Een man regelt zaken voor zijn cliënt (als gemachtigde). De gemachtigde klaagt bij het UWV over een deskundigenoordeel. Dat is een oordeel van het UWV over de manier waarop iemand weer aan het werk gaat na bijvoorbeeld ziekte (re-integratie). Om tot een oordeel te kunnen komen, vond het UWV het belangrijk om een bezoek te brengen aan de werkplek van de cliënt. Door de coronamaatregelen kon dat werkplekonderzoek niet plaatsvinden. De gemachtigde vindt dat het UWV, na versoepeling van de coronamaatregelen, alsnog het werkplekonderzoek had moeten uitvoeren. En hierna de aanvraag van een deskundigenoordeel van zijn cliënt alsnog had moeten afronden.
Het UWV legt in een reactie op de klacht uit waarom er geen deskundigenoordeel kon worden afgegeven; vanwege de toen geldende coronamaatregelen kon het werkplekonderzoek namelijk niet worden uitgevoerd. Hierbij merkt het UWV op dat het beter was geweest als ook de gemachtigde hierover was geïnformeerd. Nu had het UWV dit alleen aan de cliënt van de gemachtigde laten weten.
Omdat de gemachtigde het niet eens is met de reactie van het UWV op zijn klacht, neemt hij contact op met de Nationale ombudsman.
De Nationale ombudsman onderzoekt de klacht. Hij vindt dat UWV de klacht netjes heeft afgehandeld. Hierbij merkt hij op dat het UWV duidelijker had kunnen uitleggen dat de aanvraag niet alsnog zou worden afgehandeld zodra het onderzoek wel kon worden uitgevoerd. De ombudsman vindt echter ook dat de gemachtigde hierin stappen had kunnen zetten. Hij had immers op de juiste manier een nieuwe aanvraag kunnen doen toen de coronamaatregelen versoepeld werden. En het onderzoek wel weer kon worden uitgevoerd.