Een vrouw reed in haar auto van het ziekenhuis op weg naar huis. Op dat moment voerden politieagenten een lasercontrole uit. De politieagenten hielden de vrouw daarop staande. De politieagenten zagen op basis van het rijgedrag van de vrouw en de verklaring van de vrouw aanleiding om haar rijbewijs in te vorderen.
De vrouw klaagde erover dat de aanloop naar de mededeling aan het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) niet goed is verlopen. Zij stelt dat zij en het CBR niet goed zijn geïnformeerd door de politie.
De ombudsman vindt het belangrijk dat een burger actief wordt geïnformeerd en dat de informatie volledig en duidelijk is. Het is de verantwoordelijkheid van de politie om de vrouw actief te informeren en deze informatie goed over te brengen. De ombudsman constateert dat het voor de vrouw niet duidelijk was op welke grond de politie haar rijbewijs invorderde en hoe de procedure verder zou verlopen. Dat er bij de vrouw vragen bleven bestaan over de procedure en de aanleiding van de invordering, staat voor de ombudsman vast. De ombudsman kan alleen niet meer vaststellen wat er precies is gezegd in het gesprek op het moment de politieagent haar rijbewijs invorderde en of hij haar daadwerkelijk onvoldoende informeerde over de procedure.
De ombudsman constateert dat de politie geen verklaring van de vrouw heeft opgenomen. Uit het meegestuurde proces-verbaal blijkt min of meer wat haar kant van het verhaal was, maar dat is een beperkte weergave die niet is ondertekend door de vrouw. En de vrouw stelt ook nog dat die weergave niet klopt. De ombudsman oordeelt dat het onjuist is dat de politie maar een beperkte verklaring van de vrouw heeft opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen en in de mededeling aan het CBR. Als de politie haar kant van het verhaal meer naar voren had laten komen, had de vrouw waarschijnlijk minder het gevoel gehad dat aan haar perspectief in het hele proces weinig belang werd gehecht.
De politie zond het proces-verbaal van bevindingen en het mutatierapport samen met de CBR-mededeling en het rijbewijs van de vrouw naar het CBR. De grond van invordering is door de politie in de brief naar het CBR niet aangepast, maar gelaten bij een standaardformulering. Hierdoor lijkt het alsof er mogelijk sprake van was dat de vrouw psychiatrische problemen ondervond. In een eerder rapport heeft de ombudsman zich hier over uitgesproken.[1] Doordat de tekst niet is toegesneden op de specifieke situatie, kan er hierdoor verwarring en verontwaardiging ontstaan. De ombudsman kan zich voorstellen dat bestuurders zich gekrenkt voelen als de CBR-mededeling lijkt te suggereren dat zij mogelijk ernstige psychiatrische problemen ondervinden, terwijl dat niet aan de orde is. De ombudsman meent daarom dat het beter zou zijn als de tekst van de mededeling zou (kunnen) worden aangepast aan de omstandigheden van het geval.
Doordat de politie de kant van het verhaal van de vrouw onvoldoende heeft betrokken, en ook de tekst op het formulier van de invordering onvoldoende heeft toegesneden op de situatie, vindt de ombudsman dat de politie het CBR onvoldoende informeerde over de aanleiding en de reden van het direct innemen van het rijbewijs. De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.