Verzoekster klaagt erover dat de gemeente Steenwijk, ondanks haar schriftelijke verzoeken van december 1998, 6 juli 1999 en 8 februari 2000 en een aantal gesprekken met gemeenteambtenaren, nog geen afdoende maatregelen heeft genomen om verbetering te brengen in de niet optimaal functionerende waterafvoer rondom verzoeksters perceel.
Verzoekster klaagt er in dit verband ook over dat een op 7 oktober 1999 schriftelijk gedane toezegging niet is nagekomen. De toezegging betrof het informeren van verzoekster over het nader onderzoek naar en de manier van verbetering van de waterafvoer.
Bovendien maakt verzoekster er bezwaar tegen dat zij geen inhoudelijk antwoord heeft ontvangen, maar slechts een ontvangstbevestiging, op haar brief van 8 februari 2000 waarin zij naar de stand van zaken informeerde.
Beoordeling
I. Inleiding
Verzoekster heeft de gemeente Steenwijk vanaf december 1998 gevraagd maatregelen te nemen om verbetering te brengen in de niet optimaal functionerende waterafvoer rondom haar perceel. Op 7 oktober 1999 ontving verzoekster van de gemeente een schriftelijke toezegging dat zij zou worden geïnformeerd over een nader onderzoek naar en de manier van verbetering van de waterafvoer. Op 8 februari 2000 schreef verzoekster aan de gemeente een brief waarin zij de gemeente vroeg haar op de hoogte te brengen van de stand van zaken. Verzoekster klaagt erover dat de gemeente nog geen afdoende maatregelen heeft genomen, dat de genoemde toezegging niet is nagekomen en dat zij geen inhoudelijk antwoord heeft ontvangen op haar brief van 8 februari 2000.
II. Ten aanzien van het treffen van maatregelen om verbetering aan te brengen in de waterafvoer rondom verzoeksters perceel
1. Verzoekster geeft aan dat een aantal malen tijdens zware regenval water op haar perceel is blijven staan. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijk erkent dat er op verzoekster perceel sprake is van een niet optimaal functionerende waterafvoer. Het college van burgemeester en wethouders geeft aan dat in samenwerking met het waterschap Reest en Wieden een oplossing moet worden gevonden. Aan het vinden van een oplossing wordt echter door het college van burgemeester en wethouders ten opzichte van andere, met name genoemde knelpunten binnen de gemeente geen hoge prioriteit gegeven. Daarbij is overwogen dat ten aanzien van de oplossing van problemen op andere locaties met betrekking tot afwatering en riolering een hogere prioriteit dient te worden gegeven omdat daar sprake is van mogelijk gevaar voor de volksgezondheid, problemen met veedrenking, permanente stankoverlast of gelijke problemen als die van verzoekster waar echter een groter aantal personen overlast van heeft of die veel frequenter voorkomen. Daarnaast is aangegeven dat de frequentie van de overlast een rol heeft gespeeld bij de prioritering.
2. Het college van burgemeester en wethouders heeft zijn standpunt om geen hoge prioriteit te geven aan een oplossing voor de problemen van verzoekster deugdelijk gemotiveerd.
Gezien het vorenstaande en gelet op het feit dat er in de afgelopen twee jaar, aldus verzoekster, maximaal vijf keer sprake is geweest van een kritieke situatie, waarvan de overlast één keer (op 28 oktober 1998) extreem was, kan niet worden gesteld dat de gemeente onjuist heeft gehandeld door geen hoge(re) prioriteit te geven aan het vinden van een oplossing voor het probleem van de wateroverlast op verzoeksters perceel. Bovendien zijn de activiteiten om de problematiek duidelijk te krijgen inmiddels opgestart.
De onderzochte gedraging op dit punt is dan ook behoorlijk.
III. Ten aanzien van het niet nakomen van de toezegging van 7 oktober 1999 en het niet ontvangen van een inhoudelijk antwoord op de brief van 8 februari 2000
1. De gemeente deelde in haar brief van 7 oktober 1999 aan verzoekster mee dat naar aanleiding van een globaal onderzoek was gebleken dat de waterafvoer rondom haar perceel niet optimaal functioneert. In deze brief werd eveneens aan verzoekster meegedeeld dat in overleg met het waterschap nader onderzoek zou worden verricht op welke manier de waterafvoer rondom haar woning kan worden verbeterd. Daarbij werd aan verzoekster meegedeeld dat zij hiervan op de hoogte zou worden gehouden.
2. Verzoekster schreef op 8 februari 2000 een brief aan de gemeente waarin zij, onder verwijzing naar haar brieven van 14 december 1998 en 6 juli 1999 en het gesprek met de gemeenteambtenaar X op 10 september 1999, naar de stand van zaken informeerde. Op 19 maart 2000 diende verzoekster bij de gemeente een klacht in over onder meer de niet beantwoording van de brief van 8 februari 2000.
Op verzoeksters klachtbrief van 19 maart 2000 is op 5 juni 2000, nadat verzoekster een klacht had ingediend bij de Nationale ombudsman, door de gemeente gereageerd. De reactie van het college van burgemeester en wethouders aan de Nationale ombudsman is eveneens gedateerd 5 juni 2000.
3. In de brieven van 5 juni 2000 erkent de gemeente dat zij haar communicatie met verzoekster niet duidelijk heeft verzorgd. Verzoekster is pas door de gemeente van de stand van zaken op de hoogte gesteld nadat zij of haar echtgenoot contact had gezocht met de gemeente. De gemeente heeft verzoekster - ondanks de toezegging van 7 oktober 1999 - niet uit eigen beweging geïnformeerd. Evenmin heeft zij verzoekster geïnformeerd naar aanleiding van haar brief van 8 februari 2000. Als reden hiervoor noemt de gemeente een organisatorische aanpassing binnen de gemeente. De gemeente betreurt dat de situatie is gelopen zoals deze is gelopen en komt terecht tot de conclusie dat verzoeksters klacht op dit punt gegrond is.
De onderzochte gedraging op dit punt is niet behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van de gemeente Steenwijk, die wordt aangemerkt als een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijk, is gegrond voorzover geklaagd wordt over het niet nakomen van de gedane toezegging en voorzover geklaagd wordt over het niet ontvangen van een inhoudelijk antwoord op verzoeksters brief van 8 februari 2000. De klacht is niet gegrond voorzover geklaagd wordt over het nog niet nemen van afdoende maatregelen om verbetering te brengen in de niet optimaal functionerende waterafvoer.
Met instemming is kennis genomen van de door de gemeente gedane mededeling dat de organisatie binnen de betreffende afdeling zodanig is aangepast dat herhaling van de situatie die tot de klacht over de wijze waarop de gemeente verzoekster op de hoogte heeft gehouden, heeft geleid zal worden voorkomen.
Onderzoek
Op 21 april 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw G. te Willemsoord, met een klacht over een gedraging van de gemeente Steenwijk.
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijk, werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijk verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoekster in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijk een aantal specifieke vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijk deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoekster gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Verzoekster stuurde het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijk op 14 december 1998 een brief. Daarin schreef zij onder meer:
"Na de extreme regenval van 27 oktober 1998 hebben wij waterschade in onze woonboerderij gehad. Het water stond ongeveer twintig centimeter hoog in onze bijkeuken, hal, badkamer, slaapkamer, woonkamer en garage. De totale schade bedraagt twaalf duizend gulden.
Gebleken is onder meer dat de duiker, gelegen op de hoek van ons perceel, de grote hoeveelheid water niet kon afvoeren. Daarnaast heeft een afvoerput onvoldoende capaciteit (onvoldoende onderhoud) om het hemelwater van de Steenwijkerweg via de riolering af te voeren waardoor het water regelmatig op ons perceel terecht komt.
Op 28 oktober 1998 heeft een gemeenteambtenaar, (Z; N.o.) de situatie bij ons ter plekke bekeken. Hij heeft toentertijd aangegeven dat een expert de situatie zal bekijken en mogelijke oplossingen zal aandragen. Tot op heden hebben wij echter niets meer van de gemeente vernomen, noch dat iets aan de situatie bij ons perceel is veranderd. Overigens heeft onze naaste buurman (…) de afgelopen jaren in dit verband eveneens problemen ondervonden en jarenlang hierover met de gemeente gecorrespondeerd, echter zonder resultaat.
Wij verzoeken u nogmaals om passende maatregelen te nemen om herhaling van wateroverlast te voorkomen. Ik verzoek u mij binnen twee weken na heden een reactie te doen toekomen."
2. Op 24 december 1998 werd de ontvangst van verzoeksters brief van 14 december 1998 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijk bevestigd.
3. Verzoekster schreef op 6 juli 1999 aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijk onder meer:
"Onder verwijzing naar mijn brief van 14 december 1998 verzoek ik u om mij op de hoogte te stellen omtrent de stand van zaken.
Ik heb u ruim een half jaar geleden verzocht om passende maatregelen te nemen om herhaling van de wateroverlast van 27 oktober 1998 te voorkomen. Mijn echtgenoot heeft hierover enkele malen contact opgenomen met uw medewerker (X; N.o.), die mogelijke oplossingen naar voren heeft gebracht. Inmiddels hebben we echter nog steeds geen concrete maatregelen van u vernomen, noch is de situatie bij ons perceel veranderd.
Ik verzoek u derhalve mij binnen vier weken na heden een schriftelijke reactie te doen toekomen."
4. De ontvangst van verzoeksters brief van 6 juli 1999 werd op 19 juli 1999 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijk bevestigd.
5. De chef van de afdeling ruimtelijk beheer liet in een brief van 7 oktober 1999, namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijk, aan verzoekster weten:
"…Naar aanleiding van een globaal onderzoek waarbij aanwezig een vertegenwoordiger van het waterschap (…) is gebleken dat de waterafvoer rondom uw perceel niet optimaal functioneert. In overleg met het waterschap (…) zal nader onderzoek verricht worden op welke manier de waterafvoer rondom uw woning kan worden verbeterd. Wij zullen u hiervan op de hoogte houden.
Een straatkolk, gelegen voor uw inrit, is inmiddels aangepast waardoor deze kolk een grotere afvoercapaciteit heeft gekregen…"
6. Verzoekster schreef het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijk in een brief van 8 februari 2000:
"…Onder verwijzing naar mijn brieven van 14 december 1998 en 6 juli 1999 en het gesprek met (X; N.o.) op 10 september 1999 verzoek ik u mij wederom op de hoogte te stellen omtrent de stand van zaken.
In uw brief van 7 oktober 1999 geeft u aan dat de waterafvoer rondom ons perceel niet optimaal functioneert en nader onderzocht wordt op welke manier deze waterafvoer verbeterd kan worden. De straatkolk voor onze inrit is na het bovengenoemde gesprek aangepast. Tijdens dit gesprek op het gemeentehuis kwam echter ook naar voren dat binnen een half jaar een oplossing aangedragen moet worden. Immers (X; N.o) gaf - verontschuldigend - toe dat de gemeente al die tijd (bijna een jaar) niets aan onze problemen had gedaan. Hij, als behandeld ambtenaar, zou ons op de hoogte houden.
Mijn echtgenoot heeft deze week - na ruim vijf maanden - maar weer eens telefonisch contact opgenomen met (X; N.o.) om te informeren naar de stand van zaken. (X; N.o.) gaf te kennen dat mijn echtgenoot hiervoor bij (Y; N.o.) moest zijn. (Y; N.o.) heeft hem (nog) niet teruggebeld.
Omdat ik opnieuw de indruk heb dat de communicatie met de gemeente dan wel de behandeld ambtenaar (X dan wel Y; N.o.) stroef zal verlopen, verzoek ik u derhalve mij binnen vier weken na heden een schriftelijke reactie te doen toekomen…"
7. De ontvangst van verzoeksters brief van 8 februari 2000 werd op 17 februari 2000 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijk bevestigd.
8. Verzoekster diende op 19 maart 2000 schriftelijk een klacht in bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijk. Zij schreef onder meer:
"Onder verwijzing naar mijn brief van 8 februari 2000 dien ik hierbij een klacht in over het onbeantwoord laten van mijn brieven.
In tegenstelling tot hetgeen ons tijdens het gesprek van 10 september 1999 met (X; N.o.) op het gemeentehuis is toegezegd, is mij gebleken dat ik noch mijn echtgenoot de afgelopen zes maanden op de hoogte worden gehouden omtrent de stand van zaken. Ik heb slechts een ontvangstbevestiging op 17 februari 2000 van u ontvangen.
Aangezien ik zeer ontevreden ben over de onzorgvuldige wijze, waarop ik op de hoogte gehouden wordt door de gemeente, en de zeer lange behandelingsduur (ruim anderhalf jaar) ten aanzien van het oplossen van het niet optimaal functioneren van de waterafvoer rondom ons perceel, dient u deze brief als een klacht te beschouwen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht."
9. In antwoord op haar klachtbrief van 19 maart 2000 heeft verzoekster bij brief van 28 april 2000 van de gemeente bericht ontvangen dat het niet lukte de klachtbrief binnen zes weken af te handelen en dat op grond van artikel 9:11 van de Algemene wet bestuursrecht de termijn werd verdaagd met vier weken. Op 9 mei 2000 werd verzoekster door een ambtenaar van de gemeente telefonisch uitgenodigd voor een gesprek waarbij het beginsel van hoor en wederhoor zou worden toegepast. Verzoekster heeft van deze uitnodiging geen gebruik gemaakt. Zij heeft verzocht de procedure verder schriftelijk af te handelen. Bij brief van 10 mei 2000 is het telefoongesprek van 9 mei 2000 schriftelijk door de gemeente bevestigd.
10. De gemeente reageerde op 5 juni 2000 inhoudelijk op verzoeksters klachtbrief van 19 maart 2000. Aan verzoekster werd onder meer meegedeeld:
"Uw klacht valt uiteen in twee componenten. Ten eerste geeft u aan dat u zeer ontevreden bent over de wijze waarop u op de hoogte wordt gehouden door de gemeente. Ten tweede klaagt u over de zeer lange behandelingsduur ten aanzien van het oplossen van het niet optimaal functioneren van de waterafvoer rondom uw perceel. Deze beide componenten zal ik in deze brief behandelen.
Naar aanleiding van de extreme regenval van 27 oktober 1998 heeft u contact gezocht met de gemeente. (Z; N.o.) heeft toen de situatie bekeken en geoordeeld dat een expert de situatie zou moeten bekijken en mogelijke oplossingen zal aandragen. Bij brief van 14 december 1998 heeft u aangegeven dat u nog niets had vernomen van de gemeente met het verzoek passende maatregelen te nemen. (X; N.o.) heeft op 17 februari 1999 de situatie ter plekke bekeken samen met iemand van het waterschap. Dit heeft geresulteerd in een nader overleg met het waterschap op 15 maart 1999 waarin werd geconstateerd dat er meerdere gegevens nodig waren (waaronder hoogtegegevens). Op 16 april 1999 bent u hiervan telefonisch op de hoogte gesteld. Uw man heeft 25 mei 1999 opnieuw gebeld met (X; N.o.). Hij heeft aangegeven dat er binnen de organisatie van de gemeente onduidelijkheid was en hij heeft uw man doorverwezen. Op 2 juli 1999 is er weer telefonisch contact opgenomen door uw man, met (X; N.o.), die hem nogmaals heeft doorverwezen. Bij brief van 6 juli 1999 heeft u verzocht om niet met mogelijke oplossingen te komen maar concrete maatregelen te nemen. Na een telefonische uitnodiging bent u op 10 september 1999 langs geweest voor een gesprek met (X en Y; N.o.) van de gemeente. In dit gesprek is onder andere aangegeven dat u op de hoogte zou worden gehouden van de ontwikkelingen. Op 7 oktober 1999 is door de gemeente schriftelijk aangegeven dat naar aanleiding van een globaal onderzoek in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van het waterschap Wold en Wieden (sinds begin dit jaar is de benaming van het waterschap, Reest en Wieden) is gebleken dat de waterafvoer rondom uw woning niet optimaal functioneert. Gesteld is dat er nader onderzoek zou worden verricht hoe de situatie zou kunnen worden verbeterd. In deze brief werd ook aangegeven dat de straatkolk inmiddels was aangepast zodat deze een grotere afvoercapaciteit had gekregen. Wederom werd u meegedeeld dat u van de ontwikkelingen op de hoogte zou worden gehouden.
Op 8 oktober 1999 heeft er weer overleg met het waterschap plaatsgevonden. Begin februari 2000 heeft uw man telefonisch verzocht hem op de hoogte te stellen omtrent de gang van zaken. Bij brief van 8 februari 2000 heeft u schriftelijk verzocht om een inhoudelijke reactie. Op 3 maart 2000 was er sprake van behoorlijke regenval. Uw man heeft de gemeentelijke servicelijn gebeld aangezien hij, met de situatie van 27 oktober 1998 in het achterhoofd, bang was voor een overstroming. (X; N.o.) is dezelfde dag bij u langs geweest. Hij heeft geconstateerd dat er op dat moment niet een zorgwekkende situatie bestond. Bij brief van 19 maart 2000 heeft u de onderhavige klacht ingediend.
Uit bovenstaande uiteenzetting concludeer ik dat de gemeente haar communicatie ten opzichte van u niet duidelijk heeft verzorgd. Wanneer de gemeente u op de hoogte heeft gesteld is dit gebeurd nadat u of uw man contact heeft gezocht met de gemeente. De redenen waarom dit niet is gebeurd is te wijten aan de gemeente en een organisatorische aanpassing binnen de gemeente en niet aan (X; N.o.) als persoon. De gemeente betreurt het dat de situatie is gelopen zoals deze is gelopen. De organisatie binnen de betreffende afdeling is inmiddels zodanig aangepast dat herhaling zal worden voorkomen. In dezen is uw klacht terecht.
Ten tweede zal ik ingaan op de zeer lange behandelingsduur ten aanzien van het oplossen van het niet optimaal functioneren van de waterafvoer.
Bij extreme regenval blijft er water staan op uw perceel. Op 27 oktober 1998 heeft dit er zelfs toe geleid dat het water twintig centimeter hoog in uw woning heeft gestaan. Aangetekend dient te worden dat deze situatie zo extreem was dat overal in het land wateroverlast was en dit dagenlang het landelijke nieuws heeft gehaald. Deze situatie kan naar mijn mening niet als maatstaf worden genomen voor het waterbeheer. Voor het mogelijk oplossen van uw problemen met betrekking tot de waterafvoer zijn diverse partijen betrokken en verantwoordelijk, namelijk de gemeente Steenwijk als eigenaar van de helft van de betreffende sloot en als beheerder van de weg met duikers, de eigenaren van de andere sloten en het waterschap Reest en Wieden, die verantwoordelijk is voor het waterbeheer en de totale waterafvoer. Zowel bij de gemeente als bij het waterschap heeft uw waterafvoerprobleem niet de hoogste prioriteit aangezien alleen bij zeer extreme regenval overlast bestaat. Wat de oplossing voor uw probleem bij deze extreme omstandigheden is, is ons nog niet duidelijk. Dit had u bij de eerste contacten die u heeft gehad met de gemeente moeten worden meegedeeld. Helaas is dit niet gebeurd. Voor zover op korte termijn verbetering in uw situatie kon worden aangebracht, is dit reeds geschied namelijk door middel van het aanpassen van de kolk bij de inrit.
Hoewel ik begrijp dat u graag verbetering wilt in de situatie met betrekking tot de waterafvoer nabij uw woning, is dat een probleem dat de gemeente niet alleen kan en mag oplossen. Daarbij komt dat de situatie van de wateroverlast zich heeft voorgedaan bij een landelijk extreme situatie. In die zin acht ik dit deel van uw klacht ten aanzien van het nog niet opgelost zijn van de wateroverlast niet terecht."
B. Standpunt verzoekster
Voor het standpunt van verzoekster wordt verwezen naar de klachtsamenvatting onder Klacht en naar haar onder A. FEITEN opgenomen brieven.
C. Standpunt van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijk
In reactie op de klacht deelde het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijk bij brief van 5 juni 2000 onder meer het volgende mee:
" De klacht van (verzoekster; N.o.) valt uiteen in twee componenten. Ten eerste geeft zij aan dat zij ontevreden is over de wijze waarop de gemeente haar op de hoogte heeft gehouden. Ten tweede klaagt zij over de zeer lange behandelingsduur ten aanzien van het oplossen van het niet optimaal functioneren van de waterafvoer rondom haar perceel. Deze beide componenten zijn in een brief aan (verzoekster; N.o.) van 5 juni 2000 behandeld en zal ik hieronder aan u meedelen.
(Volgt uiteenzetting van hetgeen in de brief van 5 juni 2000 aan verzoekster is meegedeeld over de wijze waarop de gemeente haar op de hoogte heeft gehouden, zie Bevindingen onder A. 10; N.o.)
Uit bovenstaande uiteenzetting heb ik geconcludeerd dat de gemeente haar communicatie ten opzichte van (verzoekster; N.o.) niet duidelijk heeft verzorgd. Wanneer de gemeente (verzoekster; N.o.) op de hoogte heeft gesteld is dit gebeurd nadat zij of haar man contact heeft gezocht met de gemeente. De redenen waarom dit niet is gebeurd is te wijten aan de gemeente en een organisatorische aanpassing binnen de gemeente (…). De gemeente betreurt het dat de situatie is gelopen zoals deze is gelopen. De organisatie binnen de betreffende afdeling is inmiddels zodanig aangepast dat herhaling zal worden voorkomen. In dezen is haar klacht door mij terecht geoordeeld.
Ten tweede ben ik ingegaan op de zeer lange behandelingsduur ten aanzien van het oplossen van het niet optimaal functioneren van de waterafvoer.
(Volgt uiteenzetting van hetgeen in de brief aan verzoekster van 5 juni 2000 op dit punt aan haar is meegedeeld, zie Bevindingen onder A.10; N.o)
Hoewel ik begrijp dat (verzoekster; N.o.) graag verbetering wil in de situatie met betrekking tot de waterafvoer nabij haar woning, is dat een probleem dat de gemeente niet alleen kan en mag oplossen. Daarbij komt dat de situatie van de wateroverlast zich heeft voorgedaan bij een landelijk extreme situatie. In die zin acht ik dit deel van haar klacht ten aanzien van het nog niet opgelost zijn van de wateroverlast niet terecht."
D. REACTIE VERZOEKSTER
Verzoekster liet in haar reactie van 18 juni 2000 onder meer het volgende weten:
"omtrent de slechte waterafvoer rondom ons perceel wordt slechts een zeer algemene situatie (de extreme landelijke wateroverlast op 27 oktober 1998) geschetst. Direct na deze extreme situatie was ik in beginsel ook van mening dat het op 27 oktober 1998 wel een hele extreme situatie betrof; immers dat de riolering in Willemsoord niet optimaal functioneert is algemeen bekend. Echter, na de buren en de boer van het aangrenzend land hierover te hebben gesproken, is mij gebleken dat de vorige bewoner, een actieve boer, vaker in de stal, waar de koeien verbleven, hemelwater had staan. Helaas moest ik al snel constateren dat de wateroverlast geen eenmalig probleem bleek te zijn. In mijn eerste brief aan de gemeente van 14 december 1998 heb ik reeds over de duiker en de straatkolk voor ons perceel melding gemaakt. Dat de slechte waterafvoer bij ons perceel ook daadwerkelijk geen eenmalig probleem bleek te zijn, werd mij al snel duidelijk. In de afgelopen twee jaar is nog drie of vier keer sprake geweest van langdurige regenval, waarbij een kritieke situatie is ontstaan. De tuin stond onder water, de woonboerderij (voorheen de stal) gelukkig niet geheel (de garage).
Overigens is na de aankoop van de woonboerderij zelf ook al snel het een en ander aan de waterafvoer op het perceel gedaan; een sloot is gegraven, drainage is aangebracht en het straatwerk is aangepast.
De laatste langdurige regenval betrof inderdaad in maart van dit jaar. Indien er sprake is van een piekbelasting voor de waterafvoer bij ons perceel, is er wel degelijk sprake van een zorgwekkende situatie. Deze situatie verandert echter zodra het ophoudt met regenen en de duiker wel in staat is het overtollige water af te voeren. Als voorbeeld noem ik de situatie van 27 oktober 1998: het water stond om 7.30 uur (toen het niet meer regende) twintig centimeter in de boerderij en de tuin. Om 10.00 uur, toen de verzekeringsagent kwam kijken, was het water rondom de boerderij, ruim tweeduizend vierkante meter, (binnen overigens nog niet...) afgevoerd. Dat (X; N.o.) op 3 maart 2000 geen zorgwekkende situatie heeft aangetroffen is dus mogelijk; mijn echtgenoot belde reeds om 7.30 uur de gemeentelijke servicelijn tijdens de kritieke situatie (langdurige regenval), waarna het binnen een uur stopte met regenen. Mijn schoonvader heeft om 9.00 uur geconstateerd dat van een kritieke situatie geen sprake meer was.
Op 10 september 1999 heb ik met mijn echtgenoot gesproken met (X; N.o.) ((Y; N.o.) was daarbij niet aanwezig) over de duiker en straatkolk bij ons perceel. (X; N.o.) wees mijn echtgenoot ter plekke op een voor ons "nieuwe" put (toen gelegen onder het gras) bij ons perceel. Na de deksel van deze put eraf gehaald te hebben, waren de twee aanvoerbuizen (een met een doorsnede van 30 en een van 60 centimeter) afkomstig uit de Witte Paarden en Willemsoord én de afvoerbuis, die onder de Steenwijkerweg het water afvoert, goed te zien. (X; N.o.) wees mijn echtgenoot er zelf op dat de afvoerbuis bij ons perceel het probleem is. De afvoerbuis heeft namelijk slechts een doorsnede van 60 centimeter: met andere woorden te klein dus. Bij langdurige regenval gaat het water op dat punt (waar de drie buizen samenkomen) stuwen omdat het water door de te kleine afvoerbuis niet afgevoerd kan worden. Met alle gevolgen van dien...
(X; N.o.) gaf aan dat de gemeente verantwoordelijk is voor deze afvoerbuis en derhalve zeker iets aan dit probleem kan doen: de bestaande afvoerbuis moet vervangen worden door een met een grotere doorsnede. Hij gaf aan dat dit enige tijd (maximaal 6 maanden) kon vergen omdat voor het verkrijgen van het noodzakelijke budget (hij noemde een bedrag van vijftig- of zestigduizend gulden) een uitgebreide ambtelijke procedure vereist is. Daarnaast moet een en ander afgestemd worden met het waterschap in verband met de sloot. Zowel mijn echtgenoot als ik hadden na dit gesprek met (X; N.o.) alle vertrouwen in een goede afloop. In dezelfde week is een straatkolk voor de inrit aangepast, hetgeen (X; N.o.) ook had toegezegd en overigens in de brief van 7 oktober 1999 is bevestigd. Daarna heb ik niets meer van de gemeente vernomen. Een maand na bovengenoemd gesprek heeft mijn echtgenoot met een medewerker van het waterschap kort gesproken. Deze man gaf te kennen dat het afvoerprobleem bij dit perceel een voor het waterschap oud en bekend probleem is. Hij hoefde er dan ook inhoudelijk verder niet op ingaan.
Gelet op het vorenstaande bevreemdt het mij dan ook ten zeerste dat in de brief van de gemeente het afvoerprobleem bij ons perceel als algemeen ("toentertijd een extreme situatie") afgedaan wordt en niets over de te kleine duiker/afvoerbuis (onder de Steenwijkerweg) vermeld wordt. Er is immers nadien (en ook voorheen!) vaker sprake van een kritieke situatie geweest. Dat de gemeente nog geen oplossing voor het afvoerprobleem weet, valt met het bovengenoemd gesprek mijns inziens geheel niet te rijmen. Immers, (X; N.o.) droeg toen wel een duidelijke oplossing aan. Dat een en ander (de sloot aan de afvoerbuis) met het waterschap afgestemd dient te worden is logisch; de overburen moeten immers ook droge voeten houden."
E. NADERE REACTIE COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE STEENWIJK
1. Naar aanleiding van de onder C. weergegeven reactie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijk en de reactie daarop van verzoekster stelde de Nationale ombudsman bij brief van 17 juli 2000 de volgende vragen aan het college:
"1. Bestaan er afspraken, (en zo ja welke) tussen de gemeente Steenwijk, het waterschap Reest en Wieden en de eigenaren van de andere sloten betreffende het waterbeheer in het gebied waar verzoeksters perceel gelegen is?
2. Is door de gemeente Steenwijk en het waterschap Reest en Wieden gesproken over de waterafvoerproblematiek in kwestie en de prioriteit die hieraan gegeven wordt? Zo ja, zijn er dienaangaande afspraken gemaakt?
3. U schrijft dat een oplossing voor het probleem bij extreme omstandigheden nog niet duidelijk is. Betekent dit dat u wel voornemens bent tot een oplossing te komen? Zo ja, wat onderneemt u daartoe?
4. Tenslotte verzoek ik u mij mee te delen of voor u duidelijk is waaruit een eventuele oplossing van het geschetste probleem zou kunnen bestaan? Hierbij verzoek ik u met name in te gaan op hetgeen (verzoekster; N.o.) in haar brief van 18 juni 2000 schrijft met betrekking tot de op 10 september 1999 geconstateerde afvoer in een op haar perceel aanwezige put en de op genoemde datum genoemde mogelijkheid van een oplossing: het vervangen van de bestaande afvoerbuis door één met een grotere diameter."
2. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijk beantwoordde deze vragen bij brief van 7 augustus 2000 onder meer als volgt:
"Er zijn voor het gebied waar (verzoekster; N.o.) woont geen specifieke afspraken met betrekking tot het waterbeheer, anders dan de algemeen geldende taken en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen vanuit de algemene regelgeving. Zoals u, in de brief van 5 juni 2000 van de gemeente, is aangegeven, is dit één van de redenen waarom de oplossing van de problemen zo lang op zich laat wachten.
Gezien de aard van de problemen en de reorganisatie van het waterschap Reest & Wieden met een nieuwe functie-indeling bij dit waterschap zijn geen concrete afspraken gemaakt over de prioritering. Het is in de gesprekken met het waterschap echter wel duidelijk geworden dat ook zij geen hoge prioriteit geven aan deze kwestie aangezien alleen slechts bij extreme omstandigheden kans op overlast bestaat. Zoals ik in mijn vorige brief heb geschreven staat de gemeente, voor zover het haar prioriteit betreft, op hetzelfde standpunt.
Zoals eerder reeds is aangegeven, zijn het waterbeheer en de waterafvoer in het algemeen en in het bijzonder in dit gebied niet alleen een verantwoordelijkheid van de gemeente, maar van meerdere partijen.
Dat betekent overigens niet dat de gemeente de zaak laat rusten. Inmiddels is een en ander wederom aan het waterschap Reest & Wieden voorgelegd. De bedoeling van de gemeente is gezamenlijk met het waterschap een onderzoek in te stellen naar de oorzaak en de mogelijke oplossingen in een breder verband. Hierbij zal naar een oplossing worden gezocht die de problemen niet verplaatst. Een kanttekening die moet worden geplaatst is het feit dat de gemeente de problemen niet zonder het waterschap kan onderzoeken en/of oplossen.
Wanneer een onderzoek kan worden opgestart hangt mede af van de prioriteit die het waterschap hieraan wil geven. Over een mogelijke oplossing en de termijn van realisatie hiervan is, voordat duidelijk is wat kan of moet gebeuren, zeker geen mededeling te doen.
De mogelijke oplossing, zoals deze door (X; N.o.) is aangedragen tijdens zijn gesprek met (verzoekster; N.o.), zou inderdaad het probleem kunnen verhelpen/verminderen. Aangezien het aanpassen van de afvoerbuis gevolgen kan hebben voor buren van (verzoekster; N.o.) en het erachter gelegen/omliggende gebied, dient dit, zoals in de voorgaande alinea is verwoord, met het oog op het waterbeheer en de waterafvoer in een breder perspectief te worden bekeken. U zult wel begrijpen dat zowel de gemeente als het waterschap de problemen niet willen verplaatsen.
In het vervolg van deze brief zal ik ingaan op de brief van (verzoekster van 18 juni 2000; N.o.) voor zover dit niet in het vorenstaande is behandeld.
(…)
De gemeente ontkent niet dat er bij extreme omstandigheden overlast kan ontstaan en is zich er van bewust dat er een oplossing zou moeten komen voor de problemen van (verzoekster; N.o.). Zoals aangegeven heeft oplossing van deze problemen echter niet de hoogste prioriteit.
De mededeling van (X; N.o.) met betrekking tot het aanpassen van de afvoerbuis en de tijd (maximaal zes maanden) die dit ongeveer zou vergen, had betrekking op een puur technische oplossing. Mede uit contact met het waterschap is echter gebleken dat een onderzoek in een breder kader noodzakelijk is. Alleen het aanpassen van de afvoerbuis zou, zoals eerder is gesteld, de problemen van (verzoekster; N.o.) naar alle waarschijnlijkheid naar een andere locatie hebben verplaatst. De oplossing, zoals deze door (X; N.o.) is aangedragen, moet worden bekeken in relatie tot het waterbeheer en de waterafvoer in de (directe) omgeving."
3. Naar aanleiding van een aantal nadere vragen van de Nationale ombudsman deelde het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijk bij brief van 11 oktober 2000 onder meer het volgende mee:
"In mijn brief van 7 oktober 1999 heb ik geschreven dat is geconstateerd dat de waterafvoer rondom het perceel van (verzoekster; N.o.) niet optimaal functioneert. Zoals aangegeven in deze brief is dit gebleken uit een globaal onderzoek waarbij een vertegenwoordiger van het waterschap Groot Salland aanwezig was. Vanzelfsprekend is hierbij meegenomen dat het water tijdens de extreme regenval van 27 oktober 1998 twintig centimeter hoog in het huis van (verzoekster; N.o.) heeft gestaan.
De waterafvoer functioneert bij normale regenval naar behoren.
In het optimale geval zou er nooit overlast bestaan zelfs niet onder de meest extreme omstandigheden. Ik heb in beide brieven erkend dat dit momenteel niet het geval is.
Zoals ik in mijn brief van 7 augustus 2000 heb geschreven is aan de overlast van (verzoekster; N.o.) geen hoge prioriteit gegeven door zowel de gemeente als het waterschap Reest & Wieden. Binnen de gemeente Steenwijk zijn diverse gebieden waarbij de overlast dermate is dat deze een hogere prioriteit hebben gekregen.
De prioritering wordt bepaald door de frequentie van de overlast en de consequenties die de overlast met zich brengt. De oorzaak en mogelijke oplossingen van de problematiek moeten zoals ik in mijn vorige brief heb aangegeven, worden gezocht in een breder verband aangezien ik het probleem niet wil verplaatsen naar de buren van (verzoekster; N.o.)
De kosten van deze operatie zijn op dit moment niet in te schatten. Dit zal moeten blijken uit het onderzoek in samenwerking met het waterschap. Een afweging van de (onbekende) kosten en baten, een tevreden (verzoekster; N.o.) kan op dit moment dan ook niet worden gemaakt.
De mogelijke oplossing van (X; N.o.), het aanpassen van de afvoerbuis, moet in een breder perspectief worden onderzocht. Het is overigens onduidelijk of dit een oplossing voor het probleem zal/kan zijn.
Gevolg van het aanpassen van de afvoerbuis kan en zal zeer waarschijnlijk zijn het verschuiven van het probleem naar de omliggende percelen. Als voorbeeld kan hierbij genoemd worden dat zich bij het perceel van de overburen van (verzoekster; N.o.) een sloot bevindt.
Indien de diameter van de afvoerbuis zal worden vergroot zal dit betekenen dat het water waarschijnlijk terecht komt op dit perceel, omdat dit perceel lager is gelegen. Het is overigens zeer waarschijnlijk dat bij andere buren c.q. op omliggende landerijen ook problemen zullen ontstaan. Of het probleem kan worden opgelost door het aanpassen van de afvoerbuis en zo ja, tot hoever de afvoerbuis moet worden aangepast moet ook blijken uit bovenvermeld onderzoek."
4. Naar aanleiding van de brief van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijk van 11 oktober 2000 stelde de Nationale ombudsman bij brief van 27 oktober 2000 nog een aantal vragen aan het college. Tevens verzocht hij om toezending van een kopie van de prioriteitenlijst. De Nationale ombudsman ontving op 16 november 2000 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijk de prioriteitenlijst riolerings- en afwateringszaken zoals deze op 31 oktober 2000 was vastgesteld. Op deze lijst staat onder meer:
"onderwerp prior opm start
0
W.de Zwijgerstraat 1 vergroten diameter, verharding aanpassen, 08-00
afstemmen met Cees
BRP Steenwijkerwold 1 oplossen knelpunten daarna plan afkopp. 08-00
opstellen, slotenafvoer?!
BRP Tuk 1 oplossen knelpunt, basisinsp., BT naar verb. 08-00
gesch.
Woldmeenthe uitb. 1 keuze riolering en beheersaspecten 07-00
Oostermeenthe 1 vervanging pompen 07-00
Buitengebied 1 per perceel kosten vaststellen, uitv.eerste 08-00
percelen
BRP Eesveen 1 gehele kern herberekenen 09-00
aanpassing aansluitveror- 1 voor nieuwe gemeente één verordening 11-00
dening
Afwatering Bergweg/Tukse- 1 aanpassingen vastleggen en afstemmen 10-00
weg met Ws
Groot Verlaat BRP 1 BRP afronden en afwerken 10-nov
Duikers en watergangen 2 in kaart brengen 2001
gem.
BRP Willemsoord 2 verlengen pers. En oplossen knelpunt, 2001
gegevens controleren
Pappenpoel 2 afwatering vijver ism Ws 2001
Kallenkoterallee 2 afkopp. Weg uitwerken. 2001
Rioolbeheer 2 opzetten beheerpakket 2001
Water op straat -situatie 2 klachten verzamelen en overzicht maken 2001
uitvoeringsplan 2001 2 aangeven welke werken in 2001 in uitvoering 2001
komen
Wateroverlast Steen- 3 piekafvoeren voorkomen bij woning nr.193 10-00
Wijkerweg
Oostmeentherrand BT 3 uitgangspunten vaststellen 2000
Kazerne Havelte 3 afvoer controleren 08-00
Ruxveensevijver 3 situatie in beeld brengen, uitgangspunten voor 2001
zwemwater
Bringengaarde 3 uitbr.plan Tuk BRP? 2001
Steenwijk-West 3 klachten wateroverlast, peilbuizen plaatsen? 08-00
Historie?
opstellen van afkoppenplan 3 tbv basisinspanning 2002
St'wold
BRP Steenwijk, kern 5 saneren 3 overstorten op gracht 2001
Kazerne gebied + parkeerpl. 5 aanpassen stelsel 2002
BRP Zuidveen + fase 3 5 uitv. In combinatie met wegwerkz. 2001
Vijver Nieuwe Gagels II 5 klachten slecht onderhoud 2002
Walstation Groot Verlaat 6 noodzaak aanleg op groot verlaat? 2000
Huisaansluitingen invoeren 6 invoeren in rioolbeheersbestand 2001
foute aansluitingen 6 bij drukriolering en gescheiden stelsels 2002
opsporen
Achterslagen 5 beschoeiing "
Het college van burgemeester en wethouders gaf daarbij de volgende toelichting (brief van 15 november 2000):
"Hoewel de oplossing voor de problemen van (verzoekster; N.o.) niet de hoogste prioriteit heeft (…) wil dit niet zeggen dat er geen activiteiten en overlegsituaties worden/zijn opgestart om de problematiek duidelijk te krijgen, ook in dit geval waarin met name het waterschap een belangrijke rol heeft bij voorbereiding en aanpak.
Onlangs hebben gemeentelijke medewerkers de situatie nogmaals bekeken waarbij tevens is gesproken met (verzoeksters echtgenoot; N.o.). Daarbij is vrijdag 3 november 2000 de voortgang telefonisch met (verzoeksters echtgenoot; N.o.) besproken. Met medewerkers van het waterschap Rees & Wieden is afgesproken dat het waterschap zal nagaan of er een mogelijkheid bestaat af te wateren op een nabij gelegen spoorsloot.
De prioriteit van de problemen van (verzoekster; N.o.) is niet de hoogste aangezien op andere locaties met betrekking tot afwatering en riolering sprake is van mogelijk gevaar voor de volksgezondheid, problemen met veedrenking, permanente stankoverlast of gelijke problemen als (verzoekster; N.o.) waar echter een groter aantal personen overlast van heeft of die veel frequenter voorkomen. In bovengenoemde lijst staat tevens aangegeven wanneer de problemen van de verschillende locaties gepland zijn, te worden onderzocht. Dit is echter een planning. Aangezien de problemen, de mogelijke oplossing en de omvang van de werkzaamheden van tevoren vaak niet duidelijk kunnen worden overzien, kan de feitelijke realisatiedatum uitlopen. Naast deze onzekere factoren is de gemeente vanzelfsprekend ook altijd afhankelijk van voldoende budget en de beschikbaarheid van personeel. De kosten van de werkzaamheden, de te volgen procedure en de hoeveelheid werk dat dit zal opleveren, zal pas blijken na het onderzoek. Naar aanleiding daarvan zal er een (bestuurlijke) belangenafweging worden gemaakt of de kosten opwegen tegen de overlast.
Zoals in mijn eerdere brieven is aangegeven stelt de gemeente Steenwijk zich op het standpunt dat er slechts bij extreme regenval kans op overlast bestaat en de gemeente daarom niet de hoogste prioriteit aan de problemen van (verzoekster; N.o.) geeft. De wateroverlast heeft zich alleen voorgedaan in oktober 1998. Op dat moment was er een hevig noodweer in Nederland en stond zo ongeveer de halve gemeente onder water. De afweging die door de gemeente is gemaakt, is derhalve de frequentie van de overlast. Hierbij spelen uiteraard de aspecten die in de vorige alinea zijn genoemd een rol.
(…) Het is ook erg moeilijk concreet te zijn over een mogelijke oplossing die niet nader is onderzocht en doorberekend. De verwachting dat deze oplossing problemen zal opleveren voor de omliggende percelen is gebaseerd op ervaring van deskundige medewerkers en kan niet worden gestaafd met feiten aangezien het onderzoek nog niet heeft plaatsgevonden. Er zijn behalve het feit dat het onderzoek (dat noodzakelijk is om overlast bij anderen uit te sluiten) nog niet heeft plaatsgevonden geen verdere feiten die hebben meegewogen om de voorgestelde oplossing vooralsnog niet uit te voeren."