In de vroege morgen van 16 maart 2012 deed de politie een inval in een pand in Rotterdam. De politie was op zoek naar een groep skimmers, die zich ergens in het pand ophield. De politie trad als eerste binnen in de woning op de eerste verdieping en gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig in de woningen op de tweede en derde verdieping. De officier van justitie had een machtiging afgegeven om eerst de woning op de derde verdieping te mogen betreden, omdat het meest aannemelijk was dat de verdachten zich daar ophielden. De verdachten werden ook op de derde verdieping aangetroffen. Verzoekers wonen op de eerste verdieping en hadden niets met de zaak te maken. Zij klaagden dat als de politie beter vooronderzoek had gedaan, een inval in hun woning niet nodig was geweest. Ook had de politie volgens verzoekers gehandeld in strijd met de machtiging tot binnentreden die de officier van justitie had afgegeven.
De Nationale ombudsman oordeelde dat de politie voldoende vooronderzoek had gedaan en dat de officier van justitie op voldoende gronden een machtiging tot binnentreden heeft afgegeven. De klacht over het binnentreden in de woning achtte de Nationale ombudsman wel gegrond. Er was gehandeld in strijd met de mondelinge machtiging tot binnentreden van de officier van justitie.
Vereiste van goed voorbereiding.
Vereiste van behoorlijk overheidsoptreden van dat grondrechten – in dit geval het huisrecht – worden gerespecteerd.