Verzoeker vroeg Hefpunt om kwijtschelding van de belasting die hem over 2012 in rekening was gebracht. Hefpunt wees het verzoek om kwijtschelding af omdat verzoeker volgens de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 voldoende vermogen had om de belasting te betalen.
Verzoeker diende een klacht in bij de Nationale ombudsman. Verzoeker bracht naar voren dat de hoogte van zijn banksaldo werd veroorzaakt door het restbedrag van de schade-uitkering, die hij in 2008 had ontvangen van een verzekeringsmaatschappij ter vergoeding van brandschade aan zijn woning.
De Nationale ombudsman overwoog het volgende. Het redelijkheidsvereiste brengt met zich mee dat ene overheidsinstantie in het kader van een verzoek om kwijtschelding de bepalingen van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 naar de geest toepast. Onder omstandigheden kan dat betekenen dat de overheidsinstantie een bedrag dat door een verzekeringsmaatschappij is uitgekeerd als brandschade niet meerekent als vermogen. Er bestaat in zo'n situatie aanleiding voor een ruimhartige opstelling van de overheidsinstantie. Dat betekent niet dat het uitgekeerde bedrag tot in lengte van jaren buiten de vermogensberekening moet worden gelaten. Te denken valt aan een overgangssituatie van enkele jaren, waarin de uitkering geheel of gedeeltelijk niet wordt meegeteld bij de berekening van het vermogen. Volgens de Nationale ombudsman behoort de duur van de overgangsperiode maatwerk te zijn. In dit geval kon Hefpunt ervan uitgaan dat verzoeker vier of vijf jaar na de brand ruimschoots in staat was geweest de schade te herstellen. En dat hij in zou zien dat de kwijtschelding niet onbeperkt gedurende de loop der jaren zou worden voortgezet.
De Nationale ombudsman achtte de klacht niet gegrond.