Verzoeker klaagt over de wijze waarop ambtenaren van het regionale politiekorps Gooi en Vechtstreek op 7 maart 2002 tegen hem zijn opgetreden.
Verzoeker klaagt er met name over dat:
- een met naam genoemde ambtenaar van dat politiekorps met de auto gedurende lange tijd de ter plaatse geldende maximumsnelheid heeft overschreden, terwijl hij verzoeker van zijn voertuig overbracht naar een politiebureau;
- een of twee met naam genoemde ambtena(a)r(en) van dat korps heeft/hebben nagelaten verzoeker een afschrift te verstrekken van de oorspronkelijk op die dag opgemaakte beschikking rijverbod, waarop als tijdstip van overtreding 21:59 uur stond vermeld;
- ambtenaren van het regionale politiekorps Gooi en Vechtstreek hebben nagelaten verzoeker vervoer aan te bieden vanaf het politiebureau terug naar zijn auto.
Beoordeling
I. Inleiding
1. Verzoeker reed in de avond van 7 maart 2002 in zijn auto te N., toen politieambtenaar E. van het regionale politiekorps Gooi en Vechtstreek hem verzocht zijn voertuig stil te houden ten behoeve van een alcoholcontrole. Verzoeker voldeed hieraan en onderging een blaastest. De uitslag hiervan gaf E. aanleiding verzoeker aan te houden op verdenking van het rijden onder invloed van alcoholhoudende drank (artikel 8, lid 2a van de Wegenverkeerswet; zie Achtergrond, onder 1.). Hij bracht verzoeker in een politieauto over naar het politiebureau, voor verder onderzoek en ter voorgeleiding voor een hulpofficier van justitie. Verzoekers auto werd op de plaats van aanhouding achtergelaten.
2. Op het politiebureau namen de politieambtenaren van verzoeker opnieuw een blaastest af. Naar aanleiding van de uitslag hiervan (225 ugl) legde de politie verzoeker een rijverbod op voor de duur van één uur, ingaande om 22:15 uur. De politie maakte terzake geen proces-verbaal op.
Aan verzoeker werd een beschikking rijverbod uitgereikt, waarin als tijdstip van overtreding stond vermeld: 21:59 uur. Verzoeker deelde de politie mee dat dit tijdstip niet juist was. De politieambtenaren namen de beschikking hierop terug, en overhandigden verzoeker een nieuwe beschikking rijverbod, waarin het tijdstip van de overtreding gewijzigd was in 21:39 uur.
Verzoeker werd om 22:45 uur in vrijheid gesteld. Hij nam een taxi vanaf het politiebureau terug naar zijn auto.
3. Verzoeker klaagt over de wijze waarop ambtenaren van het regionale politiekorps Gooi en Vechtstreek op 7 maart 2002 tegen hem zijn opgetreden. Hij klaagt met name over de in het hiernavolgende genoemde drie punten.
II. Ten aanzien van het overschrijden van de maximumsnelheid
1. Verzoeker klaagt er in de eerste plaats over dat politieambtenaar E. gedurende lange tijd de ter plaatse geldende maximumsnelheid heeft overschreden, terwijl hij verzoeker van zijn voertuig overbracht naar het politiebureau.
Verzoeker sprak E. tijdens de rit erop aan dat hij te hard reed. Volgens verzoeker reed E. met een snelheid van 60 kilometer per uur of meer, in plaats van de ter plaatse toegestane 50 kilometer per uur. Verzoeker liet weten dat hij zich hierdoor onderweg onveilig had gevoeld.
2. De beheerder van het regionale politiekorps Gooi en Vechtstreek heeft laten weten dat de leidinggevende van politieambtenaar E. met hem een disciplinair gesprek heeft gevoerd naar aanleiding van verzoekers melding dat E. een snelheidsovertreding had begaan. De leidinggevende heeft E. erop gewezen dat hij zich dient te houden aan de gestelde maximumsnelheid, ook tijdens de overbrenging van arrestanten, aldus de korpsbeheerder. De korpsbeheerder is van oordeel dat het niet juist is geweest dat politieambtenaar E. mogelijk te hard had gereden. De korpsbeheerder gaf aan erop toe te zullen zien dat bij herhaling passende maatregelen worden genomen.
3. Nu niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat politieambtenaar E. de maximumsnelheid heeft overtreden, zal de Nationale ombudsman zich op dit onderdeel van de klacht van een oordeel onthouden.
Met instemming heeft de Nationale ombudsman overigens kennis genomen van het feit dat er met politieambtenaar E. een disciplinair gesprek heeft plaatsgevonden en dat er bij herhaling van dergelijke meldingen maatregelen zullen worden genomen.
III. Ten aanzien van het afschrift van de beschikking rijverbod
1. Verzoeker klaagt er in de tweede plaats over dat de politieambtenaren hebben nagelaten hem een afschrift te verstrekken van de oorspronkelijk op die dag opgemaakte beschikking rijverbod, waarop een foutief tijdstip van overtreding stond vermeld.
Verzoeker heeft aangegeven herhaalde malen om teruggave van deze oorspronkelijke beschikking te hebben gevraagd. Verzoeker is van mening dat de gang van zaken rondom het terugnemen van de beschikking niet rechtmatig was.
2. De korpsbeheerder heeft laten weten dat het tijdstip van overtreding niet van invloed is op het tijdstip waarop het rijverbod dient in te gaan. Dit laatste tijdstip is namelijk afhankelijk van het tijdstip waarop medewerking wordt verleend aan de ademanalyse, aldus de korpsbeheerder. De korpsbeheerder gaf aan dat met de vermelding van het tijdstip van overtreding in dit geval een slordige administratieve fout was gemaakt. Deze fout werd naar aanleiding van de opmerking van verzoeker hersteld, maar is volgens de korpsbeheerder niet van invloed op de geldigheid van het rijverbod.
Verder is de korpsbeheerder van oordeel dat de betreffende politieambtenaar niet onrechtmatig heeft gehandeld door de reeds aan verzoeker afgegeven beschikking terug te nemen.
3. Aan degene die aanstalten maakt een voertuig te gaan besturen kan een rijverbod worden opgelegd. Voorwaarde hiervoor is dat gebleken moet zijn dat diegene onder een zodanige invloed van alcohol verkeert dat hij onvoldoende in staat is behoorlijk een voertuig te besturen (zie Achtergrond, onder 3.). Dit kan blijken uit het afleggen van een ademtest.
Een rijverbod is een beschikking, als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. Het vertrouwensbeginsel is maatgevend bij het beantwoorden van de vraag of een beschikking kan worden ingetrokken. Op grond van dit beginsel dient een bestuursorgaan gerechtvaardigd gewekte verwachtingen zo veel mogelijk te honoreren. Wanneer een betrokkene duidelijk is of moet zijn dat een beschikking evident onjuist is, of op een enkel punt een evidente onjuistheid bevat, is intrekking van die beschikking mogelijk. In een dergelijk geval kan immers geen sprake zijn van een gerechtvaardigd gewekte verwachting.
De intrekking van een beschikking impliceert het krachteloos verklaren ervan.
4. De Nationale ombudsman ziet geen reden tot kritiek op de beslissing van de politie verzoeker een rijverbod op te leggen, nu zij had vastgesteld dat verzoeker onder zodanige invloed van alcohol verkeerde dat hij onvoldoende in staat was behoorlijk een voertuig te besturen.
Vast staat dat verzoeker de politie zelf op de fout in de beschikking attent heeft gemaakt. Het vertrouwensbeginsel stond derhalve aan het intrekken van de beschikking niet in de weg. De intrekking en de wijziging van het rijverbod hadden daarnaast voor verzoeker geen nadelige gevolgen, nu het precieze tijdstip van de overtreding niet bepalend was voor het moment waarop het rijverbod zou ingaan. Alles overziend is de Nationale ombudsman van oordeel dat verzoekers belangen door de intrekking en wijziging van de beschikking rijverbod niet zijn geschaad. Ook overigens is niet gebleken van een reden voor kritiek op deze gang van zaken. Verzoeker kan dan ook niet worden gevolgd in zijn standpunt dat het optreden van de politie in zoverre niet rechtmatig was.
5. Niet kan worden ingezien welk belang verzoeker had bij het verkrijgen van een kopie van de ingetrokken beschikking, terwijl door het vernietigen ervan verwarring kon worden voorkomen. De Nationale ombudsman ziet dan ook geen reden tot kritiek op de beslissing van de politie verzoeker geen afschrift te verstrekken van de ingetrokken beschikking.
De onderzochte gedraging is behoorlijk.
IV. Ten aanzien van het aanbieden van vervoer
1. Verzoeker klaagt er in de laatste plaats over dat ambtenaren van het regionale politiekorps Gooi en Vechtstreek hebben nagelaten om hem vervoer aan te bieden vanaf het politiebureau terug naar zijn auto.
Niet is gesteld of gebleken dat verzoeker de politie heeft gevraagd om hem terug te brengen. Verzoeker nam na zijn heenzending om 22:45 uur een taxi vanaf het politiebureau, terug naar zijn auto. Blijkens informatie van de politie heeft politieambtenaar A. deze taxi voor verzoeker geregeld; verzoeker mocht zelf de bestemming doorgeven aan de chauffeur.
2. De korpsbeheerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de politie niet de verplichting heeft een aangehouden verdachte terug te brengen naar de plaats waar hij is aangehouden. Wél heeft de politie de verplichting de aangehouden verdachte behulpzaam te zijn bij terugkeer naar deze plaats, aldus de korpsbeheerder.
De korpsbeheerder gaf aan dat de politie verzoeker in dit geval, ook al had zij hiertoe niet een verplichting, terug had kunnen brengen. De betrokken politieambtenaar A. heeft echter besloten dit niet te doen, onder meer omdat verzoeker niet woonachtig was in de onmiddellijke omgeving van de plaats waar zijn auto was achtergelaten. A. had hiermee de bedoeling te voorkomen dat verzoeker vóór het eindigen van het rijverbod toch zou gaan autorijden.
3. Uit informatie van de ANWB is gebleken dat het met de auto ongeveer 15 minuten rijden is van het politiebureau te Hu., naar de locatie waar verzoekers auto zich bevond.
Indien de politie ervoor had gekozen verzoeker na de heenzending terug te brengen naar zijn auto, dan had hij bijgevolg om ongeveer 23:00 uur - een kwartier vóór het eindigen van het rijverbod - ter plaatse kunnen zijn.
4. De politie is niet verplicht een persoon die terecht is aangehouden na de voorgeleiding vervoer aan te bieden terug naar de plaats van aanhouding, tenzij zich bijzondere omstandigheden voordoen. Meer in het bijzonder behoeft de politie aan een aangehouden persoon geen vervoer aan te bieden wanneer - zoals in dit geval - objectief is vastgesteld dat deze een voertuig heeft bestuurd onder invloed van alcoholische drank, de betrokkene bijgevolg een rijverbod is opgelegd en deze te kennen heeft gegeven teruggebracht te willen worden naar zijn auto.
De Nationale ombudsman ziet dan ook geen reden tot kritiek op de beslissing van de politie verzoeker na zijn invrijheidsstelling niet terug te brengen naar zijn auto. Niet is gebleken van een bijzondere omstandigheid op grond waarvan in dit geval van de politie een andere handelwijze had mogen worden verwacht.
De onderzochte gedraging is behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Gooi en Vechtstreek, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Gooi en Vechtstreek (de burgemeester van Hilversum), is niet gegrond, behalve ten aanzien van het overschrijden van de maximumsnelheid; op dit punt onthoudt de Nationale ombudsman zich van een oordeel.
Met instemming heeft de Nationale ombudsman ervan kennis genomen dat de korpsbeheerder erop zal toezien dat bij herhaling van een klacht over een snelheidsovertreding als in dit geval, passende maatregelen zullen worden genomen.
Onderzoek
Op 1 mei 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te H., met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Gooi en Vechtstreek.
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Gooi en Vechtstreek (de burgemeester van Hilversum), werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
Daarnaast werd de betrokken politieambtenaren de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven.
In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te Amsterdam over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. De genoemde hoofdofficier maakte van deze gelegenheid geen gebruik.
Tijdens het onderzoek kregen verzoeker en de korpsbeheerder de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
De korpsbeheerder en betrokken ambtenaar A. berichtten dat het verslag hun geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen.
De reactie van betrokken ambtenaar E. gaf aanleiding het verslag op een enkel punt te wijzigen.
Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Politieambtenaar E. van het regionale politiekorps Gooi en Vechtstreek verzocht verzoeker, rijdend in zijn auto te N., op 7 maart 2002 zijn voertuig tot stilstand te brengen in verband met een alcoholcontrole. Verzoeker voldeed aan dit verzoek en onderging vervolgens een blaastest. Op basis van de uitslag van deze test hield politieambtenaar E. verzoeker aan, op verdenking van het rijden onder invloed van alcoholhoudende drank (artikel 8, lid 2a van de Wegenverkeerswet; zie Achtergrond, onder 1.).
2. E. bracht verzoeker in een politieauto over naar het politiebureau te Hu., voor verder onderzoek en ter voorgeleiding voor een hulpofficier van justitie. De auto van verzoeker werd achtergelaten op de plaats van de alcoholcontrole.
Tijdens de rit sprak verzoeker politieambtenaar E. erop aan dat hij de ter plaatse geldende maximumsnelheid overschreed: in plaats van de toegestane 50 kilometer per uur, reed hij volgens verzoeker met een snelheid van 60 kilometer per uur, of meer.
3. Op het politiebureau werd verzoeker voorgeleid aan de fungerend hulpofficier van justitie A. De politieambtenaren namen opnieuw van verzoeker een blaastest af. Op grond van de uitkomst hiervan (225 ugl) werd verzoeker een rijverbod opgelegd voor de duur van één uur. De politie maakte geen proces-verbaal op.
4. De politieambtenaren reikten verzoeker een beschikking rijverbod uit, als bedoeld in artikel 162 Wegenverkeerswet 1994 (WVW, zie Achtergrond, onder 3.). Verzoeker maakte hen erop attent dat het tijdstip van de overtreding genoemd in de beschikking niet juist was. In de beschikking stond als tijdstip van overtreding vermeld: 21:59 uur. De politieambtenaren trokken de beschikking hierop in, en overhandigden verzoeker een nieuwe beschikking, waarin het tijdstip van de overtreding was gewijzigd in 21:39 uur. Het rijverbod betrof de periode van 22:15 uur tot 23:15 uur, in de avond van 7 maart 2002.
De oorspronkelijke beschikking rijverbod werd vernietigd.
5. Na het uitreiken van de beschikking rijverbod werd verzoeker om 22:45 uur heengezonden. Hij nam een taxi vanaf het politiebureau terug naar zijn auto. Deze taxirit kostte naar zijn zeggen € 20,-.
In een mutatie uit het dag- en nachtrapport van het regionale politiekorps Gooi en Vechtstreek is te lezen dat politieambtenaar A. deze taxi voor verzoeker had geregeld.
B. interne klachtprocedure
1. Verzoeker diende bij brief van 8 november 2002 bij het regionale politiekorps Gooi en Vechtstreek een klacht in over het optreden van de politie jegens hem op 7 maart 2002. In deze brief staat onder meer het volgende vermeld:
"Overwegende dat:
1. De agent, E., die mij vanuit N. (…) naar het politiebureau in N. (kennelijk is bedoeld Hu.; N.o.) bracht reed gedurende lange tijd 60 of meer waar ter plaatse (…) de maximumsnelheid 50 is. Ik heb hem daar bij herhaling op gewezen, alsook op de snelheidscamera's die daar staan opgesteld. Desondanks bleef hij te hard rijden, waardoor ik mij een groot deel van de rit onveilig heb gevoeld.
2. Naar aanleiding van de 2e keer blazen is een beschikking opgesteld, wederom door de heer E., waarop het tijdstip van de beschikking foutief op 21.59 uur was vermeld. Toen ik daar een opmerking over maakte werd de beschikking, die mij inmiddels was uitgereikt onder de mededeling: “Dit exemplaar is voor u”, van mij afgepakt. Ik heb de beschikking ondanks mijn herhaald verzoek niet meer teruggekregen. Wel een nieuwe beschikking waarop het tijdstip is aangepast naar 21.39 uur. Dit lijkt mij procedureel niet juist. Op z'n minst is hier sprake van een vormfout. Deze gang van zaken werd door de hulp officier van justitie, de heer A., uitgevoerd."
2. De beheerder van het regionale politiekorps Gooi en Vechtstreek deelde in reactie op de klacht bij brief van 20 maart 2002 onder meer het volgende mee:
"U werd op 7 maart 2002 op de (…)-weg te N. staande gehouden als bestuurder van een motorvoertuig. U werd hierna verzocht medewerking te verlenen aan een blaastest. Deze blaastest wees uit dat u dusdanig veel alcoholhoudende drank had genuttigd dat het gerechtvaardigd was u aan te merken als verdacht van overtreding van artikel 8, lid 2a van de Wegenverkeerswet (zie Achtergrond, onder 1.; N.o.). Op grond hiervan werd u aangehouden en voor verder onderzoek overgebracht naar het politiebureau te Hu. Aan het politiebureau te Hu. werd u wederom verzocht medewerking te verlenen aan een ademtest. Nu om definitief uw alcoholgebruik vast te stellen. Deze ademtest werd uitgevoerd op een geijkt ademanalyseapparaat. De uitslag van deze ademtest bedroeg 225 ugl. Conform de wettelijke bepalingen werd aan u meegedeeld dat, naar aanleiding van deze uitslag op grond van aan de politie gegeven richtlijnen, tegen u geen proces-verbaal terzake overtreding van eerder genoemd artikel zou worden opgemaakt maar dat wel aan u een rijverbod gedurende 1 uur zou worden opgelegd.
Nadat u een “Beschikking Rijverbod” was uitgereikt ontdekte u dat het tijdstip van overtreding niet juist was vermeld. U maakte terecht de aanwezige hulpofficier van justitie hier attent op. Door genoemde hulpofficier werd vervolgens de beschikking van u ingenomen en werd er een nieuwe aangemaakt waarop het juiste tijdstip stond vermeld. Dit werd door eerder genoemde hulpofficier aan u uitgereikt.
U vraagt nu vernietiging van genoemde beschikking op grond van een vormfout.
Het tijdstip van overtreding is niet van invloed op het tijdstip waarop het rijverbod dient in te gaan. Dit tijdstip is afhankelijk van het laatste tijdstip waarop medewerking werd verleend aan de ademanalyse (blaastest). In onderhavig geval is er dus geen sprake van een vormfout. Wel van een slordige administratieve fout. Deze gemaakte 'fout' is weliswaar naar aanleiding van uw opmerking hersteld maar is niet van invloed op de geldigheid daarvan.
Op grond van het vorenstaande ben ik van mening dat de 'Beschikking Rijverbod' op een juiste wijze aan u is uitgereikt en zal ik niet bewerkstelligen dat deze wordt vernietigd en/of zal worden doorgehaald in het register.
(…)
Geconstateerd is dat u als bestuurder optrad van een motorvoertuig terwijl u alcoholhoudende drank had genuttigd. Conform de aan de politie gegeven bevoegdheden werd u hierna naar een plaats van onderzoek gebracht teneinde u te onderwerpen aan een ademanalyse. Op deze plaats van onderzoek werd geconstateerd dat u dusdanig veel alcoholhoudende drank had genuttigd dat u daarna, conform de wettelijke bepalingen, daarvoor een rijverbod van 1 uur mocht worden opgelegd.
De politie heeft niet de verplichting een aangehouden verdachte direct terug te brengen naar de plaats waar hij werd aangehouden. Wel heeft de politie de verplichting de aangehouden verdachte behulpzaam te zijn bij terugkeer naar deze plaats. Ook al heeft de politie deze verplichting niet, men had u op uw verzoek terug kunnen brengen.
Dit is, zo is mij gebleken, om een aantal redenen niet gebeurd. U bent niet woonachtig in de regio Gooi en Vechtstreek en derhalve niet in de onmiddellijke omgeving waar uw auto werd achtergelaten. Het restant van de tijd die over zou zijn gebleven van het uur rijverbod dat aan u was opgelegd zou reeds aanmerkelijk zijn teruggelopen. Dit heeft de dienstdoende hulpofficier van justitie doen besluiten niet in te gaan op uw verzoek teneinde te voorkomen dat u voor het einde van het u opgelegde rijverbod toch zou gaan rijden. Bovendien is de genoemde hulpofficier van justitie niet op uw verzoek ingegaan omdat u hem bedreigde met het indienen van een klacht als er aan door u gedane verzoeken niet werd voldaan.
(…)
Na het uitreiken van de juiste beschikking (werd de oorspronkelijke beschikking; N.o.) (…) vernietigd. Wel is van het foutief vermelde exemplaar een elektronisch exemplaar aanwezig in de computer van de politie.
(…)
Van de genoemde snelheidsovertreding door de betrokken politieambtenaar werd door u mede melding gedaan bij eerder genoemde (op dat moment leidinggevende van de betrokken politieambtenaar) hulpofficier van justitie. Genoemde leidinggevende heeft één en ander (disciplinair) met de betreffende politieambtenaar besproken en hem erop gewezen dat hij zich, ook tijdens de overbrenging van arrestanten, dient te houden aan de gestelde maximumsnelheid.
Alhoewel het niet juist geweest is dat de betreffende politieambtenaar mogelijk te hard heeft gereden ben ik van mening dat met eerder genoemd disciplinair onderhoud voldoende aandacht is besteed aan deze overtreding en zal er dezerzijds op worden toegezien dat bij herhaling passende maatregelen worden genomen.
Voor wat betreft het achteraf wijzigen van de eerder genoemde beschikking en het 'onrechtmatig toe-eigenen' van de reeds afgegeven beschikking ben ik van mening dat de betreffende politieambtenaar hiermee niet onrechtmatig heeft gehandeld. Zoals hiervoor reeds gemeld, heeft het wijzigen van het tijdstip van overtreding geen invloed op het tijdstip van ingaan van het eigenlijke rijverbod. De wijziging had zelfs ook veel later aangebracht kunnen worden als een definitief proces-verbaal zou worden opgemaakt.
(…)
Tot slot wil ik nog het volgende opmerken.
Op grond van de Politiewet 1993 heeft een burger recht om een klacht in te dienen tegen het optreden van de politie. Ingevolge dit recht is in de regio Gooi en Vechtstreek een klachtenregeling van kracht (…) op grond waarvan klachten worden behandeld. Ook uw klacht had ingevolge deze regeling kunnen worden behandeld. Echter op grond van artikel 15 van de genoemde regeling heb ik gemeend hiervan te moeten afzien.
De klachtenregeling is er op gericht om de relatie tussen de burger en de politie, daar waar mogelijk te verbeteren. Dit betekent niet dat een klacht gebruikt kan/mag worden om de politie te dwingen handelingen te verrichten, die zij aanvankelijk niet van plan was te doen. Ik ben het dan ook eens met het handelen van de betreffende politieambtenaren om niet in te gaan op uw dwingende en dreigende overkomende opmerkingen (als u dit of dat niet doet dan dien ik een klacht in)."
c. Standpunt verzoeker
Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder Klacht, en komt naar voren in zijn klachtbrief van 8 november 2002, opgenomen onder B.1.
d. Standpunt korpsbeheerder
De beheerder van het regionale politiekorps Gooi en Vechtstreek liet in reactie op de klacht weten geen reden te zien zijn eerder in de interne klachtprocedure ingenomen standpunt inzake deze klacht te herzien (zie hiervoor, onder B.2.).
e. standpunt betrokken ambtenaar E.
De betrokken politieambtenaar E. van het regionale politiekorps Gooi en Vechtstreek liet op 12 juli 2002 telefonisch onder meer weten dat er abusievelijk een foutief tijdstip was vermeld op de beschikking rijverbod. Deze fout werd meteen hersteld. Aan verzoeker werd het juiste exemplaar overhandigd. Het oude exemplaar was volgens E. niet voor hem van belang, want het was niet correct. Om die reden werd de oude beschikking niet aan verzoeker afgegeven.
Verder deelde E. mee dat de politie niet verplicht is een aangehouden verdachte terug te brengen naar de plaats van aanhouding of een andere locatie. Politieambtenaar A. heeft, na overleg met verzoeker, een taxi voor verzoeker gebeld. Verzoeker nam, op eigen kosten, de taxi; hij mocht zelf de bestemming aangeven aan de chauffeur. De politie is dus behulpzaam geweest bij het regelen van vervoer voor verzoeker, aldus E.
f. standpunt betrokken ambtenaar A.
De betrokken politieambtenaar A. van het regionale politiekorps Gooi en Vechtstreek liet in reactie op de klacht bij brief van 25 juni 2002 onder meer het volgende weten:
"Als betrokken hulpofficier van justitie ben ik van mening dat de klacht van de heer B. (verzoeker; N.o.) afdoende en conform de gebeurtenissen die avond is beantwoord. Als enige aanvulling op die beantwoording kan ik u meedelen dat de heer B. die avond mij aangaf tijdelijk te verblijven in de gemeente Ba., welke op korte afstand is gelegen van de gemeente Hu. Deze mededeling heb ik eveneens betrokken bij het nemen van mijn beslissing om de heer B. niet naar zijn auto te doen terugbrengen."
g. Reactie verzoeker
Verzoeker deelde in reactie op het standpunt van de korpsbeheerder onder meer het volgende mee:
"Ik ben van mening dat mijn klachten onbeantwoord zijn gebleven en dat binnen het korps Gooi/Vechtstreek men elkaar de hand boven het hoofd houdt. Verder ben ik nog steeds van mening dat de originele beschikking mij onrechtmatig is ontnomen en de nieuwe niet rechtsgeldig is. Mijn argumentatie is als volgt:
De agent reed te hard. Ik heb hem daar bij herhaling op gewezen. Hij heeft geen moment snelheid geminderd. Gewone burgers krijgen hiervoor een bekeuring, maar dit voorval is afgedaan met een 'disciplinair' gesprek, wat dat ook zijn moge. (…)
Ik heb niemand gechanteerd. Dit woordgebruik alleen al is schandalig in het kader van onderhavige zaak. (…)
Het rijverbod heb ik nog steeds niet terug. Ik kreeg het van de HovJ overhandigd met de mededeling 'die is voor u'. Toen ik opmerkte dat er een onjuistheid op stond griste hij hem uit mijn hand. Ik vroeg de beschikking terug maar kreeg die niet. Dit is gewoon niet rechtmatig.
Het niet terugbrengen naar mijn auto is pesterij.
De gehele zaak heeft mijn vertrouwen in de gang van zaken bij de politie volledig geschaad!"
H. informatie anwb
Uit informatie van de ANWB is gebleken dat de snelste route van het politiebureau te Hu., naar de locatie van de aanhouding te N. 12.3 kilometer bedraagt, welke afstand volgens de ANWB in ongeveer 15 minuten kan worden afgelegd.
Achtergrond
Wegenverkeerswet 1994 (WVW):
1. Artikel 8:
"1. Het is een ieder verboden een voertuig te besturen of als bestuurder te doen besturen, terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht.
2. Het is een ieder verboden een voertuig te besturen of als bestuurder te doen besturen na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat:
a. het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan tweehonderdtwintig microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, dan wel
b. het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan een halve milligram alcohol per milliliter bloed."
2. Artikel 160, vijfde lid:
"Op de eerste vordering van een van de in artikel 159, onderdeel a, bedoelde personen (opsporingsambtenaren; N.o.) zijn de bestuurder van een voertuig en degene die aanstalten maakt een voertuig te gaan besturen, verplicht hun medewerking te verlenen aan een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht en daartoe volgens door die persoon te geven aanwijzingen ademlucht te blazen in een door die persoon aangewezen apparaat."
3. Artikel 162:
"1. Een van de in artikel 159, onderdeel a, bedoelde personen kan de bestuurder van een voertuig van wie, uit het in artikel 160, vijfde lid, bedoelde onderzoek of op andere wijze, naar het oordeel van die persoon gebleken is dat hij onder zodanige invloed van het gebruik van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid, verkeert, dat hij onvoldoende in staat is een voertuig behoorlijk te besturen, een rijverbod opleggen voor de tijd gedurende welke redelijkerwijs verwacht mag worden dat deze toestand zal voortduren tot ten hoogste vierentwintig uren. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op degene die aanstalten maakt een voertuig te gaan besturen.
2. De opsporingsambtenaar die een rijverbod oplegt, legt dit vast in een beschikking die het tijdstip van ingang en de duur van het verbod bevat.
3. Het is degene aan wie een rijverbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd, verboden een voertuig te besturen of als bestuurder te doen besturen gedurende de tijd waarvoor dat rijverbod geldt."