Politie mocht man handboeien omdoen en heeft voldoende zorg verleend

Brief

Een man kwam tijdens het hardlopen in botsing met een verkeersregelaar. De verkeersregelaar viel. De man is doorgerend. De verkeersregelaar belde de politie.

De politie ging naar de man op zoek. Toen de politie de man zag, zette de politie kort de sirene en zwaailichten aan. De man stopte met rennen. De politie hield de man aan. De man kreeg handboeien om en de politie zette de man in de politieauto. De politie deed een raam van de politieauto open.

De verkeersregelaar kwam ter plaatse en de politie ging met de verkeersregelaar in gesprek. De man riep vanuit de politieauto naar de politieambtenaren. De man zat klem tegen de passagiersstoel voor hem. Op een gegeven moment heeft een van de politieambtenaren de passagiersstoel naar voren gezet.

De man had het warm in de politieauto. Op een gegeven moment moest de man kokhalzen. Een van de politieambtenaren zette toen de kofferbak open om voor meer ventilatie te zorgen.

Volgens de man had de politie geen handboeien mogen gebruiken. Hij stelt dat de politie niet kon aannemen dat sprake was van vluchtgevaar, omdat hij meteen stopte toen de politie naast hem kwam rijden. De ombudsman is het met de man eens dat het meteen stoppen voor de politie een indicatie kan zijn voor het ontbreken van vluchtgevaar. De ombudsman vindt echter ook dat het wegrennen van de verkeersregelaar een aanwijzing kon zijn voor de politie dat de man er nogmaals vandoor zou kunnen gaan. De ombudsman vindt dan ook dat de politieambtenaren uit mochten gaan van vluchtgevaar. Het handboeiengebruik is daarmee volgens de ombudsman gerechtvaardigd.