Een politieambtenaar klaagt er over dat een klacht tegen hem op onredelijke gronden gegrond heeft verklaard. Hij heeft terwijl hij niet in dienst was en in zijn eigen auto reed, een taxichauffeur twee bekeuringen gegeven. Alhoewel de Nationale ombudsman terughoudend is met het in behandeling nemen van klachten van beklaagde ambtenaren, omdat het niet de bedoeling is om als een soort hoger beroepsinstantie in dit soort zaken te gaan dienen, ziet hij hier wel aanleiding om een oordeel te geven omdat er aan de zijde van de politie verschillende zienswijzen waren.
Verzoeker (de politieambtenaar)rijdt in Amsterdam waar hem op enig moment de weg wordt versperd door een stilstaande taxi. Aangezien de taxichauffeur niet reageerde op zijn claxonneren en gebruik richtingaanwijzer, heeft verzoeker hem over trambaan ingehaald. Op het moment dat verzoeker weer naar links wilde verleende de taxichauffeur hem geen voorrang. Verzoeker stelt dat de taxichauffeur bij hem aan het Bumperkleven was en geen richting aangaf op het moment dat hij rechtsaf sloeg. Hij heeft daarop zijn auto stilgezet en is naar de taxichauffeur toegelopen, heeft zich gelegitimeerd als politieagent en heeft twee bekeuringen uitgeschreven. De taxichauffeur diende een klacht in over het optreden van de verzoeker.
De Nationale stelt voorop dat de gegrondverklaring van de klacht van de taxichauffeur in overeenstemming is met de oordelen van de Nationale ombudsman. Een politieambtenaar die buiten diensttijd als verkeersdeelnemer betrokken is bij een verkeersincident, zal zich uiterst terughoudend op moeten stellen bij het uitschrijven van een bekeuring over datzelfde verkeersincident. De schijn van partijdigheid wordt dan immers snel gewekt.
De Nationale ombudsman toetst de beslissing van de korpsbeheerder aan het vereiste van goede motivering en komt tot de conclusie dat de klacht niet gegrond is.