2017/060 Onderzoek naar de betrouwbaarheid van de overheid voor woonwagenbewoners

Onderzoek

Een aantal woonwagenbewoners deed de afgelopen jaren een noodkreet bij de Nationale ombudsman. Steeds meer gemeenten zouden bezig zijn het aantal standplaatsen voor woonwagenbewoners af te bouwen. Er zou een breed gevoelde zorg zijn onder woonwagenbewoners dat het voortbestaan van hun cultuur hierdoor onder druk staat. Het wonen in een woonwagen, zo vertelden zij, dat zit in het bloed van woonwagenbewoners. Als je hun dat afneemt, neem je ze hun cultuur af.

In 2013 had de Nationale ombudsman een kennismakingsgesprek met de voorzitter van de Vereniging Sinti, Roma en woonbewoners. Een concrete aanleiding voor onderzoek volgde in 2015 toen de Nationale ombudsman signalen kreeg van woonwagenbewoners dat zij door hun gemeente te weinig betrokken werden in het standplaatsenbeleid. Insteek van het onderzoek was daarom de participatie van woonwagenbewoners bij het standplaatsenbeleid. De Nationale ombudsman constateerde dat internationaal en nationaal de mensenrechtelijke erkenning voor de groepsidentiteit van woonwagenbewoners was toegenomen. Dat plaatste het onderzoek in een wezenlijk ander perspectief. Als beleid op zichzelf beschouwd in strijd is met de mensenrechten van burgers, kan van die burgers immers niet verwacht worden dat zij in dit beleid kunnen of willen participeren.

De Nationale ombudsman besloot dit onderzoek te sluiten en zich breder te oriënteren op de positie van woonwagenbewoners in Nederland. Zijn focus lag daarbij op de effecten van het opheffen van de Woonwagenwet (in 1999) op de woonsituatie van woonwagenbewoners en de gevolgen van de mensenrechtelijke ontwikkelingen voor het gemeentelijke standplaatsenbeleid. In september 2016 is de ombudsman gestart, na een heroriëntatie, met een nieuw onderzoek dat heeft geleid tot het onderhavige rapport.