Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd het Landelijk instituut sociale verzekeringen verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Lisv deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De reactie van verzoeker gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen.Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:1.1. Verzoeker heeft in het verleden werkzaamheden verricht ten behoeve van de BV X te Breda. Deze vennootschap werd op 1 juni 1990 in staat van faillissement verklaard. Op 10 mei 1990 is de BV X overgegaan op de BV Y te Breda, welke vennootschap kort daarna haar naam wijzigde in de BV Z. De BV Z is op 26 mei 1992 in staat van faillissement verklaard. Verzoeker heeft steeds gesteld dat hij bij de BV X krachtens arbeidsovereenkomst werkzaam is geweest en dat de uit deze overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen op 10 mei 1990 van rechtswege zijn overgegaan op de BV Z. Uitgaande van deze stellingname heeft verzoeker aan de toenmalige Bedrijfsvereniging voor Bank en Verzekeringswezen, Groothandel en Vrije Beroepen verzocht aan hem toe te kennen een ziekengelduitkering in verband met zijn op 18 juni 1992 ingetreden abeidsongeschiktheid en/of een werkeloosheidsuitkering in het kader van de overname van de uit zijn dienstbetrekking met de BV Z voortvloeiende betalingsverplichtingen. De bedrijfsvereniging was daartoe niet bereid. Dit leidde tot een bestuursrechtelijke procedure.Bij uitspraak d.d. 14 juni 1995 oordeelde Centrale Raad van Beroep, dat niet aannemelijk is geworden dat verzoeker in privaatrechtelijke dienstbetrekking heeft gestaan tot de BV Z, zodat verzoeker geen aanspraak kon ontlenen aan de Werkloosheidswet en de Ziektewet. Bij deze beslissing heeft verzoeker zich niet kunnen neerleggen. Naar zijn mening kon op basis van nieuwe gegevens w l een gezagsverhouding tussen hem en de BV X worden vastgesteld. Verzoeker en zijn advocaat hebben de bedrijfsvereniging c.q. de uitvoeringsinstelling Gak Nederland BV, hieromtrent herhaaldelijk benaderd, zowel schriftelijk als telefonisch. Naar aanleiding hiervan werd verzoeker telkenmale, ook in de vorm van voor beroep vatbare beslissingen, medegedeeld dat er geen aanleiding was om terug te komen op de door de Centrale Raad van Beroep genomen beslissing.1.2. Op 23 mei 1997 zond Gak Nederland BV, kantoor Breda, aan verzoekers advocaat een beschikking van het Landelijk instituut sociale voorzieningen (Lisv), gedateerd 23 mei 1997, inhoudende dat niet werd teruggekomen op de door de Centrale Raad van Beroep bevestigde besluiten. De begeleidende brief bevatte de volgende passage: "Gelet op onze ervaringen met uw cli nt valt niet uit te sluiten dat hij in de toekomst opnieuw een verzoek zal (laten) doen om terug te komen op de betreffende besluiten. Daartoe merken wij nu reeds op dat uit rechtstreekse ervaringen van een aantal onzer medewerkers bekend is hoe uw cli nt in staat is mensen onder druk te zetten, onder meer door "telefoonterreur". Uit mededelingen van (de voormalig directeuren van de hiervoor genoemde BV's; N.o), en (de curator in het faillissement van de BV Z; N.o), blijkt dat hij hen door voortdurend lastig vallen beweegt tot het doen van verklaringen, die zij anders niet zouden afleggen. Dat zal mede bepalend zijn bij de beoordeling van nieuwe aanvragen."2. Standpunt van verzoekerVoor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtomschrijving onder
Klacht
.3. Standpunt van het Landelijk instituut sociale verzekeringen3.1. In reactie op de klacht zond het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) de reactie op de klacht van Gak Nederland BV, hoofdkantoor te Amsterdam, gedateerd 18 september 1997. Het Lisv deelde mede het eens te zijn met het in deze brief verwoorde standpunt van Gak Nederland BV.3.2. De brief van Gak Nederland BV, gedateerd 18 september 1997, luidde, voor zover hier van belang, als volgt:"...Zoals uit de stukken blijkt, handelt het om een kwestie die een aantal jaren steeds weer door (verzoeker; N.o.) ter discussie wordt gesteld. De betreffende beslissingen zijn ook door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. Desondanks wenst (verzoeker; N.o) zijn ongelijk niet te aanvaarden en schroomt daarbij niet om naar onze mening nietpassende middelen te hanteren om hoe dan ook zijn doel te bereiken. Omdat hij daarbij verklaringen van personen overlegt, die naar onze mening en zoals ook naar (verzoeker; N.o.) kenbaar gemaakt, niet kunnen leiden tot wijziging van het ingenomen standpunt, is tot de gewraakte formulering gekomen. Het onaanvaardbaar optreden beperkt zich overigens niet tot de telefoon. (...) Enerzijds belt (verzoeker; N.o) naar dezelfde op dat moment voor hem relevante medewerker en voert dan lange, indringende gesprekken over steeds het vaste onderwerp. Wanneer deze gesprekken niet leiden tot het gewenste resultaat ontaarden deze gesprekken geregeld in een scheldpartij en bedreigingen. Anderzijds wijzen de gecombineerde ervaringen van een aantal medewerkers erop dat hij hen op het werk en thuis anoniem belt en dan na korte tijd de verbinding verbreekt. (...) Ons standpunt heeft vooral betrekking op de betreffende kwestie. Wanneer (verzoeker; N.o.) via een nieuwe arbeidsverhouding verzekerd raakt voor de door ons uitgevoerde werknemersverzekeringen, zullen wij een eventuele aanvraag behandelen zoals willekeurig welke aanvraag. Wij verwachten van (verzoeker; N.o) uiteraard een overeenkomstige opstelling..."3.3. Bij de brief was onder meer een aantal verklaringen en telefoon- notities gevoegd van medewerkers van Gak Nederland BV, kantoor Breda. In deze stukken wordt melding gemaakt van het stelselmatig bellen door verzoeker, ook op het priv adres van enkele medewerkers, waarbij verzoeker dreigementen had geuit.
Beoordeling
1. Verzoeker klaagt erover dat Gak Nederland BV, kantoor Breda, zijn advocaat bij brief van 23 mei 1997 heeft laten weten dat de wijze waarop verzoeker een aantal personen had bejegend, mede bepalend zou zijn bij de beoordeling van nieuwe aanvragen van verzoeker om een uitkering. Verzoeker is van mening dat het Gak met het doen van deze mededeling niet correct heeft gehandeld.2. In reactie op de klacht deelde Gak Nederland BV mede dat tot de gewraakte formulering was gekomen omdat verzoeker telkenmale door de jaren heen dezelfde kwestie aan de orde stelt, waarbij hij niet schroomt nietpassende middelen te hanteren om zijn doel te bereiken. Ter ondersteuning van dit standpunt zond Gak Nederland BV onder meer een aantal verklaringen en telefoonnotities van medewerkers van Gak Nederland BV, kantoor Breda. In deze stukken wordt melding gemaakt van het stelselmatig bellen door verzoeker, ook op het priv adres van enkele medewerkers, waarbij verzoeker dreigementen had geuit. Voorts liet Gak Nederland BV weten dat het in de brief van 23 mei 1997 gestelde vooral betrekking heeft op de lopende zaak en niet op eventuele nieuwe aanvragen van verzoeker.3. Het is op zichzelf zeker begrijpelijk dat Gak Nederland BV verzoeker heeft willen laten weten dat het niet gediend was van de wijze waarop hij steeds weer terug kwam op de zaak die was afgeschreven met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Toch kan de slotzin in de brief van 23 mei de toets der kritiek niet doorstaan. Weliswaar refereert de brief inderdaad aan de lopende kwestie. Tegelijk wordt echter, anders dan in de reactie van Gak Nederland BV in dit onderzoek, in de brief ook gesteld dat verzoekers gedrag mede bepalend zal zijn bij de beoordeling van nieuwe aanvragen. Daar komt bij dat een door het Gak te nemen beslissing inzake de door het Gak uit te voeren werknemersverzekeringen, of het nu betreft een nieuwe aanvraag of een lopende zaak, altijd dient te worden genomen op basis van objectieve criteria, waarbij het optreden van belanghebbende niet van invloed mag zijn op de te nemen beslissing. Het in de brief van 23 mei 1997 gestelde wekt in ieder geval de suggestie dat in het geval van verzoeker diens optreden mede bepalend zou zijn voor een te nemen beslissing. Dit is niet juist. De onderzochte gedraging is in zoverre niet behoorlijk.