Verzoeker is het niet eens met de afwijzende beslissing van de directeur Belastingen van de Belastingdienst op zijn beroep tegen de weigering van de ontvanger van de Belastingdienst om kwijtschelding van zijn belastingschuld te verlenen. Volgens verzoeker gaat de directeur ten onrechte er van uit dat het aan hem kan worden toegerekend dat de aanslagen niet kunnen worden betaald. Voor zover verzoeker in het kader van de invordering de juistheid van de opgelegde aanslagen aan de orde stelt, kon de directeur daaraan naar het oordeel van de Nationale ombudsman voorbij gaan. De conclusie van de Nationale ombudsman is dat de directeur in redelijkheid kon beslissen om het beroep af te wijzen op de grond dat aan verzoeker valt toe te rekenen dat de aanslagen niet kunnen worden betaald. Waar verzoeker opmerkt op dit moment de aanslagen niet te kunnen betalen en daaraan koppelt zijn (financiële) toekomst geldt dat dit eventueel relevant kan worden bij daadwerkelijke invordering, bijvoorbeeld door mogelijke toepassing van de beslagvrije voet.
2018/042 Belastingdienst verleent terecht geen kwijtschelding van opgelegde belastingaanslagen
2018/042
Instantie: Directeur Belastingen (Belastingdienst)
Klacht:
uitspraak van de directeur Belastingen van de Belastingdienst op het beroep van verzoeker tegen de beslissing van de ontvanger van de Belastingdienst op zijn verzoek om kwijtschelding van zijn belastingschuld.
Oordeel:
Niet gegrond