1998/135

Rapport
Op 8 augustus 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Schaijk, met een klacht over een gedraging van het arbeidsbureau Oss en een gedraging van het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening Noord-Oost Brabant te 's-Hertogenbosch. Nadat verzoeker bij brief van 20 september 1997 nadere informatie had verstrekt, werd naar deze gedragingen, die worden aangemerkt als een gedraging van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening te Zoetermeer, een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker klaagt er over dat:1.       het arbeidsbureau Oss:-        hem eind 1995 niet in aanmerking heeft laten komen voor een aantal cursussen binnen zijn vakgebied waarmee hij zich kon bij- en gedeeltelijk omscholen; -        hem als "moeilijk bemiddelbaar" heeft gekwalificeerd en als zodanig ook heeft geregistreerd; 2.       het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening Noord-Oost Brabant te 's-Hertogenbosch zijn klachten over de twee hiervoor genoemde punten niet gegrond heeft verklaard.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reactie van verzoeker gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen. Het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:1. Feiten1.1. Verzoeker, geboren op 22 november 1945, werkte van 10 mei 1977 tot en met 28 november 1993 in de bouw als timmerman. Vanaf 29 november 1993 tot en met 22 april 1996 was verzoeker werkloos. In die periode ontving hij het Sociaal Fonds Bouwnijverheid (hierna: SFB) een ww-uitkering.1.2. Op 4 oktober 1995 vroeg de behandelend medewerker van het SFB telefonisch aan de betrokken consulent van het arbeidsbureau Oss om inlichtingen over verzoeker. In de telefoonnotitie, die de behandelend medewerker van het SFB met betrekking tot dit telefoongesprek opstelde, was het volgende opgenomen:"...Vraag: Heeft er een gesprek op 11/09/95 met (verzoeker; N.o.) plaatsgevonden? Antwoord: Ja maar dat heeft niets opgeleverd (Verzoeker; N.o.)is namelijk kwaad weggelopen. In het begin ging het gesprek goed omdat (verzoeker; N.o.) zijn verhaal mocht doen. Daarna wilde ik met mijn verhaal beginnen maar al na korte tijd toen bleek dat een keuring er niet in zat werd (verzoeker; N.o.) kwaad en is weggelopen. (Verzoeker; N.o.) staat geregistreerd als moeilijk bemiddelbaar..."1.3. Op 20 november 1995 zocht de behandelend medewerker van het SFB wederom voor inlichtingen telefonisch contact met de consulent van het arbeidsbureau Oss. In de telefoonnotitie die hij van dit gesprek maakte, was het volgende opgenomen:"...(De consulent; N.o.) heeft weer een gesprek gehad met (verzoeker; N.o.). Dit gesprek liep beter dan het vorige gesprek alhoewel werknemer nog niet erg positief overkwam. Er zijn een aantal alternatieve functies voorgesteld en daarvoor wordt (verzoeker; N.o.) gekeurd of hij daarvoor beschikbaar is. Verder is niets met (verzoeker; N.o.) besproken..."1.4. Op 29 november 1995 voerde de medisch adviseur van het arbeidsbureau Oss een medisch onderzoek bij verzoeker uit ten aanzien van de vraagstelling of verzoeker geschikt zou zijn voor het beroep van timmerman in veel van de daarbij behorende aspecten en of daarbij beperkingen zich voordeden. Op basis van het medisch onderzoek bracht de medisch adviseur van het arbeidsbureau Oss het volgende in zijn schriftelijke advies naar voren:"...In zijn algemeenheid kun je natuurlijk stellen dat betr. in zijn totaliteit verminderd belastbaar is, zowel in lichamelijk als geestelijk opzicht. Ook de totale presentatie speelt hierin een rol. Ik moet daaraan toevoegen dat betr. ook in zijn priv leven nogal wat dingen heeft meegemaakt die hem in mijn ogen niet echt stabiel hebben gemaakt. Hij maakt een afwezige nonchalante indruk, hetgeen ook weer negatief werkt op zijn presentatie. Echter in medisch opzicht moet ik konkluderen dat ik de genoemde beroepsrichting niet geheel uitgesloten acht. Zeker wanneer de

omstandigheden wat passender zijn dan doorsnee timmeromstandigheden, zoals het zware til en sjouwwerk, grote kozijnen/ramen etc. dan moet het een en ander wel te realiseren zijn. Dus de onderhoudswerkzaamheden bijv. zijn mi zeker nog haalbaar met natuurlijk niet de garantie dat betr. geen klachten zal krijgen. Een gulden middenweg lijkt in deze de meest passende oplossing. Afschrijven voor de arbeidsmarkt acht ik niet re el..."1.5. Op 26 augustus 1996 diende verzoeker bij het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening Noord-Oost Brabant (hierna: RBA) door middel van het daarvoor voorgeschreven formulier zijn klacht in over het optreden van de consulent van het arbeidsbureau Oss. Verzoeker omschreef zijn klacht als volgt:"...(De consulent; N.o.) Arbeidsburo Oss heeft tegenover (de behandelend medewerker van SFB; N.o.) verklaard dat ik geregistreerd sta als moeilijk bemiddelbaar dit is niet waar verder wil ik graag onderzoek weigering scholing door (de consulent; N.o.). Brief SFB bijgaand. (De consulent; N.o.) heeft een heel verhaal gemaakt van ons gesprek graag onderzoek weigering keuring (de consulent; N.o.) wist precies wat de dokter zou zeggen..." Verzoeker stuurde met dit klachtenformulier een afschrift mee van de telefoonnotitie, die de behandelend medewerker van het SFB op 4 oktober 1995 had gemaakt van zijn telefonisch contact op die dag met de consulent van het arbeidsbureau Oss (zie onder 1.2).1.6. Op 14 november 1996 deelde het arbeidsbureau Oss verzoeker naar aanleiding van diens brief van 29 oktober 1996 het volgende mee:"...In uw brief van 29 oktober verzoekt u het arbeidsbureau een verklaring af te geven omtrent een registratie alhier gedaan, inzake de mate waarin u bemiddelbaar was in oktober 1995. Ik kan u het volgende mededelen. U geeft in uw brief aan dat (de consulent; N.o.) aan (de behandelend medewerker van het SFB; N.o.) in een telefoongesprek d.d. 4 oktober 1995 heeft medegedeeld dat u als "moeilijk bemiddelbaar staat geregistreerd". (De consulent; N.o.) heeft (de behandelend medewerker van het SFB; N.o.) destijds medegedeeld dat u moeilijk bemiddelbaar was op grond van een aantal kenmerken. Deze kenmerken betroffen werkloosheidsduur, medische beperking en leeftijd. Het is niet mogelijk te achterhalen of het woord "geregistreerd" is gebruikt. Op 20 november 1995 heeft een formele indeling plaatsgevonden op grond van bovengenoemde kenmerken die overeenkomt met de uitspraak "moeilijk plaatsbaar"..."1.7. Het RBA deelde verzoeker bij brief van 22 november 1996 het volgende mee:"...Hierbij ontvangt u het rapport dat is opgesteld naar aanleiding van de door u op 26 augustus ingediende klacht. In dit rapport, dat ook in afschrift aan het arbeidsbureau Oss wordt toegestuurd, treft u mijn beoordeling aan inzake de door u ingediende klacht. Ik heb tot mijn spijt moeten constateren dat het contact tussen u en de consulent, (...) zich niet bepaald tot tevredenheid heeft ontwikkeld. Voor de handelwijze rond de medische keuring wil ik u hierbij ook uitdrukkelijk mijn excuses aanbieden. Voor het overige verwijs ik naar de inhoud van het rapport..." In het met deze brief meegestuurde rapport was het volgende opgenomen:"...OMSCHRIJVING KLACHT (Verzoeker; N.o.) beklaagt zich over de handelwijze van de consulent (...), diens mededeling aan het SFB dat (verzoeker; N.o.) als moeilijk bemiddelbaar geregistreerd stond, de weigering in te gaan op een scholingsverzoek van (verzoeker; N.o.) en de weigering in te gaan op het verzoek om een medische keuring. (...) VERLOOP PROCEDURE De klacht, gedateerd 26-8-1996, is ontvangen op 29 augustus. Op 12 september is de ontvangst van de klacht schriftelijk bevestigd. Op 5 september is de klacht in afschrift toegestuurd aan het arbeidsbureau Oss met het verzoek om een inhoudelijke en schriftelijke reactie. Deze reactie is op 18 september ontvangen. Op 14 oktober is (verzoeker; N.o.) schriftelijk gewezen op de mogelijkheid voor een mondelinge toelichting. Deze mondelinge toelichting (hoorzitting) heeft plaats gevonden op 18 oktober. Tijdens deze hoorzitting is de gelegenheid geboden de gegevens van commentaar te voorzien, de achterliggende situatie toe te lichten en is de te verwachten verdere procedurele afwerking doorgesproken. Enkele vraagpunten die daaruit zijn voortgekomen zijn in de daarop volgende weken verder nagezocht.

Vervolgens is op 20 november dit klachtenrapport opgesteld door de klachtenco rdinator. REACTIE ARBEIDSBUREAU Het arbeidsbureau geeft aan dat op het tijdstip dat door (verzoeker; N.o.) om een medische keuring gevraagd werd dit in de ogen van het arbeidsbureau nog te vroeg was. Het arbeidsbureau wilde eerst de mogelijkheden binnen het vakgebied onderzoeken. "Een keuring kon in een later stadium zinvol blijken...Het is dus niet gezegd dat een keuring per definitie niet mogelijk zou zijn, hetgeen ook blijkt uit het feit dat de keuring in een later stadium is aangevraagd." Wat het scholingsverzoek betreft antwoordt het arbeidsbureau dat dit verzoek is doorgesproken; dat de gevraagde cursussen op dat moment niet meer gegeven werden en dat (verzoeker; N.o.) er vrede mee kon hebben en de scholingsvraag toen verder heeft laten rusten. Het arbeidsbureau wijst er verder op dat er gezien gewijzigde omstandigheden ook geen grond meer bestond voor deze scholing. T.a.v. de daarna wel aangeboden opleiding tot onderhoudstimmerman (op grond van medisch rapport) was het CV-T van mening dat (verzoeker; N.o.) al voldoende startkwalificatie had. Ten aanzien van de moeilijke bemiddelbaarheid merkt het arbeidsbureau het volgende op: " op het moment van het telefonisch onderhoud met ... het SFB was (verzoeker; N.o.) voor mij moeilijk bemiddelbaar op grond van duur werkloosheid (15 mnd), persoonskenmerken, medische geschiktheid en leeftijd. Dit is ook zodanig gecommuniceerd." OVERWEGINGEN T.B.V. BESLISSING Drie zaken spelen hier:-        het aangemerkt zijn als moeilijk bemiddelbaar, -        het niet ingaan op een door (verzoeker; N.o.) gevraagde medische keuring, -        het niet ingaan op het scholingsverzoek van (verzoeker; N.o.). Uit de mondelinge toelichting van (verzoeker; N.o.) blijkt door dit alles heen een relatieverstoring met de consulent te spelen. Moeilijk bemiddelbaar:Uit de mondelinge toelichting blijkt dat (verzoeker; N.o.) het begrip "moeilijk bemiddelbaar" interpreteert als "verwijtbaar" en "niet willen" en vindt d t een absoluut onterechte kwalificatie. Dat het arbeidsbureau dit begrip strikt zakelijk hanteert om bemiddelingsproblematiek m.a.w. de moeilijkheidsgraad van de

bemiddeling aan te geven is hem niet voldoende duidelijk geworden. Ook bij de huidige methodiek waarin de aanduiding "moeilijk bemiddelbaar" niet meer voorkomt zou uitgaande van de werkloosheidsduur gecombineerd met ziektewetverleden en leeftijd, (verzoeker; N.o.) naar een huidige inschatting (los van de problemen rond scholing en keuring en los van enige verwijtbaarheid) op dat tijdstip ingedeeld zijn in de arbeidsmarktanalyse klasse 3. m.a.w. als een persoon met een forse achterstand tot de arbeidsmarkt; niet probleemloos te bemiddelen of met de woorden van de situatie in 1995 "moeilijk bemiddelbaar". Niet ingaan op het verzoek van (verzoeker; N.o.) om een medische keuring:(Verzoeker; N.o.) is hier terecht verontwaardigd over. Formeel gezien is het arbeidsbureau geen verwijt te maken. Immers de medische keuring is voor het arbeidsbureau uitsluitend een instrument in de bemiddeling dat ingezet wordt als dit noodzakelijk geoordeeld wordt voor het bemiddelingsproces. Op het tijdstip dat (verzoeker; N.o.) er om vroeg werd door het arbeidsbureau de medische keuring nog niet opportuun geacht. Dat kan! En toch is de verontwaardiging terecht. Vanuit het SFB was (verzoeker; N.o.) geadviseerd een keuring te vragen en gezien zijn achtergrond (met o.a. tilproblemen) was de vraag wat dat betekent voor zijn uit te oefenen beroep voor de hand liggend. Bovendien wijst de folder "De arts van het arbeidsbureau" (bekend bij (verzoeker; N.o.)) uitdrukkelijk op de mogelijkheid dat een werkzoekende zelf om een gesprek met de arts van het arbeidsbureau kan vragen. "Als werkzoekende kunt u ook zelf vragen om een gesprek met de arts van het arbeidsbureau, bijvoorbeeld als u twijfelt of u in staat bent om een bepaald werk te gaan doen." Dat de voorlichting van deze folder (overigens inmiddels vervallen) onvolledig en op dit punt ook onjuist is, maakt het verwachtingspatroon zelf een keuring te kunnen vragen daardoor niet onlogisch. De werkwijze van de consulent is op dit punt weliswaar formeel juist geweest maar in de gegeven omstandigheden zeker niet de meest ideale. Het ingaan op het keuringsverzoek ook op dat tijdstip had meer voor de hand gelegen. Het niet ingaan op het scholingsverzoek van (verzoeker; N.o.):Het is niet helemaal duidelijk op grond waarvan (verzoeker; N.o.) als timmerman met tientallen jaren ervaring, in 1994 bij het Centrum Vakopleiding is geschoold in modules als booglassen en onderhoud kleine elektrische apparaten (basis-beginselen).

De arbeidsmarktnoodzaak daarvoor lijkt op zijn minst discutabel. Er is in ieder geval geen grond om te twijfelen aan het oordeel van de consulent dat eind 1995/begin 1996 de arbeidsmarktnoodzaak niet meer aanwezig is voor het opnieuw laten volgen van de module elektrische apparaten. Het vinden van werk in april 1996 onderstreept de juistheid van dit oordeel. Het is spijtig dat door al deze zaken het vertrouwen tussen (verzoeker; N.o.) en de consulent (...) volledig verdwenen is. Binnen dat kader vindt (verzoeker; N.o.) ook de verslaglegging van de consulent in PGI onjuist "hij maakt er drama en een heel verhaal van". Hij heeft behoefte aan verwijdering of correctie daarvan. Onderzoek naar de richtlijnen maakt duidelijk dat daarvoor een schriftelijk verzoek naar de beheerder (in dit geval de vestigingsmanager van het arbeidsbureau Oss) moet worden ingediend waarop dan binnen 2 maanden meegedeeld wordt of en hoe verwijderd of gewijzigd zal worden. BESLISSING De klachten ten aanzien van "moeilijk bemiddelbaar" en niet doorgaan van scholing worden als ongegrond aangemerkt. De klacht met betrekking tot de medische keuring wordt als gegrond aangemerkt. Terecht heeft de handelwijze van het arbeidsbureau irritaties opgeroepen zeker nu gebleken is dat het voorlichtingsmateriaal onterecht verwachtingen heeft kunnen wekken die het arbeidsbureau niet heeft willen waarmaken..."2. Standpunt van verzoekerHet standpunt van verzoeker staat verwoord in de klachtformulering onder

Klacht

.3. Standpunt van het Centraal Bestuur voor de ArbeidsvoorzieningHet Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening deelde naar aanleiding van de klacht van verzoeker het volgende mee:"...Met betrekking tot de klachtonderdelen zou ik navolgende willen opmerken. De cursussen, waar verzoeker op doelt, betroffen zogeheten "blijf-bij cursussen" in het kader van de B.V. Werkwinkel (zie de als bijlage bijgevoegde folder "Vakbekwamer op zoek naar bouwvakwerk").. V. Werkwinkel was een nascholingscomplex van kleine opleidingsmodules voor werkloze bouwvakkers, opgezet aan het eind van

1993 in overleg met Stichting Bouw-Vak-Werk. De cursussen werden gegeven bij het Centrum Vakopleiding in Uden en Den Bosch. De achterliggende gedachte van deze cursussen was dat bouwvakkers, die als gevolg van de economische terugval langer werkloos dreigden te blijven, geholpen zouden zijn met een nascholings-cursus om daarmee hun vakmanschap op peil te houden, dan wel op onderdelen aan te vullen. Teneinde deel te kunnen nemen aan deze cursussen diende men aan een aantal voorwaarden te voldoen, te weten:-        ingeschreven zijn bij het arbeidsbureau; -        beschikken over een ABB-bewijs (Bewijs van Inschrijving Arbeidsbestand Bouwnijverheid); -        langer dan zes maanden en korter dan 18 maanden werkloos zijn; -        beschikbaar zijn voor werk. (Verzoeker; N.o.) heeft in 1994 (de situatie in de Bouw was toentertijd ongunstig) zowel de module "Booglassen met beklede elektrode" (duur 5 dagen) als de module "Onderhoud kleine elektrische apparaten"(geplande duur: 5 dagen, uiteindelijke duur: 8 dagen) gevolgd. Voor de module "Booglassen met beklede elektrode" is verzoeker een tweede termijn gegeven, omdat hij deze module in eerste instantie niet had kunnen afmaken. Toen verzoeker omstreeks eind 1995/begin 1996 verzocht om eveneens de module "Onderhoud kleine elektrische apparaten" opnieuw te mogen volgen, heeft het arbeidsbureau daar afwijzend op gereageerd. Los van de reden(en), welke het arbeidsbureau destijds had voor het afwijzen van voornoemd scholingsverzoek en los van het feit of het arbeidsbureau deze reden(en) duidelijk aan verzoeker kenbaar heeft gemaakt (dit is niet goed te achterhalen), ben ik van mening dat het arbeidsbureau niets anders kon doen dan dit scholingsverzoek afwijzen. Voorzover verzoeker eind 1995/begin 1996 nogmaals de module "Onderhoud kleine elektrische apparaten" wilde volgen, wil ik in de eerste plaats opmerken dat de "blijf-bij cursussen" in het kader van B.V. Werkwinkel sedert 1 januari 1995 niet meer worden gegeven (zie hiervoor de als bijlage bijgevoegde verklaring van de vestigingsmanager van het Centrum Vakopleiding Uden). Weliswaar werden en worden er nog wel enigszins vergelijkbare cursussen gegeven, echter, ook voor deze cursussen kwam verzoeker eind 1995/begin 1996 niet in aanmerking. De redenen hiervoor zijn, dat voor verzoeker op dat moment geen scholingsnoodzaak (meer) aanwezig was en dat daarnaast door de opleving, die de Bouw beleefde, de werkgelegenheidsmogelijkheden in de Bouw (voor verzoeker) dusdanig waren dat het geven van dit soort cursussen (cursussen die immers bedoeld waren om de vakbekwaamheid van werkloze bouwvakkers in tijden van economische teruggang op peil te houden) sowieso minder prioriteit had. Dat voor verzoeker geen scholingsnoodzaak (meer) aanwezig was

wordt overigens bevestigd door het feit dat verzoeker op 22 april 1996 een baan heeft gevonden als timmerman (...) en dat verzoeker sedertdien vrijwel onafgebroken als timmerman aan het werk is gebleven. Voorzover verzoeker klaagt over het feit, dat arbeidsvoorziening Noordoost-Brabant hem als "moeilijk bemiddelbaar" heeft gekwalificeerd en als zodanig ook heeft geregistreerd, wil ik opmerken, dat ik het standpunt van het Regionaal Bestuur in deze, inhoudende dat Arbeidsvoorziening het begrip bemiddelbaarheid strikt zakelijk hanteert om de bemiddelingsproblematiek (de moeilijkheidsgraad van de bemiddeling) aan te geven, onderschrijf. Ook in het huidige zogeheten vierfasenmodel is de indeling in een bepaalde fase niets meer dan een resultante van de analyse van iemands afstand tot de arbeidsmarkt. Hierbij spelen onder andere opleiding, beroepswens, werkervaring, leeftijd, werkloosheidsduur, sociale redzaamheid, motivatie/flexibiliteit, belemmeringen met betrekking tot werkaanvaarding een rol. De afstand tot de arbeidsmarkt is uiteindelijk bepalend voor de vraag, op welke voorzieningen de werkzoekende uitkeringsgerechtigde aanspraak kan maken. Bij de kwalificatie van verzoeker als "moeilijk bemiddelbaar" speelde destijds verzoekers werkloosheidsduur (in november 1995 was verzoeker bijna twee jaar werkloos), zijn medische beperkingen en zijn leeftijd een rol. Verzoeker moet het begrip "moeilijk bemiddelbaar", zoals dit toentertijd nog gehanteerd werd, dan ook niet interpreteren als het niet willen werken of soortgelijk verwijtbaar gedrag van verzoeker. Om bovengenoemde redenen heeft het Regionaal Bestuur de klachten van verzoeker over de twee hiervoor genoemde punten niet gegrond verklaard, dan wel k n het Regionaal Bestuur deze klachten ongegrond verklaren..." Het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening zond bij zijn reactie op de klacht een aantal bijlagen mee. Uit het afschrift van de folder "Vakbekwamer op zoek naar bouwvakwerk" bleek de door het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening weergegeven voorwaarden voor het volgen van de in deze folder genoemde nascholingscursussen. In de telefoonnotitie van 17 december 1997, die het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening in kopie meestuurde, was de mededeling vermeld van de vestigingsmanager van het Centrum Vakopleiding te Uden dat de in de folder "Vakbekwamer op zoek naar bouwvakwerk" opgenomen cursussen vanaf 1 januari 1995 niet meer plaats vonden, maar dat er wel vergelijkbare cursussen waren.4. Reactie van verzoekerVerzoeker deelde naar aanleiding van de door het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening verstrekte informatie onder meer mee dat de consulent hem op 20 november 1995 had verteld dat de cursussen die in de folder "Vakbekwamer op zoek naar bouwvakwerk" stonden vermeld niet meer plaats vonden. Verzoeker had echter van diverse medewerkers van B.V. Werkwinkel vernomen dat de desbetreffende cursussen wel nog zouden plaats vinden. Op het moment dat verzoeker dit aan de consulent meedeelde, had deze hem verteld dat de desbetreffende cursussen een sluimerend bestaan leidden. Verzoeker deelde voorts mee dat hij zijn standpunt over de registratie als "moeilijk bemiddelbaar" handhaafde. Hij wees daarbij erop dat deze registratie een rol speelde in een gerechtelijke procedure ter zake van de aan hem toegekende ww-uitkering.

Beoordeling

1. De beslissing ten aanzien van het volgen van een aantal cursussen1.1. Eind 1995/begin 1996 heeft verzoeker aan de consulent van het arbeidsbureau Oss in een mondeling onderhoud de vraag gesteld om bepaalde cursussen van B.V. Werkwinkel te kunnen volgen. In 1994 had verzoeker ook een tweetal cursussen van de B.V. Werkwinkel gevolgd. De consulent weigerde op deze scholingsvraag van verzoeker in te gaan. Verzoeker klaagt over deze weigering.1.2. In reactie op de klacht heeft het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening (hierna: CBA) meegedeeld dat verzoeker vroeg om een cursus te kunnen volgen die hij al in 1994 had gevolgd. Voorts deelde het CBA mee dat de in het kader van de B.V. Werkwinkel gegeven cursussen vanaf 1 januari 1995 niet meer plaatsvonden; wel vonden er binnen het Centrum Vakopleiding vergelijkbare cursussen plaats. Voor verzoeker was er echter op het moment van zijn vraag om de bewuste cursussen te kunnen volgen geen scholingsnoodzaak aanwezig. Met name door de opleving in de bouw had het bijhouden van de vakbekwaamheid minder prioriteit.1.3. Verzoeker had in 1994, ruim een jaar voordat hij eind 1995 aan de consulent van het arbeidsbureau Oss zijn vraag naar scholing stelde, reeds een aantal cursussen gevolgd voor het bijhouden van zijn vakbekwaamheid. Gelet op dit feit, in samenhang met het aantrekken van de werkgelegenheid in de bouw, kon de consulent van het arbeidsbureau Oss eind 1995/begin 1996 in redelijkheid tot de conclusie komen dat er op dat moment ten aanzien van verzoeker geen noodzaak voor verdere scholing was aan te wijzen om zo zijn vakbekwaamheid bij te houden. Dat de desbetreffende cursussen, waarop verzoekers vraag naar scholing betrekking had, vanaf 1 januari 1995 niet meer plaatsvonden, doet daarbij niet ter zake. De beslissing om niet in te gaan op de scholingsvraag van verzoeker is dan ook terecht. De onderzochte gedraging is daarom op dit punt behoorlijk.2. Het aanmerken en registreren van verzoeker als "moeilijk bemiddelbaar"2.1. Op 4 oktober 1995 had de behandelend medewerker van het Sociaal Fonds Bouwnijverheid een telefoongesprek met verzoekers consulent bij het arbeidsbureau Oss. In dit telefoongesprek is, blijkens de notitie die de behandelend medewerker van het SFB van dit gesprek maakte, aan de orde geweest dat verzoeker als "moeilijk bemiddelbaar" was aangemerkt en als zodanig zou zijn geregistreerd. Uit de brief van het arbeidsbureau Oss aan verzoeker van 14 november 1996 blijkt dat verzoeker vanaf 20 november 1995 formeel geregistreerd stond als "moeilijk bemiddelbaar". Verzoeker maakt bezwaar tegen het feit dat het arbeidsbureau Oss hem als "moeilijk bemiddelbaar" heeft aangemerkt en ook als zodanig heeft geregistreerd.2.2. Naar aanleiding van dit onderdeel van de klacht heeft het CBA ten eerste benadrukt dat het aanmerken van verzoeker als "moeilijk bemiddelbaar" een zakelijk doel diende, namelijk om daarmee de bemiddelingsproblematiek aan te geven. Verzoeker was op basis van onder andere zijn ziektewetverleden, de duur van zijn werkloosheid en zijn leeftijd als "moeilijk bemiddelbaar" aangemerkt. Ook in de huidige, ten opzichte van de in oktober 1995 in gebruik zijnde systematiek, zou verzoeker zijn ingedeeld in de categorie personen die een forse achterstand hebben ten opzichte van de arbeidsmarkt en voor wie extra bemiddelingsinspanningen noodzakelijk zijn.2.3. Verzoeker werd eind november 1995 50 jaar. Uit het op 29 november 1995 door de medisch adviseur van het arbeidsbureau Oss opgestelde rapport van de medische keuring komt naar voren dat er in bepaalde opzichten beperkingen waren bij het door verzoeker uitoefenen van het beroep van timmerman, dat hij had uitgeoefend voordat hij op 29 november 1993 werkloos werd. Verondersteld kan worden dat deze beperkingen reeds op 20 november zowel aan verzoeker als aan het arbeidsbureau bekend waren. Verzoeker was bovendien eind 1995 gedurende bijna twee jaar zonder werk geweest. Op basis van de beschikbare gegevens kon het arbeidsbureau verzoeker op 20 november 1995 in redelijkheid aanmerken als "moeilijk bemiddelbaar" en hem als zodanig formeel registreren. De onderzochte gedraging is daarmee ook op dit punt behoorlijk.2.4. Het arbeidsbureau Oss heeft in zijn aan verzoeker gerichte brief van 14 november 1996 meegedeeld dat het niet mogelijk was te achterhalen of in het gesprek van 4 oktober 1995 tussen de consulent van het arbeidsbureau en de medewerker van de SFB het woord "geregistreerd" was gebruikt. Op grond van de door de medewerker van de SFB van dit gesprek gemaakte telefoonnotitie is het echter voldoende aannemelijk dat de consulent van het arbeidsbureau het

woord "geregistreerd" heeft gebruikt. Dit is niet juist. Verzoeker stond immers op dat moment nog niet als moeilijk bemiddelbaar geregistreerd. Een mededeling van dien aard had daarom achterwege moeten blijven. Op dit punt is de onderzochte gedraging dan ook niet behoorlijk. 3. Het niet gegrond verklaren door het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening Noord-Oost Brabant van de klachten van verzoeker over het aanmerken van verzoeker als "moeilijk bemiddelbaar" en het niet ingaan op zijn scholingsvraag3.1. Op 22 november 1996 heeft het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening Noord-Oost Brabant (hierna: RBA) de klachten van verzoeker over het door het arbeidsbureau Oss aanmerken van hem als "moeilijk bemiddelbaar" en het niet ingaan op zijn verzoek om een aantal cursussen te volgen, niet gegrond verklaard. Verzoeker klaagt ook over deze bemiddeling van zijn klacht.3.2. Gelet op hetgeen hiervoor onder 1.3 en 2.3. is overwogen, kon het RBA in redelijkheid tot deze beslissing komen, met dien verstande dat hetgeen onder 2.4. is overwogen had moeten leiden tot het gegrond verklaren van verzoekers klacht voorzover deze betrekking had op de mededeling op 4 oktober 1995 dat verzoeker als moeilijk bemiddelbaar stond geregistreerd. In zoverre is de onderzochte gedraging dan ook niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het arbeidsbureau Oss en de klacht over de onderzochte gedraging van het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening Noord-Oost Brabant te 'sHertogenbosch, die beide worden aangemerkt als gedragingen van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening te Zoetermeer, zijn niet gegrond, behoudens de mededeling van de controleur van het Arbeidsbureau Oss op 4 oktober 1995 dat verzoeker als moeilijk bemiddelbaar stond geregistreerd en het op dit punt niet gegrond verklaren van verzoekers klacht door het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening Noord-Oost Brabant; op deze punten is klacht gegrond.

Instantie: Arbeidsbureau Oss

Klacht:

Verzoeker niet in aanmerking laten komen voor bijscholingscursussen; hem als "moeilijk bemiddelbaar" gekwalificeerd en geregistreerd.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening Noord-Oost Brabant

Klacht:

Klachten hierover niet gegrond verklaard.

Oordeel:

Niet gegrond