Een man was aan het filmen voor een nachtclub. Een portier van die nachtclub zou een klap hebben gegeven op zijn telefoon. De man liet dit aan twee politieagenten weten. De man stelt dat de politieagenten niet naar hem wilden luisteren. Hij vond het onterecht dat de politieagenten niet ingrepen. De man ging de politieagenten daarom filmen en vroeg de dienstnummers van de politieagenten. Volgens de man wilde de politieagenten deze niet geven. Ook was er een hondengeleider van de politie ter plaatse. De man liep naar de hondengeleider toe en vroeg zijn dienstnummer. De hondengeleider zei tegen de man dat hij moest stoppen om met zijn telefoon licht in zijn ogen te schijnen. En als hij dat niet deed, hij de telefoon zou afpakken en weggooien.
De man diende over het politieoptreden een klacht in bij de politie. Hij klaagde erover dat de politieagenten niet ingrepen nadat de portier een klap op zijn telefoon gaf. Ook klaagde hij erover dat de politieagenten zich niet hadden gelegitimeerd. En over de bejegening door de hondengeleider.
De politiechef vond de klachten van de man ongegrond. De politie had niet ingegrepen na het incident met de portier, omdat zij daarvan niets had meegekregen. Volgens de politie dient een agent zich op verzoek te legitimeren als zij in uniform zijn gekleed. Maar de politieagenten verklaarden dat de man uit het niets naar hen kwam toegelopen en hij direct de legitimatiebewijzen vroeg. Als een politieagent niet met een burger in gesprek is, bestaat er volgens de politie geen aanleiding om het politielegitimatiebewijs te tonen. Daarnaast kreeg de politie de indruk dat de man onder invloed van alcohol voor de kick lukraak politieambtenaren naar hun legitimatiebewijzen vroeg om te provoceren. Ook de klacht over de bejegening door de hondengeleider vond de politie ongegrond. Omdat de man het niet eens was met de reactie van de politie op de klacht, diende hij een klacht in bij de Nationale ombudsman.
Wat vindt de Nationale ombudsman?
De Nationale ombudsman heeft op basis van de verklaringen niet kunnen vaststellen of de man daadwerkelijk aan de politieagenten kenbaar had gemaakt dat de portier een klap op zijn telefoon had gegeven. De man stelde namelijk dat hij dat wél had gedaan en dat de man de politieagenten vroeg hiertegen op te treden. De politieagenten verklaarden dat zij niets van het incident met de telefoon hadden meegekregen. Daardoor kan de ombudsman geen oordeel geven over het handelen van de politieagenten in deze specifieke situatie.
Ook geeft de ombudsman geen oordeel over het niet-legitimeren door de politieagenten. Een politieagent dient zich op verzoek te legitimeren als hij in uniform optreedt. Die legitimatieplicht geldt alleen ten opzichte van personen tegenover wie de politie functioneel optreedt. Nu de ombudsman niet heeft kunnen vaststellen of de politie in gesprek was met de man over het incident met de portier, kan hij ook niet vaststellen of daarvan sprake was.
Tot slot klaagde de man over de bejegening door de hondengeleider. Die klacht vindt de ombudsman ongegrond. De man had van de gebeurtenis ook filmbeelden gemaakt. Op de beelden is de zien dat de man de hondengeleider op korte afstand filmt en met licht in zijn gezicht schijnt. De ombudsman begrijpt dat de hondengeleider vond dat de man hem in zijn werkzaamheden belemmerde en hij de man hierop aansprak. Op de filmbeelden is de zien dat de hondengeleider de man rustig en streng toespreekt. Maar van een onheuse bejegening is volgens de ombudsman niet gebleken.