Verzoekster en haar echtgenoot ontvingen ieder AOW. Haar echtgenoot verbleef in een verpleegtehuis. Verzoekster heeft een neef, die geregeld op haar huis past.
De SVB vermoedde dat verzoekster en haar neef samenwoonden. In januari 2009 bezochten medewerkers van de SVB verzoeksters woning. Op dat moment was verzoekster niet aanwezig, maar haar neef. Haar neef gaf de medewerkers mondeling toestemming om de woning te betreden. In de woning stelden de medewerkers de neef over hem en verzoekster een aantal vragen.
De SVB stuurde verzoekster daarop een brief waarin zij aangaf dat haar AOW niet gewijzigd zou
worden. Verzoekster vroeg de SVB daarop verschillende keren waarom zij haar thuis hebben bezocht.
Verzoekster klaagde erover dat de SVB haar maar geen concreet antwoord gaf op deze vraag. Ook klaagde zij erover dat de medewerkers zonder haar toestemming haar woning waren binnengekomen en daarna aan haar neef verschillende vragen over haar persoonlijke leven hadden gesteld.
Ten aanzien van de eerste klacht constateerde de Nationale ombudsman dat de SVB verzoekster andere informatie had verstrekt over de reden van het huisbezoek dan uit het onderzoek van de Nationale ombudsman bleek. De Nationale ombudsman oordeelde dat de SVB het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking heeft geschonden omdat zij verzoekster niet op de hoogte had gesteld van de ware reden van het huisbezoek.
Ten aanzien van de tweede klacht concludeerde de Nationale ombudsman dat de SVB om drie redenen verzoeksters woning niet had mogen binnentreden. Ten eerste hadden de medewerkers van de SVB haar neef ten onrechte als bewoner aangemerkt, terwijl (nog) niet vastgesteld was dat dit zo was.
Ten tweede handelde de SVB in strijd met haar eigen beleidsregels aangezien de medewerkers zonder schriftelijke toestemming het huis van verzoekster hadden binnengetreden.
Ten slotte hebben de medewerkers de neef er niet op gewezen dat het niet binnenlaten consequenties had voor de hoogte van de AOW aangezien de SVB voor het afleggen van het huisbezoek een redelijk vermoeden van fraude had. Door dit niet te doen was de toestemming van de neef niet conform het zogenoemde 'informed consent' verkregen.
De Nationale ombudsman oordeelde dat de SVB het huisrecht van verzoekster heeft geschonden en daarmee in strijd gehandeld heeft met artikel 8, eerste lid, EVRM en artikel 10, eerste lid, Grondwet. De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.