Verzoeker is verdachte geweest van het plegen van ontucht met een bijna zesjarig meisje.
Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie te Amsterdam de tegen hem ingestelde strafzaak heeft geseponeerd onder sepotcode 02 (geen wettig bewijs) in plaats van sepotcode 01 (onterecht als verdachte aangemerkt).
De Nationale ombudsman oordeelde allereerst dat er voldoende aanwijzingen waren om tot een verdenking te kunnen komen. Het redelijk vermoeden van schuld was gebaseerd op een aantal factoren. Allereerst is daar het gegeven signalement van de "dader" door een getuige, dat op punten wordt ondersteund door het gegeven signalement door het slachtoffer. Het signalement is weliswaar niet volledig met verzoekers uiterlijk in overeenstemming is, maar op bepaalde punten - zoals lengte, leeftijd, kleur haar en de niet rechte stand van de tanden - past het wel. Daarbij komt dat verzoeker zich kort nadat het incident plaatsvond schuldig maakte aan een zedenmisdrijf en dat verzoeker in de directe omgeving van het slachtoffer woont. Ten slotte bleek dat verzoeker op die bewuste dag en tijdstip niet op zijn werk was, en derhalve in de gelegenheid was tot het plegen van het feit. Vervolgens oordeelde de Nationale ombudsman dat de verklaring van verzoeker, alsmede zijn nadien geuite argumenten op grond waarvan verzoeker van mening is dat voldoende aannemelijk is geworden dat hij onschuldig is, geen aanleiding geven om te stellen dat het redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27 lid 1 Sv is komen te vervallen. De Nationale ombudsman komt dan ook tot de conclusie dat de zaak tegen verzoeker terecht met sepotcode 02 is afgedaan en dat de officier van justitie niet in strijd met het motiveringsvereiste heeft gehandeld.
Motiveringsvereiste, behoorlijk.
Overige klachtonderdelen:
Lange duur klachtbehandeling. Het vereiste van voortvarendheid, niet behoorlijk
Niet uitnodigen voor mondeling toelichten klacht tijdens interne klachtbehandeling. Het vereiste van hoor en wederhoor, niet behoorlijk.