2010/030

Onderzoek

Opvang van kinderen die niet meer thuis kunnen blijven vraagt om pleeggezinnen, waarbij de voorkeur uitgaat naar verzorging bij familie, buren of andere bekenden. Deze netwerkpleegouders komen net als andere pleegouders in aanmerking voor ondersteuning en een vergoeding voor de pleegzorg. Netwerkpleegouders krijgen meestal onverwacht te maken met de opvang van een kind. Hun opvang kan ingewikkeld zijn en in financieel opzicht een probleem vormen. De Nationale ombudsman heeft klachten gekregen van mensen die de noodzakelijke begeleiding en vergoeding erg laat of zelfs helemaal niet ontvangen. Daarom heeft hij een onderzoek gedaan naar de oorzaken.

Er zijn verschillende instanties betrokken bij de netwerkpleegzorg. Bureau Jeugdzorg moet eerst beslissen of het voor het kind de beste oplossing is om bij familie of bekenden te blijven en of het kind begeleiding nodig heeft. Als dat zo is, dan meldt Bureau Jeugdzorg het kind aan bij een zorgaanbieder, die onderzoekt of de pleegouders geschikt zijn. Als de netwerkpleegouders zijn geaccepteerd, verstrekt de zorgaanbieder de vergoeding en begeleiding aan de pleegouders. De vergoeding moet worden toegekend vanaf de datum waarop Bureau Jeugdzorg het indicatiebesluit heeft afgegeven. De provincies zijn verantwoordelijk voor de financiering van dit alles.

De ombudsman constateert dat de diverse instanties steeds weer anders werken en dat het voor netwerkpleegouders ook kan uitmaken in welke provincie zij wonen. Zo hebben de Bureaus Jeugdzorg verschillende termijnen voor het afgeven van een indicatie: van twee weken tot drie maanden. Sommige bureaus melden het pleegkind dezelfde dag aan bij een zorgaanbieder, andere bureaus doen dat niet. Een aantal zorgaanbieders begint meteen aan het onderzoek naar de geschiktheid van de netwerkpleegouders. Andere niet, bijvoorbeeld omdat er geen budget is of omdat er onvoldoende begeleiders zijn. De netwerkpleegouders komen dan op een wachtlijst te staan. Sommige provincies hebben samen met zorgaanbieders een voorrangregeling gemaakt voor netwerkpleegouders, andere provincies niet. Voor netwerkpleegouders kan het onduidelijk zijn bij welke instantie hun aanvraag in behandeling is, wat er gaat gebeuren en hoe ze in aanmerking kunnen komen voor een voorschot op de vergoeding.

De Nationale ombudsman heeft geen begrip voor deze verschillen en de ongelijke behandeling die daar het gevolg van is. Daarom heeft hij met de betrokken partijen gezocht naar een oplossing.

De ombudsman stelt dat de provincies de verantwoordelijkheid hebben om samen een oplossing te vinden voor de knelpunten. Hij beveelt de provincies aan binnen een half jaar gezamenlijk beleid hiervoor op te stellen. Dit beleid betekent volgens de ombudsman dat netwerkpleegouders in ieder geval binnen drie maanden de noodzakelijke begeleiding en vergoeding moeten krijgen. De provincies kunnen dit regelen door de samenwerking tussen de vele instanties die betrokken zijn bij pleegzorg te verbeteren, te zorgen voor goede uitwisseling van informatie en afstemming en door budget beschikbaar te stellen. Netwerkpleegouders die nu al langer dan drie maanden wachten op begeleiding of vergoeding, moeten voor 1 juni uitsluitsel krijgen volgens de ombudsman.