1996. In dit artikel wordt onder meer het volgende opgemerkt:"Enkele importeurs hebben begin juni het initiatief genomen om zelf te kijken wat er waar is van die onbruikbaarheid. In Haarlem (waar een DAB-testzender staat) is een praktijktest uitgevoerd, waarbij bleek dat de storing inderdaad maximaal is: bij een onderlinge afstand tussen VHF-zender en –ontvanger van meer dan 10 m ging het al fout. Dit probleem deed zich voor tot op ruim 50 km afstand van de DAB-zender... Een serieus probleem dus." 3. Standpunt van de Minister van Verkeer en Waterstaat3.1. In reactie op de klacht deelde de Minister van Verkeer en Waterstaat onder meer het volgende mede:"De consequenties van de medio 1995 tijdens genoemde Europese planningsconferentie gemaakte afspraken waren niet direct bekend. Hiervoor was nader onderzoek nodig. De RDR had in april 1996 de resultaten van genoemd onderzoek beschikbaar. Toen werd duidelijk dat kanaal 11 op termijn vrijwel volledig onbruikbaar zou worden voor draadloze microfonen. Over deze resultaten heeft de RDR met het DAV-platform, een belangenorganisatie van diverse gebruikersgroepen en leveranciers, reeds in mei 1996 overleg gevoerd. Vervolgens heeft de RDR in september 1996 de resultaten van genoemd onderzoek op een audio-vakbeurs bekend gemaakt. Ervaring heeft uitgewezen dat communicatie met gebruikers en leveranciers via voornoemde kanalen doorgaans effectief is. Na april 1996 heeft de RDR getracht een oplossing te vinden voor de geconstateerde problemen en is een herzien beleid betreffende draadloze audioverbindingen geformuleerd. Dit alles in voortdurend overleg met het DAV-platform. Voorts zijn de DAV-machtiginghouders en andere mogelijk ge nteresseerden op de hoogte gesteld van de ontwikkelingen. De RDR heeft getracht belanghebbenden zoals (verzoeker; N.o.) in een zo vroeg mogelijk stadium – zij het indirect – op de hoogte te stellen van de gevolgen die de invoering van TDAB voor hen kan hebben. Zij konden immers ruim voor de formele bekendmaking van het herziene beleid via het DAV-platform en de audio-vakbeurs kennis nemen van de stand van zaken en mogelijke problemen ten aanzien van de invoering van TDAB. Voorts wijs ik erop dat de machtiging van (verzoeker; N.o.) op 26 oktober 1998 afloopt en dat machtiginghouders nu eenmaal niet op voorhand uit kunnen gaan van een verlenging van hun machtiging. (Verzoeker; N.o.) had hier bij de aanschaf van zijn ontvangapparatuur rekening mee dienen te houden. Ten aanzien van de mogelijke gevolgen van de invoering van TDAB in Belgi wil ik het volgende onder uw aandacht brengen. Voor zover ons bekend wordt dit systeem in 1998 in Belgi ingevoerd. Het staat echter nog niet vast of het gebruik van kanaal 11 voor TDAB in Belgi , nadelige gevolgen voor de DAV-machtiginghouders in Zuid-Nederland zal hebben. En als er nadelige gevolgen zijn, dan zal dit wellicht niet alle machtiginghouders betreffen en zal de omvang van de problemen van geval tot geval verschillen. Genoemde storing zal namelijk slechts optreden als de Belgische TDAB-band samenvalt met de door de machtiginghouder toegepaste frequentie. De machtiginghouder mag immers, binnen de in de machtiging aangegeven grenzen, zelf de toe te passen frequentie kiezen. Mochten zich echter problemen voordoen ten gevolge van het gebruik van kanaal 11 voor TDAB in Belgi dan kan (verzoeker; N.o.) krachtens artikel C.9.1 van het Besluit radio-elektrische inrichtingen een beroep op de RDR doen. De RDR onderzoekt zijn klacht dan en zal trachten een voor alle partijen zo bevredigend mogelijke oplossing te vinden."3.2. Daarnaar gevraagd liet de Minister nog het volgende weten:"...Zoals reeds door de RDR in zijn eerdere brieven werd aangegeven waren de consequenties van de tijdens de Europese planningsconferentie te Wiesbaden gemaakte afspraken niet direct te overzien. Ten gevolge van voornoemde onduidelijkheid is medio oktober 1995 een onderzoek naar de compatibiliteit tussen DAV- en TDAB systemen gestart (...). Dit onderzoek is op 29 februari 1996 afgerond en gepubliceerd in het rapport "Onderzoek DAV en T-DAB systemen". De resultaten gaven aan dat beide systemen onder bepaalde omstandigheden niet-compatibel waren. (...). Gezien het proefondervindelijke en complexe technische karakter van het onderzoek was nadere uitwerking en overleg met NOZEMA (Nederlandse omroepzendermaatschappij; N.o.) nodig. Tevens diende een conversie plaats te vinden van de technische bevindingen uit het rapport naar een operationele frequentieplanning. De nadere uitwerking van het onderzoek leidde eind april 1996 tot de conclusie dat gezamenlijk gebruik, het zogenaamde "sharen" van dezelfde frequentie pas mogelijk was indien de afstand tussen de draadloze microfonen en de T-DAB zender groter zou zijn dan 50 kilometer. Feitelijk impliceerde dit dat beide systemen niet zouden kunnen functioneren in hetzelfde frequentiegebied. Vervolgens, medio mei 1996, heeft de RDR een gelegenheid gezocht om voormelde onderzoeksresultaten, aangevuld met de bevindingen van de nadere uitwerking van voormeld onderzoek, aan de DAV belanghebbenden kenbaar te maken en overleg starten met de vertegenwoordigers van gebruikersgroepen en leveranciers. Deze kenbaarmaking heeft eind mei 1996 plaats gevonden op het landelijk DAV-overleg. In uw brief verzoekt u mij aan te geven waarom de RDR niet spoedig na de planningsconferentie het DAV-platform in kennis heeft gesteld van hetgeen op de internationale conferentie behandeld was. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat op voornoemd tijdstip het allerminst duidelijk was in hoeverre de betreffende systemen (in)compatibel waren.Naar mijn mening heeft de RDR gehandeld in overeenstemming met de zorgvuldigheid die terzake van het verschaffen van informatie van haar verwacht kon worden. Hiermee doel ik met name op de kwaliteit van de informatie gezien in het licht van de ernst van de problematiek. Vanzelfsprekend betreuren wij het feit dat (verzoeker; N.o.) zijn ontvangapparatuur v r de kenbaarmaking heeft aangeschaft, hetgeen overigens tot op heden nog niet door middel van het overleggen van een factuur is aangetoond. Niettemin acht ik de RDR, naar mijn mening, gezien in het licht van bovenstaande, niet aansprakelijk voor de schade die (verzoeker; N.o.) zegt te lijden..."3.3. Bij de brief was het rapport van het onderzoek naar de compatibiliteit van de DAV en TDAB systemen gevoegd. De opdrachtgevers voor het onderzoek waren de afdelingen Frequentiemanagement en Gebruiksontwikkelingen en Handhaving-Staf van de RDR. Uitvoerders van het onderzoek waren de afdeling Handhaving van het district Noordwest van de RDR en twee externe organisaties, namelijk Nozema en de firma S., importeur van audio apparatuur in Nederland. Het rapport, gedagtekend 29 februari 1996, bevatte de volgende conclusie:"Bij de toepassing van DAV systemen kent men nogal wat variabelen. De gebruikte DAV apparatuur, de antenneconfiguratie, antennehoogte, gebouwdemping zijn nogal afhankelijk van de lokatie en toepassingen. Door "slechts" een gemiddelde van deze variabelen te nemen is het mogelijk om een interfentie-analyse met T-DAB te beschrijven. De maximale stoorveldsterkte mag, bij een gemiddeld gebruik van draadloze microfoons, 40 – 45 dBμV/M bedragen op een hoogte van 4 5 meter. Deze stoorveldsterkte zal bij dit gemiddeld gebruik van een DAV draadloze microfoon installatie g n merkbare degradatie voor de gebruiker veroorzaken. Echter bij reportageverbindingen worden antennehoogten van zo'n 20 meter gebruikt. Indien er in deze verbindingen g n storing mag optreden dan mag, de maximale stoorveldsterkte van de T-DAB zender, nu op 20 meter hoogte, opnieuw niet de waarde van 40 – 45 dBμV/M overschrijden." 4. Reactie van verzoeker Verzoeker bleef bij zijn standpunt. Bij zijn reactie legde hij een afschrift over van de nota van de door hem in april 1996 gekochte apparatuur. 5. Reactie van de Minister van Verkeer en Waterstaat In een nadere reactie op de klacht deelde de Minister van Verkeer en Waterstaat het volgende mede:"... In TV kanaal 11 kunnen 4 zogenaamde TDAB-blokken A t/m D worden gealloceerd. Voor het regionale gebied bestaande uit de provincies Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel werd op de conferentie te Wiesbaden blok 11C toegewezen. Dit blok werd eveneens toegewezen aan Belgi (Oost-Vlaanderen). Aan de regio bestaande uit de provincies Noord- en Zuid Holland werd blok 11D toegekend. Ten behoeve van Belgisch West-Vlaanderen werd blok 11B toegewezen. Dit resultaat van de conferentie werd niet als onoverkomelijk gezien waarbij van de veronderstelling werd uitgegaan dat het gebruik van draadloze microfoons werkend op de desbetreffende frequenties buiten de aangegeven gebieden mogelijk zou blijven. Het aantal bruikbare kanalen voor draadloze microfoons zou in dat geval in twee betrokken regio's slechts met 25 % worden gereduceerd (van 35 terug naar 26). In de rest van het land zouden hierbij geen beperkingen optreden. Het onderzoek van oktober 1995 was gericht op de compatibiliteit van voormelde systemen in het kader van bovengenoemde theoretische uitgangspunten en diende ter verificatie van deze uitgangspunten. Aangezien het feit dat het resultaat van de conferentie niet als onoverkomelijk gezien werd bestond er derhalve ook geen directe aanleiding het onderzoek met de grootste spoed uit te voeren. (...) Aansluitend vraagt u (...) waarom het onderzoek vier maanden heeft geduurd. Hiervoor is een aantal redenen te noemen. Ten eerste was de RDR voor het praktische onderzoek afhankelijk van deskundigen uit en medewerking van andere organisaties (de hierboven genoemde Nozema en S.). Ten tweede vormde de beschikbaarheid van een TDAB-testzender een probleem en moest er worden ge mproviseerd met een TDAB-modulator. Ten derde was het tijdig beschikbaar krijgen van draadloze microfoons op de juiste frequenties problematisch. Deze moesten uit het buitenland komen. (U) verzoekt (...) aan te geven waarom belanghebbenden niet in februari 1996 in kennis zijn gesteld van de eerste onderzoeksresultaten. Het onderzoeksrapport kwam op 29 februari 1996 uit en werd begin maart door de opdrachtgevers beoordeeld. Toen werd duidelijk dat nader overleg met Nozema nodig was. Dit
overleg heeft in april plaatsgevonden. Op grond van de onderzoeksresultaten kwamen de RDR en Nozema gezamenlijk tot de conclusie dat kanaal 11 nagenoeg onbruikbaar werd. Vanaf dat moment is gestart met het zoeken naar alternatieve oplossingen voor draadloze microfoons. Tevens werd besloten het overleg met belanghebbenden via het DAV-platform op te starten. De uitnodigingen hiervoor werden in april verstuurd. (...). Het eerder bekend maken van het voorgaande aan belanghebbenden, zonder daarbij zekerheid te kunnen bieden over bijvoorbeeld de mate van technische (in)compatibiliteit en geografische (in) compatibiliteit, was naar de mening van de RDR niet wenselijk in het kader van een zorgvuldige informatievoorziening. (...) Op 12 april 1996 heeft het overleg tussen de RDR en Nozema plaatsgevonden. (...) Het (DAV-) overleg heeft op 30 mei 1996 te Amersfoort plaatsgevonden op initiatief van de RDR. Deelnemers waren:- publieke omroepen vertegenwoordigd door NOB (landelijk), ROOS (regionaal), en OLON (lokaal), - commerci le omroepen vertegenwoordigd door VCR, - theaters en gezelschappen vertegenwoordigd door Vereniging voor Podiumtechnologie, - audiovisuele productiebedrijven (vertegenwoordigd door enkele grote producenten) - importeurs/leveranciers vertegenwoordigd door de VPAD (Vereniging van Pro-Audio Distributeurs Nederland), - Nozema, - RDR. Het DAV-platform is een overlegorgaan dat incidenteel bijeenkomt. (...) Er is door de RDR voor mei 1996 geen informatie aan belanghebbenden verstrekt. Aansluitend vraagt u of de machtiginghouders afzonderlijk zijn benaderd en op welke wijze. De machtiginghouders zijn persoonlijk bij brief van 25 september 1996 op de hoogte gebracht van de gevolgen van TDAB voor het gebruik van draadloze microfoons.
(...) Ten aanzien van (...) de verlenging van een machtiging moge ik het volgende opmerken. In het geval van machtigingen voor draadloze audioverbindingen, waaronder draadloze microfoons, is er sprake van machtigingen voor bepaalde tijd. Het verlenen voor een bepaalde tijd impliceert reeds dat er op voorhand niet vanuit gegaan kan worden dat een machtiging verlengd wordt. Er is immers voor een bewuste eindigheid van de machtiging gekozen. Voorts wordt er in het kader van doelmatig ethergebruik gekeken of de machtiging verlengd kan worden..." Bij haar reactie verstrekte de Minister een lijst met daarop de acht organisaties die op 25 april 1996 door de RDR waren uitgenodigd voor een vergadering van het DAV-platform. Daarnaast liet de Minister nog weten dat er ongeveer 700 houders van een machtiging voor het gebruik van draadloze microfoons zijn.6. Reactie van verzoeker op het verslag van bevindingenIn reactie op het verslag van bevindingen liet verzoeker onder meer nog weten dat hij inzage had gehad in de notulen van de bijeenkomsten van het DAV-platform en dat ook hieruit was gebleken dat de RDR te kort was geschoten in de informatieverstrekking aan belanghebbenden. Verzoeker verwees daarbij naar de volgende passages uit de notulen van een bijeenkomst van het DAV-platform op 20 juni 1996:"...Vervolgens wordt de brief van de VPAD aan de RDR behandeld. Waarom heeft de RDR zo lang gewacht met het bekend maken van de resultaten van Wiesbaden? (punt 2 van de brief). Dhr. S. (van de RDR; N.o.): Op grond van de moeilijke situatie in deze hoek van Europa moest er een aantal consequenties worden geaccepteerd, hoewel dit niet de uitgangspositie van de delegatie voor Wiesbaden was. Dit is gebeurd in de veronderstelling dat tenminste de helft van kanaal 11 nog in een groot deel van het land voor draadloze microfoons bruikbaar zou blijven. Het intussen uitgevoerde onderzoek waarvan de resultaten in maart jl. bekend werden, heeft ons helaas tot andere conclusies gebracht. (...) De heer L. (van de VPAD; N.o) haalt nogmaals aan dat voor kanaal 11 geen apparatuur meer kan worden verkocht, maar ondertussen wordt er wel machtiging voor verleend en apparatuur type toegelaten. De RDR zal dit echter z.s.m. corrigeren. De heer S. zegt dat de RDR zich dit aantrekt en de onheilstijding eerder had moeten brengen. Men dacht echter steeds dat het wel meeviel. Gezien de gehele gang van zaken had de RDR toch eerder alarm moeten slaan..."
Beoordeling
1. In juli 1995 vond in Wiesbaden een conferentie plaats van de CEPT (Conf rence Europ enne des Administrations des Postes et des T lecommunications) waarbij de aangesloten landen frequentiegebieden werden toegewezen in verband met de invoering van TDAB (aardse digitale audio-omroep) in Europa. Nederland werd TV-kanaal 12 voor landelijke dekking toegewezen en de TV-kanalen 6 en 11 voor regionale dekking. In Nederland was TV-kanaal 11 toegewezen aan gebruikers van draadloze microfoons. Op 30 mei 1996 informeerde de Rijksdienst voor Radiocommunicatie (RDR) het DAV-platform (zieAchtergrond
, onder 2.) over het besluit dat de CEPT had genomen ten aanzien van het frequentieplan voor TDAB en de gevolgen hiervan voor gebruikers van draadloze microfoons in TV-kanaal 11. Op 25 september 1996 zond de RDR de houders van een machtiging voor het gebruik van draadloze microfoons, onder wie verzoeker, een folder waarin de houders in kennis werden gesteld van voornoemd besluit van de CEPT en de gevolgen van de invoering van TDAB in Nederland voor het gebruik van draadloze microfoons in TV-kanaal 11. Volgens verzoeker was dit veel te laat, omdat het de dienst al in juli 1995 duidelijk had kunnen zijn dat het in Europees verband opgestelde frequentieplan verstrekkende gevolgen had voor de (Nederlandse) gebruikers van draadloze microfoons in TV-kanaal 11. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat hij, indien de RDR hem voldoende tijdig in kennis had gesteld van de op handen zijnde wijzigingen en de mogelijke gevolgen daarvan, in april 1996 geen nieuwe TV-kanaal 11 apparatuur zou hebben aangeschaft. Daarom meent hij dat de RDR hem een schadevergoeding zou moeten betalen. De RDR wees het verzoek om schadevergoeding op 18 april 1997 af.2. Hoewel de Nederlandse delegatie op de conferentie te Wiesbaden zich aanvankelijk had verzet tegen de toewijzing van TV-kanaal 11, aangezien de frequenties in dit kanaal ook voor draadloze microfoontoepassingen werden gebruikt, was de toewijzing uiteindelijk toch geaccepteerd, omdat ervan werd uitgegaan dat de gevolgen voor het gebruik van draadloze microfoons in de praktijk beperkt zouden zijn. Dat wil zeggen dat het resultaat van de conferentie niet als onoverkomelijk werd gezien. Dit nam niet weg dat de in Europees verband gemaakte afspraken moesten worden vertaald naar de Nederlandse situatie. Om die reden werd medio oktober 1995 een onderzoek gestart naar de compatibiliteit van DAV en T-DAB systemen.3. Uit het onderzoek door de Nationale ombudsman is niet gebleken dat de RDR in juli 1995 te lichtvaardig heeft aangenomen dat de gevolgen van de toewijzing van TV-kanaal 11 aan TDAB voor het gebruik van draadloze microfoons beperkt zouden zijn.Uit het onderzoek is gebleken dat enkele importeurs begin juni 1996, dus na het bekend maken van de onderzoekresultaten door de RDR, zelf zijn gaan onderzoeken wat er waar was van de (on)bruikbaarheid van TV-kanaal 11. Hieruit valt op te maken dat zij op dat moment nog steeds niet (geheel) overtuigd waren van gevolgen van het gebruik van TV-kanaal 11 voor TDAB. Gelet op het vorenstaande valt het de RDR dan ook niet te verwijten dat hij belanghebbenden, onder wie machtiginghouders van draadloze microfoons, niet al direct na de conferentie in kennis heeft gesteld van de besluiten van de conferentie, maar heeft besloten om hiermee te wachten tot dat er meer duidelijkheid bestond over de mogelijke gevolgen van de frequentietoewijzing voor de gebruikers van draadloze microfoons.4. Het onderzoek van de RDR van oktober 1995 werd op 29 februari 1996 afgerond met een rapport dat begin maart 1996 door de opdrachtgevers, onder wie de RDR, werd beoordeeld. Uit de resultaten van het onderzoek bleek weliswaar dat DAV en TDAB systemen onder bepaalde omstandigheden niet compatibel waren, maar de resultaten gaven nog onvoldoende duidelijkheid over de mate van technische en geografische (in)compatibiliteit. Daarvoor bleek een nadere uitwerking van de onderzoekresultaten noodzakelijk, alsmede overleg met Nozema. Op 12 april 1996 vond het overleg met de Nozema plaats. Op grond van de onderzoekresultaten en de nadere uitwerking daarvan, kwamen de RDR en Nozema gezamenlijk tot de conclusie dat TV-kanaal 11 door de invoering van TDAB in Nederland nagenoeg onbruikbaar zou worden voor de gebruikers van draadloze microfoons. Op dat moment besloot de RDR het DAV-platform te informeren over het besluit dat de CEPT had genomen ten aanzien van het frequentieplan voor TDAB en de gevolgen hiervan voor gebruikers van draadloze microfoons in TV-kanaal 11. Op 25 april 1996 werden de (acht) uitnodigingen verstuurd. De eerste bijeenkomst met het DAV-platform vond plaats op 30 mei 1996. Gelet op deze gang van zaken kan worden geoordeeld dat de RDR op een zorgvuldige wijze te werk is gegaan, en daarbij voldoende voortvarend heeft gehandeld, althans wat betreft de informatieverstrekking aan het DAV-platform.5. De machtiginghouders werden echter pas in kennis gesteld bij brief van 25 september 1996. Dit is op zichzelf te laat. Verwacht had mogen worden dat de RDR, toen op 12 april 1996 duidelijk was geworden dat door de invoering van TDAB in Nederland TV-kanaal 11 nagenoeg onbruikbaar zou worden voor de gebruikers van draadloze microfoons en de RDR om die reden had besloten tot het overleg met het DAV-platform, ook zijn machtiginghouders in kennis had gesteld van de stand van zaken op dat moment, zodat deze daarmee bij de uitbreiding of vervanging van apparatuur rekening hadden kunnen houden.
Niet aannemelijk is echter dat een dergelijke mailing aan alle machtiginghouders nog in april 1996 zou hebben kunnen plaatsvinden. Voor verzoeker zou dit hebben betekend dat hij de mededeling pas zou hebben ontvangen na de datum van aanschaf van zijn nieuwe ontvanger. Het voorgaande brengt mee dat de RDR heeft kunnen besluiten het verzoek van verzoeker om vergoeding van de door hem gestelde schade af te wijzen.6. Overigens is uit het onderzoek door de Nationale ombudsman niet gebleken dat verzoekers apparatuur op het moment van het indienen van zijn klacht bij de Nationale ombudsman al haar waarde zou hebben verloren, nu er sprake was van een overgangsregeling tot 2001, dergelijke apparatuur meestal niet een heel lange economische levensduur heeft en pas in 1998 enigszins duidelijk zou kunnen worden of de Belgische (proef)uitzendingen gevolgen zouden hebben voor het gebruik van de draadloze microfoons in bepaalde delen van Nederland. De onderzochte gedraging is behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van de Rijksdienst voor Radiocommunicatie van de Hoofddirectie Telecommunicatie en Post van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Verkeer en Waterstaat, is niet gegrond.BIJLAGE