Achtergrond
Zie BIJLAGE.Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. De Staatssecretaris van Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer reageerde op de klacht. Vervolgens werd verzoekster in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Verzoekster maakte van die gelegenheid geen gebruik. Tevens werd de Staatssecretaris een aantal specifieke vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Het Ministerie deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoekster gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:1. De feiten1.1. Verzoekster ontving in de periode 1 juli 1991 tot 1 juli 1992 een bedrag van f 3.540 te veel aan huursubsidie. Zij verzocht ter zake van deze schuld om een betalingsregeling. Bij brief van 27 juli 1994 deelde de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Staatssecretaris) verzoekster in dat verband het volgende mee:"...Gelet op uw huidige financi le situatie ben ik bereid de invordering (voor de 1e keer vooralsnog) voor de periode van n jaar op te schorten. Na juni 1995 zal ik opnieuw nagaan of u als dan niet in staat kan worden geacht aan uw verplichtingen te voldoen. Hiertoe zal ik u een informatieformulier financi le positie zenden. Het niet invullen van dat formulier heeft direkte invordering van het totale bedrag ineens tot gevolg..."1.2. Op 14 november 1995 zond het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer verzoekster het Informatieformulier Financi le Positie. Verzoekster retourneerde dit formulier op 7 december 1995. Bij brief van 6 maart 1996 liet de Staatssecretaris verzoekster weten dat zij had verzuimd om specificaties bij te voegen van haar huidige schulden en de in verband met deze schulden getroffen betalingsregelingen. Deze gegevens waren nodig voor het berekenen van verzoeksters aflossingscapaciteit. Verzoekster werd twee weken in de gelegenheid gesteld om de betreffende bewijsstukken alsnog toe te zenden.1.3. Op 2 april 1996 nam verzoekster telefonisch contact op met het Ministerie met de mededeling dat zij de gevraagde stukken binnen drie weken zou toesturen. Zij zond de stukken bij brief van 7 mei 1996 aan het Ministerie. De Staatssecretaris deelde verzoekster bij brief van 22 mei 1996 het volgende mee:"...Op 6 maart heb ik u een brief verstuurd met het verzoek om binnen drie weken (bedoeld is: twee weken: N.o.) de gevraagde bewijsstukken op te sturen. Vervolgens hebt u op 2 april gebeld dat ik de stukken binnen drie weken zou ontvangen. Op 23 april 1996 was de gestelde termijn verstreken. Ik kan de door u gestuurde bewijsstukken niet in behandeling nemen, omdat u eerder gemaakte afspraken niet bent nagekomen of afdoende hierop hebt gereageerd. De vordering is inmiddels overgedragen aan de belastingdeurwaarder..."1.4. Bij brief van 27 maart 1997 deelde de Staatssecretaris verzoekster het volgende mee:"...De deurwaarder heeft uw schuld van f 3.540,- niet kunnen innen. Daarom heb ik besloten uw huursubsidie vanaf 1 april 1997 in te houden en af te trekken van uw schuld. (...) Ik zal deze maatregel voorzetten totdat de hele schuld is afbetaald..."1.5. Bij brieven van 11 juni en 4 juli 1997 verzocht verzoekster via haar gemachtigde de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer om kwijtschelding van haar schuld. In het geval kwijtschelding niet mogelijk zou zijn, verzocht zij om hervatting van de oude regeling, bestaande uit het van jaar tot jaar bezien of zij haar schuld al kon terugbetalen.1.6. De Staatssecretaris deelde verzoeksters gemachtigde bij brief van 15 juli 1997 het volgende mee:"...Het niet op tijd retour sturen van de stukken merk ik aan als betalingsonwil, daarom is de vordering destijds overgedragen aan de belastingdeurwaarder. Vanwege het feit dat de deurwaarder niet in staat is geweest de vordering te innen, is besloten om de vordering te verrekenen met de nog toe te kennen huursubsidie. Ik verwijs u naar mijn brief van 27 maart 1997. In aanmerking genomen dat er destijds sprake was van onwil kan ik niet akkoord gaan met uw verzoek om kwijtschelding. De vordering zal alsnog worden verrekend met de nog toe te kennen huursubsidie, totdat de volledige vordering is betaald..."2. Het standpunt van verzoeksterVoor het standpunt van verzoekster wordt verwezen naar de klachtformulering onderKlacht
.3. De reactie van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer3.1. De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer reageerde als volgt op de klacht van verzoekster:"...Om te kunnen beoordelen of een betalingsregeling, uitstel van betaling, dan wel kwijtschelding mogelijk is, zijn bepaalde gegevens noodzakelijk. Hiertoe wordt belanghebbende een Informatieformulier Financi le Positie toegestuurd. Als belanghebbende de gevraagde en benodigde gegevens niet tijdig toestuurt wordt de beoordeling be indigd en kan de openstaande schuld direct worden opge ist. Het niet tijdig overleggen van de gevraagde gegevens wordt dan opgevat als betalingsonwil. E n en ander staat ook vermeld op het Informatieformulier Financi le Positie. Op 14 november 1995 is aan (verzoekster; N.o.) een Informatieformulier Financi le Positie toegestuurd in verband met het verstrijken van het verleende uitstel van betaling voor de periode van een jaar. Dit formulier heeft zij geretourneerd op 7 december 1995. Omdat het formulier niet volledig was ingevuld, was de vordering direct opeisbaar. Er werd echter besloten om (verzoekster; N.o.) nogmaals in de gelegenheid te stellen de ontbrekende gegevens binnen 2 weken te overleggen. Hiervoor is op 6 maart 1996 een brief aan (verzoekster; N.o.) gestuurd. Pas op 2 april 1996 heeft (verzoekster; N.o.) telefonisch contact opgenomen met een medewerker van het ministerie en medegedeeld dat zij de gevraagde stukken binnen drie weken zou toesturen. De gestelde termijn was al overschreden. Naar aanleiding van dit gesprek is nogmaals besloten om de termijn te verlengen tot 24 april 1996. Uiteindelijk zijn op 7 mei 1996 aanvullende gegevens bij het ministerie ontvangen, terwijl deze gegevens uiterlijk op 24 april 1996 in het bezit van het ministerie dienden te zijn. Het ministerie heeft (verzoekster; N.o.) derhalve voldoende in de gelegenheid gesteld om haar financi le en zonodig persoonlijke positie tijdig toe te lichten. (Verzoekster; N.o.) had destijds nogmaals tijdig aan het ministerie schriftelijk, dan wel telefonisch kunnen meedelen dat het toesturen van de gevraagde gegevens meer tijd in beslag zou gaan nemen dan de door haar eerder aangegeven termijn. Omdat binnen de laatst gestelde termijn geen enkele reactie van (verzoekster; N.o.) was ontvangen is de vordering overgedragen aan de belastingdeurwaarder. Nadat de incassoprocedure bij de belastingdeurwaarder werd be indigd, omdat er geen verhaalsmogelijkheden aanwezig waren, is de vordering op 21 februari 1997 weer in handen gegeven van het ministerie. Als er huursubsidie wordt verstrekt is de werkwijze bij het ministerie om de nog uit te betalen huursubsidie direct te gaan verrekenen met de openstaande schuld. Hierover is (verzoekster; N.o.) ge nformeerd met mijn brief van 27 maart 1997. Hieronder ga ik puntsgewijs in op de door u gestelde vragen:1) Waarom is in de brief van 15 juli 1997 van het ministerie niet ingegaan op het tweede verzoek dat werd gedaan in de brief van 11 juni 1997 om, indien kwijtschelding niet aan de orde mocht zijn, de oude regeling te hervatten. Omdat (verzoekster; N.o.) in 1996 heeft verzuimd tijdig de gevraagde stukken te overleggen werd de beoordeling voor voortzetting van de oude regeling be indigd en de terugvordering overgedragen aan de belastingdeurwaarder. Na retour ontvangst van de belastingdeurwaarder worden geen verzoeken voor kwijtschelding of betalingsregelingen meer in behandeling genomen. Op het hervatten van de oude regeling is helaas in de brief van 15 juli 1997 niet expliciet ingegaan. Dit heeft echter geen invloed gehad op het verdere verloop van de incassoprocedure, zoals deze door mij is gevolgd. 2) Is het ministerie in verband met de omstandigheden van (verzoekster; N.o.) alsnog bereid om de oude regeling te hervatten. Ondanks de aangevoerde financi le omstandigheden van (verzoekster; N.o.) ben ik nu niet bereid om een uitzondering te maken op het door mij vastgelegde incassobeleid. Dit houdt in dat ik na retour ontvangst van de deurwaarder direct tot verrekening van de nog uit te betalen huursubsidie overga. In het geval van (verzoekster; N.o.) heeft de verrekening inmiddels gedeeltelijk plaatsgevonden. 3) Wordt er bij verrekening van de nog uit te betalen huursubsidie rekening gehouden met de beslagvrije voet. Tot op heden wordt hiermee geen rekening gehouden. Het besluit om over te gaan tot het verrekenen van de huursubsidie is een laatste mogelijkheid voor het ministerie om een vordering te innen. Deze maatregelen wordt toegepast als er geen andere verhaalsmogelijkheden zijn. Met de beslagvrije voet zoals neergelegd in de artikelen 475c e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bij het vaststellen van een aflossingcapaciteit niet meer gebruik gemaakt mag worden dan 10% onder het daarvoor geldende minimum inkomen, wordt bij het treffen van een betalingsregeling wel rekening gehouden. Bij de verrekening van de huursubsidie als gevolg van betalingsonwil wordt hieraan voorbij gegaan. Opgemerkt wordt hierbij dat in de regel in deze gevallen geen volledig inzicht in de financi le situatie van de debiteur aanwezig is. Na retour ontvangst van de belastingdeurwaarder wordt niet meer ge nformeerd naar betalingsmogelijkheden en wordt direct tot verrekening van de volledige schuld met de uit te betalen huursubsidie overgegaan. 4) Uw verzoek om de maandelijkse aflossingscapaciteit van (verzoekster; N.o.) te berekenen, rekeninghoudend met de geldende beslagvrije voet.Het berekeningsoverzicht sluit ik als bijlage bij. Op deze berekening staat de beslagvrije voet vermeld. Ik wijs u erop dat deze berekening gebaseerd is op de mij voorhanden zijnde gegevens, die inmiddels niet meer actueel of volledig kunnen zijn. (Uit het berekeningsoverzicht dat als bijlage was meegezonden, bleek dat verzoeksters netto-aflossingscapaciteit f 7,80 per maand bedroeg; N.o.). Tot slot deel ik u het navolgende mee. De gehele vordering bedroeg f 3.540,-. Inmiddels is reeds f 3.033,- verrekend. Het restant van de vordering van f 507,- zou in maart a.s. in zijn geheel worden verrekend. Ik ben bij hoge uitzondering bereid om deze verrekening te verdelen over de laatste twee kwartaalbetalingen. Ik zal respectievelijk over de periode 1 januari 1998 tot 1 april 1998 en 1 april 1998 tot 1 juli 1998 f 253,50 laten inhouden op de kwartaalbetaling van de huursubsidie aan (verzoekster; N.o.). (Verzoekster; N.o.) zal derhalve in april 1998 en juli 1998 een bedrag van f 817,50 op haar rekeningnummer gestort krijgen in verband met de toegekende huursubsidie. Tevens kan (verzoekster; N.o.) met ingang van het nieuwe huursubsidie tijdvak 1 juli 1998 - 1 juni 1999 wederom huursubsidie aanvragen via huurmatiging bij haar verhuurder..."3.2. Naar aanleiding van nadere vragen deelde de Staatssecretaris het volgende mee:"...1) Het ministerie gaat tot verrekening over wanneer er sprake is van betalingsonwil, wanneer belanghebbende hierom zelf verzoekt of wanneer de verblijfplaats van belanghebbende niet te achterhalen is. Bij betalingsonwil wordt geen rekening gehouden met de beslagvrije voet. Het besluit om over te gaan tot verrekenen bij onwil is een laatste mogelijkheid voor het ministerie om de vordering te innen. Wanneer belanghebbende zelf een verzoek indient om de vordering te gaan verrekenen (betalingswil) met de nog toe te kennen huursubsidie, kan er gekozen worden voor gematigd verrekenen, rekeninghoudend met de aflossingscapaciteit. Hierbij wordt een deel van de huursubsidie uitbetaald en een deel wordt verrekend met de nog openstaande vordering. Uitgangspunt bij betalingswil is dat belanghebbende niet onder het bestaansminimum komt. Indien sprake is van vrijwillige verrekening zal dus desgewenst rekening worden gehouden met de aflossingscapaciteit van belanghebbende. Zolang belanghebbende (volledige) inzage verschaft in zijn/haar financi le situatie zal in dergelijke gevallen steeds rekening worden gehouden met de beslagvrije voet. Wanneer een debiteur, die nog recht heeft op een gedeeltelijke bijdrage, vertrokken is naar onbekende bestemming ontstaat een situatie die vergelijkbaar is met betalingsonwil, in die zin dat belanghebbende voor het ministerie niet bereikbaar is voor het veschaffen van (volledig) inzicht in zijn/haar financi le situatie. In dergelijke gevallen is het (bij gebrek aan de benodigde gegevens) niet mogelijk om rekening te houden met de beslagvrije voet, en zal het ministerie de volledige toekenning verrekenen met de nog openstaande vordering. 2) Het ministerie hanteert een incassobeleid zoals vastgelegd in:- Comptabiliteitswet - Beschikking Kasbeheer - Besluit Privaatrechtelijke rechtshandeling - Huursubsidiewet, artikel 36 en 37 - Wetboek van burgerlijke rechtsvordering art. 475c t/m 475e - Nota HIS 374-93 (HIS 714a-88/HIS 675-88/HIS 287-88)D Artikel 36 lid 3 van de Huursubsidiewet (artikel 23 van de Wet individuele huursubsidie) bepaalt dat een vordering van het ministerie op belanghebbende, kan worden verrekend met aanspraken op huursubsidie van belanghebbende. Bij het vorenstaande moet nog worden opgemerkt dat noch in de Wet individuele huursubsidie noch in de Huursubsidiewet wordt gesproken van een beslagvrije voet (of iets vergelijkbaars) die bij verrekening in acht zou moeten worden genomen. Uit het Wetboek van burgerlijke rechtvordering (art 475c e.v.) valt evenmin af te leiden dat bij verrekening van huursubsidie het ministerie wettelijk gebonden zou zijn aan de in genoemde artikelen vervatte beslagvrije voet. De beslagvrije voet heeft betrekking op het inkomen. Dit volgt ook uit de opsomming die artikel 475c geeft van de periodieke vorderingen waarvoor een beslagvrije voet geldt. De huursubsidiebijdrage is niet in deze opsomming opgenomen. Weliswaar wordt in artikel 475d lid 5 expliciet melding gemaakt van de huursubsidiebijdrage als factor in de verhogingscomponent van de beslagvrije voet, maar het enige dat daaruit volgt is dat bij het berekenen van het totale beslagvrije bedrag, zoals dat van toepassing is op de in artikel 475c genoemde vorderingen tot periodieke betaling (waarbij de huursubsidiebijdrage niet wordt vermeld), ook rekening moet worden gehouden met de woonkosten die voor betrokkene resteren na aftrek van de huursubsidiebijdrage/ woonkostentoeslag en het minimum normhuurbedrag van f 330,-. Uit artikel 475d lid 5 kan niet worden geconcludeerd dat op de huursubsidiebijdrage de beslagvrije voet van toepassing is. Dat het ministerie toch rekening houdt met de beslagvrije voet bij betalingsregelingen, afgestemd op de volledige gegevens over de financi le situatie van belanghebbende, is gebaseerd op een keuze die door het ministerie is gemaakt en niet op een wettelijke verplichting daartoe. Ook bij verrekeningen op eigen verzoek, is het ministerie bereid rekening te houden met de beslagvrije voet. Dit is echter alleen mogelijk wanneer het ministerie beschikt over de benodigde financi le gegevens. Niet valt uit te sluiten dat belanghebbende bij volledige, onvrijwillige verrekening (in geval van betalingsonwil) onder de norm van het bestaansminimum uitkomt. Overigens zal dit lang niet altijd het geval zijn, omdat dit afhangt van de hoogte van de schuld en de inkomenspositie van belanghebbende. Hierin is echter in bedoelde gevallen geen (volledige) inzage doordat belanghebbende niet bereid is geweest mee te werken aan het vaststellen van zijn/haar aflossingscapaciteit. 3) In het rapport (van de Nationale ombudsman, nr. 94/468; N.o.) over de verrekening door DUO (Dienst Uitvoering Ontslaguitkeringsregelingen; N.o.) van de uitkering ingevolge de Uitkeringsregeling 1996 was er sprake van verrekening van inkomen. Om deze reden is DUO gebonden aan de beslagvrije voet. In het onderhavige geval is sprake van verrekening van huursubsidie, hetgeen niet als een inkomensbestanddeel kan worden gezien en waarop, blijkens hetgeen ik hierboven heb overwogen geen wettelijk vastgestelde beslagvrije voet van toepassing is. Ik wijs u in dit verband nogmaals op het feit dat noch het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering noch de Huursubsidiewet enig aanknopingspunt bieden voor de aanname dat in geval van verrekening van een huursubsidiebedrag met een nog openstaande vordering, een beslagvrije voet in acht zou moeten worden genomen. Ik stel derhalve vast dat niet kan worden gesproken van een vergelijkbare situatie, zodat aan de DUO-uitspraak voor de thans voorliggende zaak geen conclusies kunnen worden verbonden. Ten overvloede wijs ik u er op dat DUO rekening had kunnen houden met de beslagvrije voet, omdat DUO beschikte over de volledige gegevens van de financi le positie van belanghebbende. Dit in tegenstelling tot het ministerie dat, ondanks herhaaldelijk verzoek daartoe, geen volledig inzicht had verkregen in de financi le situatie van belanghebbende. Tevens wijs ik u er op dat DUO belanghebbende niet heeft ge n-formeerd over het feit dat het inkomen met terugwerkende kracht volledig verrekend zou worden met de uitkering. Daarentegen attendeert het ministerie belanghebbende er altijd op, door middel van een aanmaning, dat bij onwil de vordering kan worden verrekend met de nog toe te kennen huursubsidie. (...) Tot slot, in het kort, uitsluitend bij betalingsonwil en bij belanghebbenden die met onbekende bestemming zijn vertrokken is er sprake van volledige verrekening, zonder dat de beslagvrije voet in aanmerking wordt genomen. Ik wijs u er nogmaals op dat het voor het ministerie in dergelijke gevallen niet mogelijk is om rekening te houden met de beslagvrije voet, omdat belanghebbende heeft nagelaten (volledige) inzage te verschaffen in zijn/ haar financi le positie. In alle andere gevallen (waarbij er volledige inzage is in de financi le positie van belanghebbende) wordt altijd rekening gehouden met de beslagvrije voet. Sinds 1 mei 1998 is het incassobeleid voor wat betreft de mogelijkheden voor een betalingsregeling aangepast. Het beleid is versoepeld ten aanzien van de aflossingsmogelijkheden. Echter bij betalingsonwil voor wat betreft verrekening is het beleid ongewijzigd gebleven..." BEOORDELING1. Verzoekster klaagt erover dat de Hoofdafdeling Individuele Subsidi ring van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: het Ministerie) een vordering van f 3.540 wegens door haar in het verleden ten onrechte ontvangen huursubsidie met ingang van 1 april 1997 heeft verrekend met haar toekomende bedragen aan huursubsidie. Verzoekster vindt dit gelet op de haar financi le situatie onjuist en is van mening dat de regeling die in het verleden met haar was getroffen - waarbij per jaar werd beoordeeld of zij in staat was de huursubsidieschuld te voldoen - had moeten herleven.2. De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Staatssecretaris) heeft naar aanleiding van verzoeksters klacht laten weten dat voor de beoordeling van betalingsregelingen, uitstel van betaling of kwijtschelding aan betrokkene een zogenaamd Informatieformulier Financi le Positie wordt toegestuurd. Indien betrokkene de gevraagde en benodigde gegevens niet tijdig toestuurt wordt de beoordeling be indigd en kan de openstaande schuld direct worden opge ist. Het niet tijdig overleggen van de gevraagde gegevens wordt dan opgevat als betalingsonwil.3. Verzoekster heeft ter zake van de onder 1. genoemde schuld een verzoek om een betalingsregeling gedaan. Bij brief van 27 juli 1994 heeft de Staatssecretaris haar meegedeeld dat hij bereid was de invordering voor de periode van n jaar op te schorten. Hij liet verzoekster in deze brief tevens weten dat hij haar na juni 1995 het Informatieformulier Financi le Positie zou toesturen, en dat het niet invullen daarvan directe invordering van het totale bedrag tot gevolg zou hebben. Op 14 november 1995 heeft het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer verzoekster het betreffende formulier toegestuurd. Verzoekster heeft het formulier op 7 december 1995 geretourneerd. Bij brief van 6 maart 1996 heeft de Staatssecretaris verzoekster laten weten dat zij had verzuimd om specificaties bij te voegen van haar huidige schulden en de in verband met deze schulden getroffen betalingsregelingen. Verzoekster werd twee weken in de gelegenheid gesteld om de betreffende bewijsstukken alsnog toe te zenden. Op 2 april 1996 heeft verzoekster telefonisch aan het Ministerie laten weten dat zij de gevraagde stukken binnen drie weken zou toesturen. Zij heeft de stukken bij brief van 7 mei 1996 aan het Ministerie gezonden.4. Uit hetgeen hiervoor is weergegeven, blijkt dat verzoekster na haar eerste verzuim steeds heeft nagelaten binnen de (ook door haar zelf) gestelde termijnen aan het verzoek te voldoen om de gevraagde bewijsstukken toe te sturen. Verzoekster is in ieder geval in de brief van 27 juli 1994 van de Staatssecretaris ge nformeerd over de directe invordering bij het niet invullen van het Informatieformulier. Verder heeft de Staatssecretaris in zijn reactie op verzoeksters klacht laten weten dat ook op het Informatieformulier Financi le Positie staat vermeld dat het niet tijdig overleggen van de gevraagde gegevens wordt opgevat als betalingsonwil. Verzoekster moet derhalve op de hoogte worden geacht van het door de Staatssecretaris ter zake gehanteerde beleid. Op grond hiervan kon het Ministerie, gelet op de herhaalde termijnoverschrijdingen, redelijkerwijs overgaan tot verrekening van het door verzoekster verschuldigde bedrag en behoefde het geen gevolg meer te geven aan het door verzoekster via haar gemachtigde ingediende verzoek om kwijtschelding van de schuld of hervatting van de oude regeling. De onderzochte gedraging is behoorlijk.5. Ten overvloede wordt nog overwogen dat bij de verrekening van een huursubsidieschuld geen rekening behoeft te worden gehouden met de beslagvrije voet. Zoals de Staatssecretaris terecht stelt, bestaat daartoe geen wettelijke verplichting (zieAchtergrond
, onder 1. en 2.).Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van de Hoofdafdeling Individuele Subsidi ring van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeleid, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, is niet gegrond.BIJLAGE
Achtergrond
1. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvorderingartikel 475c:"Een beslagvrije voet is verbonden aan vorderingen tot periodieke betaling van:a. loon, b. uitkeringen op grond van sociale zekerheidswetten, uitgezonderd kinderbijslag onder welke benaming ook, c. pensioen en lijfrente, d. uitkeringen uit levens-, invaliditeits-, ongevallen- of ziekengeldverzekering, e. uitkeringen tot levensonderhoud, verschuldigd krachtens boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of tot vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud, f. uitkeringen of buitengewone pensioenen op grond van een wettelijke regeling voor oorlogsgetroffenen of voor degene die hun vervangende dienstplicht vervullen, h. bezoldiging als bedoeld in artikel 115 van de Ambtenarenwet 1929 (Stb. 530) met uitzondering van die bedragen waarop de ambtenaar of gewezen ambtenaar niet periodiek aanspraak heeft." artikel 475d, vijfde lid, onder b:"De beslagvrije voet wordt verhoogd met:(...) b. de voor rekening van de schuldenaar komende woonkosten verminderd met ontvangen huursubsidie of woonkostentoeslag..."2. Wet individuele huursubsidie(Wet van 2 mei 1986, Stb. 265; ingetrokken per 1 juli 1997 en vervangen door de Huursubsidiewet) artikel 22:"(...) Bij de nadere beslissing worden mede vastgesteld het bedrag dat betrokkene als gevolg van de nadere vaststelling aan de Staat verschuldigd is en de termijn waarbinnen betaling van het verschuldigde bedrag moet hebben plaatsgevonden." artikel 23, eerste lid:"Het in artikel 22 (...) bedoelde bedrag kan, onverminderd de bevoegdheid tot terugvordering, in datzelfde en in volgende tijdvakken op door Onze Minister te bepalen wijze in minderingworden gebracht op de bijdrage, die verstrekt worden aan die huurder."3. Huursubsidiewet(wet van 24 april 1997, Stb. 197) artikel 36, derde lid:"Als het eerste lid toepassing vindt kan de ten onrechte of te veel uitbetaalde huursubsidie van de huurder worden teruggevorderd, of worden verrekend met aanspraken op huursubsidie van de huurder. Onze Minister stelt de hoogte van het terug te vorderen of te verrekenen bedrag en de wijze van terugvordering of verrekening vast."4. Werkinstructie incasso van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer"3.3 Incassomethoden Teveel uitgekeerde bedragen kunnen op de volgende wijze worden ge nd:- via acceptgirokaarten; - via automatische incasso (in termijnen) - via verrekening op verzoek met nog uit te betalen subsidie- of voorschotbedragen; - ambtshalve verrekening met nog uit te betalen subsidie- of voorschotbedragen; - via belastingdeurwaarder; - contante betaling"