Een man en zijn familie worden aangereden door een bestuurder van een auto, mevrouw X. Hierdoor overlijdt een familielid van de man. Het OM start een strafrechtelijk onderzoek naar X. De man en zijn familie spreken met het OM af dat er nader onderzoek wordt gedaan. Naar bijvoorbeeld de medische toestand van X.
Daarna ligt de zaak een tijd stil bij het OM. Vervolgens overlijdt X. Daarom eindigt het onderzoek. X wordt niet vervolgd. En de gemaakte afspraak tussen de man en het OM wordt niet nagekomen.
De man en zijn familie zitten nog met veel vragen over de zaak. Ook vinden zij dat het OM X strafrechtelijk had moeten vervolgen. Hierover dient de man een klacht in bij het OM.
Het OM reageert op de vragen van de man en zijn familie. Het OM erkent dat de behandeling van de strafzaak te lang duurde. En dat de afspraak bij de man en zijn familie bepaalde verwachtingen wekte. Door het overlijden van X is de afspraak door het OM niet nagekomen. Het OM snapt dat de man en zijn familie hierdoor met veel vragen blijven zitten. Ook legt het OM uit waarom het X niet hoefde te vervolgen.
De man en zijn familie zijn niet tevreden met het antwoord van het OM. Zij leggen hun klacht voor aan de Nationale ombudsman. De ombudsman gaat met de man en zijn familie in gesprek. Het wordt duidelijk dat de man en zijn familie nog altijd met veel vragen zitten. Ook klagen zij over dingen die door het OM en de politie over het onderzoek zouden zijn gezegd. Die uitspraken zorgden bij de man en zijn familie voor wantrouwen richting het OM en de politie. Verder vindt de familie dat het OM X had moeten vervolgen.
De ombudsman legt dit voor aan het OM en vraagt of het OM met de man en zijn familie in gesprek wil. Daarbij kan de ombudsman een bemiddelende rol spelen. Het OM antwoordt dat het in gesprek wil, maar wel onder voorwaarden. Zo zegt het OM dat er nu een andere officier van justitie bij de zaak betrokken is. Die zal tijdens een gesprek geen uitspraken doen over wat zijn voorganger heeft beloofd, gezegd en gedaan. De man en zijn familie zien een gesprek onder die voorwaarden niet zitten.
De ombudsman kan niet beoordelen of het OM X strafrechtelijk had moeten vervolgen. Het is slechts aan het OM en de rechter om te beoordelen of sprake is van een strafbaar feit dat vervolgd moet worden. De ombudsman vindt wel dat het OM op een open manier in gesprek had moeten gaan met de man en zijn familie. Tijdens een gesprek had het OM kunnen proberen openstaande vragen te beantwoorden. En zijn beslissing om X niet te vervolgen kunnen toelichten. Ook kon het OM dan ingaan op de klacht over de uitspraken die het OM en de politie tijdens het onderzoek zouden hebben gedaan. De voorwaarden van het OM om in gesprek te gaan, vindt de ombudsman in dit geval niet passend. Met die voorwaarden is een terugblik op de gebeurtenissen in feite niet mogelijk. En dat is bij uitstek waar de man en zijn familie behoefte aan hebben.