Verzoekster klaagde erover dat BJZ zich niet hield aan een rechterlijke uitspraak dat twee van haar onder toezicht gestelde kinderen bij haar mochten wonen.
Zowel in eerste instantie als in hoger beroep sprak de rechter zich grondig uit over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, namelijk bij verzoekster. De twee eerdere gezinsvoogden conformeerden zich aan deze uitspraken en voerden hun hulpverlening binnen dit kader uit. De derde gezinsvoogd besloot echter, direct na haar aantreden, dat er signalen waren om de geschiktheid van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij moeder ter discussie te stellen.
Al deze signalen waren echter al eerder door de rechter overwogen en beoordeeld. De rechter was daarbij tot de conclusie gekomen dat de meningen van de kinderen X en Y voortkwamen uit een loyaliteitsconflict waar zij vooral door het handelen van de vader in waren terechtgekomen. Voorts had de rechter bepaald dat de opvoedingskwaliteiten van zowel de moeder als de vader voldoende waren om de kinderen te kunnen opvoeden. Omdat moeder, in tegenstelling tot vader, bij de opvoeding ruimte aan de kinderen gaf om de andere ouder in hun leven te betrekken, koos zowel de rechtbank als het gerechtshof er nadrukkelijk voor om de hoofdverblijfplaats bij moeder te laten zijn.
BJZ kan de hoofdverblijfplaats van de kinderen slechts ter discussie stellen als na de uitspraak van de rechter zodanige wijzigingen in de situatie van het kind optreden, dat hulpverlening binnen dit kader niet meer in het belang van het kind zou zijn. BJZ dient deze situatie dan zorgvuldig te onderzoeken en bij bevestiging van deze wijzigingen de zaak ter beslissing aan de rechter voor te leggen. Het is dan aan de rechter om na het horen van de betrokken partijen te toetsen of deze situatie een andere uitspraak noodzakelijk maakt. De No volgde de gezinsvoogd dan ook niet in haar keuze om, tegen het eerdere beleid van de andere gezinsvoogden in en in strijd met de rechterlijke uitspraken, een geheel andere weg in te slaan door opnieuw onderzoek te doen naar de geestelijke toestand van verzoekster en de geschiktheid van de hoofdverblijfplaats van de kinderen X en Y. Dit geldt temeer, nu in de plannen van aanpak stond dat het met de kinderen goed ging, althans, dit werd door de gezinsvoogd niet tegengesproken en er zijn verder geen signalen van derden bekend die dit ontkennen.
BJZ handelde in strijd met het vereiste van rechtszekerheid.
No achtte de gedraging niet behoorlijk
De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.
Overige klachtonderdelen
Non-respons
Weigering inzet andere gezinsvoogd