Een man heeft aan de Regionale Belasting Groep (hierna: RBG) kwijtschelding gevraagd voor de waterschapsbelasting 2020. Deze belasting bestaat uit twee delen, watersysteemheffing en zuiveringsheffing. Zijn verzoek werd afgewezen omdat hij een te hoog banksaldo had. De man had € 2.652 op zijn rekening staan. Van dit bedrag worden de woonlasten en ziektekosten afgetrokken. Ook wordt er rekening gehouden met het vrij te laten bedrag. Er bleef hierna een bedrag van € 342 over. Dit is vermogen. Van dit vermogen moest de man de beide heffingen betalen. Deze bedroegen in totaal € 403.
De man was het er niet mee eens dat hij beide heffingen moest betalen. De man zei dat zijn vermogen kwam door de uitbetaling van zijn vakantiegeld. Dat was volgens hem geen vermogen maar inkomen. Maar hij diende te laat beroep in en overleed daarna. Zijn dochter diende daarna een klacht in bij de Nationale ombudsman. Volgens haar klopte het niet dat haar vader beide heffingen moest betalen. Ze begreep daarnaast de berekening van het vermogen niet.
De Nationale ombudsman vindt de afwijzing van het verzoek om kwijtschelding terecht. De uitleg had wel beter gekund. De RBG had moeten uitleggen waarom vakantiegeld vermogen was en geen inkomen. Daarnaast had de RBG eerder moeten vertellen dat van de zuiveringsheffing geen kwijtschelding mogelijk was. De betaling daarvan per maand was ook niet meegenomen in de berekening van het vermogen. De RBG heeft daarop een gewijzigde berekening gemaakt. Het vermogen werd daardoor € 319. Met dat vermogen kon de man wel de watersysteemheffing betalen. Deze heffing bedroeg € 123. Daarom was de afwijzing van het verzoek om kwijtschelding terecht.