Op 21 januari 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift, gedateerd 21 januari 2000, van de heer N. te Amsterdam, met een klacht over een gedraging van Gak Nederland BV, kantoor Amstelveen. Verzoeker had zich al eerder, bij brieven van 1 en 29 november 1999 tot de Nationale ombudsman gewend. Zijn verzoeken voldeden toen echter niet aan het kenbaarheidsvereiste als neergelegd in artikel 12, tweede lid, van de Wet Nationale ombudsman, zodat deze verzoeken niet in onderzoek werden genomen.
Naar aanleiding van verzoekers brief van 21 januari 2000 en nadat hij op 8 februari 2000 nog nadere informatie had verschaft, werd naar de betreffende gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van het Landelijk instituut sociale verzekeringen te Amsterdam, een onderzoek ingesteld.
Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:
Verzoeker klaagt erover dat Gak Nederland BV hem in november 1997 (toen hij vanuit een volledige uitkeringssituatie tot werkhervatting overging, met behoud van een gedeeltelijk recht op een uitkering) geen nieuwe loonbelastingverklaring heeft toegezonden, noch er op heeft gewezen dat hij ervoor diende te zorgen dat op één van zijn inkomstenbronnen tariefgroep 1 zou worden toegepast.
Achtergrond
1. Uitvoeringsregeling Loonbelasting 1990 (regeling van de Minister van Financiën van 14 november 1989, Stcrt. 223)
Artikel 23, eerste lid, onder c, en derde lid:
"De inhoudingsplichtige reikt aan de werknemer een loonbelastingverklaring met de daarbij behorende toelichting uit:
(…)
zodra hij weet dat zich een wijziging heeft voorgedaan in de gegevens die de werknemer in de laatstelijk ingeleverde loonbelastingverklaring heeft verstrekt en die wijziging tot gevolg heeft dat de werknemer een hoger bedrag aan belasting wordt verschuldigd.
(…)
De werknemer verzoekt de inhoudingsplichtige om uitreiking van een loonbelastingverklaring indien zich een wijziging voordoet in de eerder door hem verstrekte gegevens en die wijziging tot gevolg heeft dat een hoger bedrag aan belasting wordt verschuldigd."
2. In de Loonbelastingverklaring met ingang van 1 januari 1997 staat onder meer het volgende vermeld:
"Meer dan één dienstbetrekking/uitkering
Bij de inhouding van loonbelasting/premie volksverzekeringen houdt uw werkgever/uitkeringsinstantie rekening met het belastingvrije bedrag waarop u recht heeft. Het belastingvrije bedrag is het deel van het inkomen waarover geen belasting/premie volksverzekeringen is verschuldigd.
Als u tegelijkertijd meer dan één dienstbetrekking/uitkering heeft, mag slechts één van uw werkgevers/uitkeringsinstanties rekening houden met uw belastingvrije bedrag. (…).
Om te bereiken dat slechts één van uw werkgevers/uitkeringsinstanties rekening houdt met uw belastingvrije bedrag, is er een tariefgroep zonder belastingvrij bedrag: tariefgroep 1.
Dus: bij één werkgever/uitkeringsinstantie kunt u worden ingedeeld in één van de tariefgroepen 2 t/m 5, bij de andere werkgevers/uitkeringsinstanties wordt u ingedeeld in tariefgroep 1.
U mag zelf kiezen welke werkgever/uitkeringsinstantie rekening houdt met uw belastingvrije bedrag. In het algemeen zal het voor u het voordeligst zijn als u van uw belastingvrije bedrag gebruik maakt bij die werkgever/uitkeringsinstantie waarvan u het hoogste inkomen ontvangt: op de loonbelastingverklaring voor die werkgever/uitkeringsinstantie kruist u dan tariefgroep 2, 3, 4 of 5 aan.
Op de loonbelastingverklaring voor uw andere werkgevers/uitkeringsinstanties kruist u tariefgroep 1 aan."
In de Loonbelastingverklaring voor 1998 en volgende jaren staat onder meer het volgende vermeld:
"Meer dan één dienstbetrekking/uitkering
Als u tegelijkertijd meer dan één dienstbetrekking/uitkering heeft, mag slechts één van uw werkgevers/uitkeringsinstanties rekening houden met uw belastingvrije bedrag. U moet bij elke werkgever een loonbelastingverklaring invullen. Bij één werkgever/uitkeringsinstantie kunt u worden ingedeeld in één van de tariefgroepen 1 tot en met 5, bij de andere werkgevers/uitkeringsinstanties wordt u ingedeeld in tariefgroep 0. Dit is een tariefgroep zonder belastingvrij bedrag. (…)
U mag zelf kiezen welke werkgever/uitkeringsinstantie rekening houdt met uw belastingvrije bedrag. In het algemeen zal het voor u het voordeligst zijn als u van uw belastingvrije bedrag gebruik maakt bij de werkgever/uitkeringsinstantie waarvan u het hoogste inkomen ontvangt."
Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd Gak Nederland BV (hierna: het Gak) verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.
Tevens werd het Gak een aantal specifieke vragen gesteld.
Ook aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen (hierna: het Lisv) werden enkele vragen gesteld.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Het Lisv deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Het Gak berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. De reactie van verzoeker gaf aanleiding het verslag op een enkel punt aan te vullen.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Verzoeker, rechthebbende op een volledige WAO-uitkering via het Gak, ging met ingang van november 1997 over tot gedeeltelijke werkhervatting. Verzoeker was bij het Gak op basis van zijn destijds ingevulde loonbelastingverklaring ingedeeld in tariefgroep 2. Op grond van verzoekers nieuwe inkomsten paste het Gak een anticumulatie toe op de uitkering van verzoeker.
2. Verzoeker vulde bij indiensttreding bij zijn nieuwe werkgever een loonbelastingverklaring in, waarbij hij aangaf dat hij in tariefgroep 2 diende te worden ingedeeld.
3. In oktober 1999 kreeg verzoeker bericht van de Belastingdienst dat hij een bedrag van f 3.600 aan loonbelasting over 1998 diende te betalen. Naar aanleiding daarvan berichtte verzoeker het Gak bij brief van 29 oktober 1999 dat hij kennelijk, toen hij bij zijn nieuwe werkgever in dienst trad, een nieuwe loonbelastingverklaring had moeten invullen bij het Gak. Hierdoor zou hij bij het Gak in tariefgroep 0 vallen, en bij zijn nieuwe werkgever in tariefgroep 2. Het Gak had hem naar zijn zeggen nooit meegedeeld dat hij van tariefgroep moest veranderen. Hij achtte het Gak aansprakelijk daarvoor.
4. In reactie op verzoekers brief van 29 oktober 1999 berichtte het Gak hem bij brief van 23 november 1999 onder meer het volgende:
"Toen u van mijn organisatie een uitkering ging ontvangen heeft u een zogenaamde loonbelastingverklaring ingevuld. Deze verklaring leverde geheel correct indeling in tariefgroep 2 op. Toen u later in dienst trad bij (…) diende u opnieuw een loonbelastingverklaring in te vullen. Daarbij heeft u kennelijk opgegeven dat u ingedeeld moest worden in tariefgroep 2, zoals dat in het verleden ook het geval was. Deze verklaring kan toch niet juist zijn geweest. Wanneer u immers de loonbelastingverklaring correct zou hebben ingevuld, zou dat zonder meer indeling in tariefgroep 0 (tot 1 januari 1998 heette de tariefgroep zonder belastingvrije som tariefgroep 1; N.o.) hebben opgeleverd.
Ik moet een dergelijke fout toch geheel voor uw rekening laten. Het is de plicht van iedere individuele belastingplichtige om aan te geven in welke tariefgroep hij dient te worden ingedeeld, en te controleren of de indeling juist is. Het onttrekt zich immers aan onze waarneming wat precies het antwoord moet zijn op alle vragen die een indeling opleveren. U zou om verandering van de indeling hebben kunnen verzoeken, maar het initiatief daartoe moet nadrukkelijk van u uitgaan. Ik wijs er daarbij nog op dat normaal gesproken op de salarisspecificatie staat vermeld welke tariefgroep is gehanteerd. U zou dan hebben kunnen zien dat u niet juist was ingedeeld.
Ik acht uw klacht dan ook ongegrond, en ik moet aansprakelijkheid voor de ontstane navordering afwijzen."
5. Verzoeker berichtte het Gak naar aanleiding van de brief van 23 november 1999 bij brief van 29 november 1999 onder meer het volgende:
"(Verzoekers werkgever; N.o.) heeft al mijn loongegevens etc. naar uw kantoor opgestuurd omdat mijn salaris niet te hoog mocht zijn om mijn aanvullende uitkering niet in gevaar te brengen. In de papieren die zij hebben opgestuurd blijkt duidelijk dat ik bij (verzoekers werkgever; N.o.) in tariefgroep 2 zou vallen. Naar aanleiding van die gegevens had het GAK, die al zeven jaar lang mijn zaken behandelt, mij een nieuwe loonbelastingverklaring op moeten sturen. Dan hadden deze problemen voorkomen kunnen worden. Hoe moet iemand die zeven jaar lang uit het arbeidsproces is nou weten dat je qua loongroep dient te veranderen! Het lijkt mij een kleine moeite dat diegene die mijn dossier behandelt en ziet dat er iets gaat gebeuren daar actie op onderneemt.
Tevens wil ik er nogmaals op wijzen dat het Lisv (Landelijk instituut voor sociale verzekeringen) ons schriftelijk heeft verklaard dat een en ander niet is veroorzaakt door nalatigheid van onze kant. Hierop reageert u helemaal niet. Deze instantie lijkt mij toch niet onbelangrijk."
6. In reactie op verzoekers brief van 29 november 1999 berichtte het Gak hem bij brief van 11 januari 2000 onder meer het volgende:
"Uw brief draagt geen steekhoudende c.q. nieuwe informatie aan waardoor wij op onze mening terug moeten komen.
U had bij indiensttreding bij (verzoekers werkgever; N.o.) een loonbelastingverklaring in moeten vullen. Indien u dit correct had gedaan zou indeling hebben plaatsgevonden in de tariefgroep 0.
Indien u bij het invullen van de loonbelastingverklaring in heeft gevuld dat er bij de andere uitkering rekening wordt gehouden met een andere tariefgroep dan 1, 2, 3 of 4 is dat niet conform de werkelijkheid en dus fout.
Als u bij (verzoekers werkgever; N.o.) in de tariefgroep 2 ingedeeld had willen worden, was het noodzakelijk eerst een nieuwe loonbelastingverklaring naar ons toe te zenden waarbij u de gewenste wijziging van tariefgroep door had kunnen geven.
U als werknemer kiest zelf welke werkgever of uitkeringsinstantie rekening houdt met het belastingvrije bedrag."
7. Bij brief van 3 maart 2000 deelde verzoeker het Gak nogmaals mee dat hij het niet eens was met het standpunt van het Gak.
B. Standpunt verzoeker
Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtsamenvatting onder KLACHT. Verzoeker wees er nog op dat het Gak in zijn reacties in het geheel niet was ingegaan op zijn mededeling dat het Lisv hem schriftelijk had meegedeeld dat één en ander niet was veroorzaakt door nalatigheid van zijn kant.
C. Standpunt gak
1. In reactie op de klacht berichtte het Gak bij brief van 22 maart 2000 onder meer het volgende:
"Belanghebbende is in WSW dienstverband gaan werken, dit betekent geen passende werkzaamheden. Wel is er een anticumulatie toegepast op de uitkering van belanghebbende. Dit leidde tot een aangepast uitkeringspercentage te vergelijken met één klassewijziging. Hieruit kan dan ook niet zondermeer worden afgeleid dat de inkomsten van belanghebbende hoger zouden zijn dan zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Overigens geeft ons handboek duidelijke richtlijnen in welke situatie er een nieuwe loonbelastingverklaring verzonden dient te worden. Deze situatie wordt daarin niet beschreven. Wij zijn van mening dat er ook geen reden is om ons handboek op dit punt aan te passen/ uit te breiden omdat het zoals boven aangegeven nooit van tevoren vast staat wat de inkomsten zullen zijn.
Wij zijn van mening dat hier sprake is van een eigen verantwoordelijkheid."
2. In het handboek van het Gak, waarnaar het Gak in zijn reactie verwees, staat onder meer het volgende vermeld:
"Wanneer loonbelastingverklaring uitreiken?
(…) als de uitkering al loopt moet er een nieuwe loonbelastingverklaring worden uitgereikt als:
* u weet dat de persoonlijke omstandigheden van de werknemer zodanig gewijzigd zijn, dat hij in een andere tariefgroep met een lager belastingvrij bedrag terechtkomt."
3. In reactie op nadere vragen van de Nationale ombudsman deelde het Gak onder meer het volgende mee:
"In (de eerdere reactie van het Gak; N.o.) wordt onder meer aandacht besteed aan de mate waarin de uitkering van (verzoeker; N.o.) door de werkhervatting werd verlaagd. De brief wekt een beetje de indruk dat het Gak de tariefgroep had moeten wijzigen c.q. spontaan een loonbelastingverklaring had moeten uitreiken als de uitkering lager zou zijn dan de inkomsten van belanghebbende. (…) Deze indruk is echter niet juist.
In artikel 23 van de Uitvoeringsregeling Loonbelasting is aangegeven in welke gevallen de inhoudingsplichtige aan de werknemer een loonbelastingverklaring moet uitreiken. Onder c. staat hier de situatie dat de inhoudingsplichtige weet dat zich een wijziging heeft voorgedaan in de gegevens die de werknemer in de laatstelijk ingeleverde loonbelastingverklaring heeft verstrekt en die wijziging tot gevolg heeft dat de werknemer een hoger bedrag aan belasting wordt verschuldigd.
De situatie dat de inhoudingsplichtige weet dat de werknemer naast de bestaande dienstbetrekking/uitkeringsrelatie nog een andere dienstbetrekking gaat vervullen en welke verdiensten hij daar zal hebben is echter niet een situatie als bedoeld in dit onderdeel c. Het enkele feit dat de werknemer ook elders inkomsten gaat genieten betekent immers niet dat daardoor de tariefgroepindeling onjuist is; ook niet als de werknemer in de nieuwe dienstbetrekking meer gaat verdienen. De werknemer mag namelijk zelf kiezen bij welke dienstbetrekking hij zijn belastingvrije som zal benutten.
De nieuwe werkgever had (verzoeker; N.o.) bij zijn indiensttreding een loonbelastingverklaring moeten uitreiken. (…) De eerste vraag op deze loonbelastingverklaring is "heeft u naast deze dienstbetrekking/uitkering nog een andere dienstbetrekking/uitkering?". De tweede vraag luidt: "Zo ja, wordt bij die andere dienstbetrekking/uitkering rekening gehouden met tariefgroep 2, 3, 4, 5?". (Verzoeker; N.o.) had beide vragen met 'ja' moeten beantwoorden en zou dan voor zijn inkomsten uit zijn nieuwe dienstbetrekking zijn ingedeeld in tariefgroep 1 met een belastingvrij bedrag van f. 0,-- (per 1 januari 1998 komt dit overeen met tariefgroep 0). Dat (verzoeker; N.o.) voor de inhouding op de uitkering bleef ingedeeld in tariefgroep 2 was dus correct.
In de toelichting op de loonbelastingverklaring (…) is aangegeven dat de werknemer zelf mag kiezen bij welke werkgever hij het belastingvrije bedrag wil laten toepassen. Zou (verzoeker; N.o.) hebben gewild dat dit bij zijn nieuwe werkgever gebeurde dan had hij zelf actie moeten ondernemen door ervoor te zorgen dat de toepassing van tariefgroep 2 bij het Gak zou worden gestaakt en tariefgroep 1 (thans tariefgroep 0) zou worden toegepast. (Verzoeker; N.o.) had daartoe aan het Gak moeten vragen om uitreiking om een loonbelastingverklaring. Dit heeft hij niet gedaan.
In de toelichting op de loonbelastingverklaring staat dat het in het algemeen het voordeligst zal zijn als men het belastingvrije bedrag laat toepassen bij de werkgever/uitkeringsinstantie waarvan men het hoogste inkomen ontvangt. Deze opmerking is op zich juist maar in een groot aantal gevallen zal het helemaal niets uitmaken of men de belastingvrije som bij de ene dan wel bij de andere werkgever laat toepassen. Als het marginale tarief bij beide werkgevers gelijk is en bij beide werkgevers de belastingvrije som geheel benut kan worden maakt het geen verschil bij wie de belastingvrije som wordt toegepast. Spontane uitreiking van een loonbelastingverklaring zou in laatst vermelde situatie het gevolg hebben dat de uitkeringsgerechtigde/werknemer verplicht is deze in te vullen en in te leveren (vgl. art. 23 lid 4 Uitvoeringsregeling Loonbelasting), hetgeen dan alleen maar administratieve rompslomp betekent.
Ik vermoed dat de toelichting op de loonbelastingverklaring de aanleiding is geweest voor de gedachte dat ingeval de uitkering lager zou zijn dan de inkomsten bij de nieuwe werkgever de belastingvrije som toegepast zou moeten worden bij de nieuwe werkgever en er door het Gak spontaan een loonbelastingverklaring zou moeten worden uitgereikt. Dit nu is, zoals hierboven uiteengezet, niet juist. Het is aan de belastingplichtige/uitkeringsgerechtigde te kiezen bij welke werkgever hij de belastingvrije som wil laten toepassen. Wil hij dat laten doen bij zijn 'oudste' werkgever dan zal hij ervoor moeten zorgen dat hij deze werkgever om een nieuwe loonbelastingverklaring vraagt waarop hij de vragen 1 en 2 met ja beantwoordt. Wil hij geen wijziging in de situatie dan beantwoordt hij deze vragen op de loonbelastingverklaring die hij van zijn nieuwe werkgever krijgt met ja. De werknemer kan echter niet dit laatste doen zonder ter zake van de inkomsten die worden verkregen van zijn 'oudste' werkgever een nieuwe loonbelastingverklaring in te vullen."
d. standpunt landelijk instituut sociale verzekeringen
1. In reactie op een aantal vragen van de Nationale ombudsman deelde het Lisv bij brief van 31 augustus 2000 onder meer het volgende mee:
"Vraag 1: Acht u het standpunt van het Gak terecht?
Het Gak stelt in haar reactie van 15 mei 2000 dat betrokkene, indien de loonbelastingverklaring bij indiensttreding bij de nieuwe werkgever correct zou zijn ingevuld, ingedeeld zou zijn in tariefgroep 1 (per 1 jan. 1998 tariefgroep 0). Indien betrokkene het belastingvrije bedrag bij zijn nieuwe werkgever had willen laten toepassen, had hij het Gak moeten vragen om uitreiking van een loonbelastingverklaring. Gak stelt dat in de toelichting op de loonbelastingverklaring is aangegeven dat de werknemer zelf mag kiezen bij welke werkgever hij dit belastingvrije bedrag wil laten toepassen.
Het Lisv deelt de conclusie van het Gak in deze dat hier sprake is van een eigen verantwoordelijkheid van de werknemer/uitkeringsgerechtigde. Betrokkene had, conform artikel 23, lid 3 van de Uitvoeringsregeling Loonbelasting de inhoudsplichtige (het Gak) om uitreiking van een loonbelastingverklaring moeten verzoeken als hij bij zijn nieuwe werkgever in tariefgroep 2 wilde worden ingedeeld. Ons inziens is er geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 23, lid Ic van de Uitvoeringsregeling Loonbelasting 1990, aangezien het enkele feit dat de werknemer ook elders inkomsten gaat genieten niet betekent dat daardoor de tariefgroep onjuist is.
Vraag 2: Op basis waarvan bent u van mening dat het Gak, indien het een dergelijke foutieve tariefgroepindeling kan constateren, geen actie hoeft te ondernemen?
Uit het voorgaande blijkt dat het Gak a.d.h.v. zijn gegevens niet in staat is te beoordelen of betrokkene een foutieve tariefgroepindeling heeft aangegeven. Om na te gaan of betrokkene inderdaad de intentie heeft bij zijn nieuwe werkgever in tariefgroep 2 te worden ingedeeld, zou een actieve informatieverwerving van de uvi (uitvoeringsinstelling; N.o.) -over de voorkeur en belastingpositie van betrokkene- noodzakelijk zijn. De uvi zou dan precies moeten weten wat de inkomsten (uit één of meerdere dienstbetrekkingen) zouden gaan bedragen. Voorafgaand aan een dienstverband is niet bekend hou lang iemand blijft werken. Wij zijn van mening dat een dergelijke informatieverwerving niet tot de taakstelling van de uvi behoort en hoge uitvoeringskosten met zich mee zou brengen. Bovendien zouden medewerkers dan ook veel meer kennis moeten hebben van belastingwetgeving.
Wij zijn met u eens dat van de uitvoeringsinstelling een grotere deskundigheid op het gebied van tariefgroepindeling mag worden verwacht dan van een uitkeringsgerechtigde. Echter de tariefgroepindeling behoort specifiek tot het terrein van de belastingwetgeving.
Bij het Gak is men druk doende een eenvoudiger model van de loonbelastingverklaring (in het kader van de Belastingherziening 2001) te introduceren. Het schema waarmee men kan bepalen of er wel of niet loonheffingskorting bij een werkgever aan de orde is, is kort en duidelijk. Voor de toekomst zal het probleem daardoor wellicht minder spelen.
(…)
Vraag 3: Kleven er naar uw mening grote (praktische) bezwaren aan het bij de herberekening van een uitkering, vanwege werkhervatting, controleren van de tariefgroepindeling?
Zie antwoord op vraag 2."
2. Vervolgens deelde het Lisv naar aanleiding van nadere vragen van de Nationale ombudsman bij brief van 6 oktober 2000 onder meer nog het volgende mee:
"1. Wordt een uitkeringsgerechtigde er op enig moment door het Gak op gewezen dat hij ervoor dient te zorgen dat op één van zijn inkomstenbronnen tariefgroep 0 (thans 1) dient te worden toegepast? Zo ja, wanneer en op welke wijze?
Bij de uitreiking van de loonbelastingverklaring wordt geen uitleg gegeven. Er bestaat geen wettelijk- of uitvoeringsbeleid dat hiertoe strekt. In de handleiding loonbelasting t.b.v. werkgevers en uitvoeringsinstellingen is beschreven in welke gevallen een loonbelastingverklaring moet worden uitgereikt.
De loonbelastingverklaring zelf biedt ons inziens reeds voldoende helderheid. Indien het stroomschema in de loonbelastingverklaring correct ingevuld wordt, kan een uitkeringsgerechtigde bij (gedeeltelijke) reïntegratie niet anders dan in tariefgroep 1 terechtkomen. Indien betrokkene de wens heeft bij de nieuwe werkgever gebruik te maken van de belastingvrije som, dient hij/zij twee nieuwe loonbelastingverklaringen in te vullen. Ook deze situatie is ons inziens helder omschreven in de loonbelastingverklaring zelf. Het toezien op een juiste tariefgroep is een verantwoordelijkheid van de individuele burger.
Gelet op het voorgaande heeft het Lisv de uitvoeringsinstellingen geen aanvullende voorwaarden voorgeschreven.
2. Acht u het (…) mogelijk en wenselijk dat een uitvoeringsinstelling betrokkene bij reïntegratie waarschuwt voor een onjuiste tariefgroepindeling?
Het geven van informatie c.q. het geven van waarschuwingen voor mogelijke gevolgen van onjuiste tariefgroepindeling is een taak van de Belastingdienst. Voor deze taak hebben uitvoeringsinstellingen niet de benodigde kennis in huis.
Indien een uitvoeringsinstelling zich hieraan waagt, bestaat het risico dat hij partij zou kunnen worden in de discussie (welke met de Belastingdienst gevoerd zou moeten worden).
Daarnaast blijft het aantal momenten waarop een loonbelastingverklaring een rol speelt niet beperkt tot de reïntegratie van de uitkeringsgerechtigde. De informatieverstrekking zou dan ook op grotere schaal moeten worden uitgebreid.
Wij zijn van mening dat uitvoeringsinstellingen zich wat betreft het geven van informatie over belastingaspecten terughoudend moeten opstellen. Wij achten het niet raadzaam informatieverstrekking naar een of meer groepen uitkeringsgerechtigden uit te breiden met informatie betreffende belastingtechnische aangelegenheden. De beantwoording van vragen en informatieverstrekking over belastingwetgeving achten wij een aangelegenheid waarvoor de belastingdienst bij uitstek geschikt is en waarvoor bij de uitvoeringsinstellingen de noodzakelijke deskundigheid ontbreekt."
E. REACTIE VERZOEKER OP HET VERSLAG VAN BEVINDINGEN
In reactie op het verslag van bevindingen deelde verzoeker onder meer mee van mening te blijven dat het Gak er op had moeten wijzen dat hij twee keer in dezelfde tariefgroep was ingedeeld en wat voor consequenties dat zou hebben.
Beoordeling
I. Inleiding
1. In artikel 23, eerste lid, onder c, van de Uitvoeringsregeling Loonbelasting 1990 (zie ACHTERGROND, onder 1.) is bepaald dat de inhoudingsplichtige een loonbelastingverklaring aan de werknemer moet verstrekken, als hij weet dat er zich een wijziging heeft voorgedaan in de gegevens die de werknemer in de laatstelijk ingeleverde loonbelastingverklaring heeft verstrekt en die wijziging tot gevolg heeft dat de werknemer een hoger bedrag aan belasting wordt verschuldigd. In het derde lid is bepaald dat de werknemer de inhoudingsplichtige verzoekt om uitreiking van een loonbelastingverklaring indien zich een wijziging voordoet in de eerder door hem verstrekte gegevens en die wijziging tot gevolg heeft dat een hoger bedrag aan belasting wordt verschuldigd.
2. Verzoeker klaagt erover dat Gak Nederland BV (hierna: het Gak) hem in november 1997 (toen hij vanuit een volledige uitkeringssituatie tot werkhervatting overging, met behoud van een gedeeltelijk recht op een uitkering) geen nieuwe loonbelastingverklaring heeft toegezonden, noch er op heeft gewezen dat hij ervoor diende te zorgen dat op één van zijn inkomstenbronnen tariefgroep 1 zou worden toegepast.
Doordat verzoeker in 1998 zowel bij het Gak als bij zijn werkgever in tariefgroep 2 stond ingedeeld, werd hij in oktober 1999 geconfronteerd met een aanslag van de Belastingdienst over 1998 ten bedrage van f 3.600.
II. Ten aanzien van het toesturen van een loonbelastingverklaring
1. In reactie op de klacht gaf het Gak aan dat verzoeker de loonbelastingverklaring bij zijn nieuwe werkgever niet correct had ingevuld. Verzoeker had in die verklaring namelijk tariefgroep 2 ingevuld, terwijl hij in deze tariefgroep ook al was ingedeeld bij het Gak. Zoals het Gak aangaf, is het verzoekers verantwoordelijkheid om zijn loonbelastingverklaringen correct in te vullen en om een nieuwe loonbelastingverklaring aan te vragen bij het Gak, wanneer hij bij het Gak van tariefgroep wil veranderen. Het enkele feit dat verzoeker elders inkomsten ging genieten betekende niet dat de tariefgroepindeling bij het Gak onjuist zou zijn, ook niet nu verzoeker in zijn nieuwe dienstbetrekking meer ging verdienen. Verzoeker mag namelijk zelf kiezen bij welke inkomstenbron hij zijn belastingvrije som wil benutten.
2. Uit het vorenstaande volgt dat er niet sprake was van een situatie zoals bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder c, van de Uitvoeringsregeling Loonbelasting 1990 (zie hiervoor onder 1.1.). Er bestond dan ook geen plicht voor het Gak om een (nieuwe) loonbelastingverklaring naar verzoeker op te sturen.
III. Ten aanzien van de informatieverstrekking
1. Voorts klaagt verzoeker erover dat het Gak hem er niet op heeft gewezen dat hij ervoor diende te zorgen dat op één van zijn inkomstenbronnen tariefgroep 1 zou worden toegepast, nadat hij had aangegeven dat hij een tweede inkomstenbron zou gaan krijgen.
2. In reactie op de klacht wees het Gak er onder meer op dat het de verantwoordelijkheid van verzoeker is om zijn loonbelastingverklaring(en) correct in te vullen en om, indien hij van tariefgroep wil wijzigen bij het Gak, een nieuwe loonbelastingverklaring aan te vragen bij het Gak.
Het Lisv gaf aan van mening te zijn dat het de taak is van de Belastingdienst om aan belastingplichtigen informatie te verstrekken over het invullen van de loonbelastingverklaring en te waarschuwen voor de mogelijke gevolgen van een onjuiste tariefgroepindeling.
3. Hoewel het, gelet op het belang van een correcte tariefgroepindeling voor verzoeker, attent zou zijn geweest als het Gak verzoeker ervoor zou hebben gewaarschuwd dat hij ervoor diende te zorgen dat op één van zijn inkomstenbronnen tariefgroep 1 zou worden toegepast, kan het Lisv worden gevolgd in het standpunt dat dit in eerste instantie een taak is van de Belastingdienst. Het betreft immers een belastingaangelegenheid. De loonbelastingverklaring is ook afkomstig van de Belastingdienst. De Belastingdienst verstrekt in de (toelichting op de) loonbelastingverklaring informatie over de tariefgroepindeling voor het geval iemand meer dan één dienstbetrekking/uitkering heeft (zie ACHTERGROND, onder 2.). Daarbij wordt er onder meer op gewezen dat een belastingplichtige maar bij één werkgever/uitkeringsinstantie kan worden ingedeeld in één van de tariefgroepen 2 tot en met 5. Op het moment dat een belastingplichtige er een inkomstenbron bij krijgt wordt hij met deze informatie geconfronteerd. De loonbelastingverklaring moet immers in ieder geval ten behoeve van de nieuwe werkgever/uitkeringsinstantie worden ingevuld.
Gezien het vorenstaande kan niet worden gesteld dat het Gak te kort is geschoten in de informatievoorziening aan verzoeker.
De onderzochte gedraging is behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van Gak Nederland BV, kantoor Amstelveen, die wordt aangemerkt als een gedraging van het Landelijk instituut sociale verzekeringen te Amsterdam, is niet gegrond.