2016/111 CBR heeft terecht verzoek om schadevergoeding afgewezen

Rapport

Verzoeker legt in 2014 tweemaal een praktijkexamen af bij eenzelfde rijexaminator. Hij zakt beide keren. Hij twijfelt over de juistheid van de beoordeling door de examinator. Als later blijkt dat de examinator verdacht wordt van fraude bij de beoordeling van praktijkexamens, dient verzoeker een klacht in bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Hij vraagt om een schadevergoeding. Het CBR wijst dat af omdat uit onderzoek niet is gebleken dat de betrokken examinator kandidaten met opzet heeft laten zakken. Ook heeft het CBR niet kunnen vaststellen dat de beoordeling van verzoekers examen onjuist is geweest.

Verzoeker klaagt er bij de Nationale ombudsman over dat een rijexaminator van het CBR, waarvan later is gebleken dat hij fraudeerde, hem twee keer ten onrechte heeft laten zakken voor zijn praktijkexamen en dat het CBR de daaruit voortvloeiende schade niet compenseert.

De examinator heeft tijdens het strafrechtelijk onderzoek bekend dat hij in samenwerking met een aantal verdachte rijscholen kandidaten ten onrechte heeft laten slagen en is daarvoor door de rechter veroordeeld. Het enkele feit dat hij heeft gefraudeerd, is op zich echter niet voldoende om van het CBR te verlangen dat het alle kandidaten compenseert die in de fraudeperiode bij de examinator examen hebben afgelegd. Voor de beoordeling van een verzoek om compensatie is onder meer van belang te weten hoe waarschijnlijk het is dat de rijexaminator geschikte kandidaten met opzet heeft laten zakken. Het CBR is op verzoek van de ombudsman nagegaan in hoeverre het waarschijnlijk is dat de examinator geschikte kandidaten met opzet heeft laten zakken. Daarbij is ook inzicht gegeven in de verschillende slagingspercentages van de rijexaminator in de fraudeperiode, zowel bij de verdachte als bij de niet-verdachte rijscholen. Gelet op de verstrekte informatie kon het CBR naar het oordeel van de ombudsman in redelijkheid concluderen dat het niet waarschijnlijk is dat de examinator kandidaten van de niet-verdachte rijscholen zoals verzoeker ten onrechte heeft laten zakken.

Klacht niet gegrond. Getoetst aan het redelijkheidsvereiste.

Instantie: Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) te Rijswijk

Klacht:

rijexaminator, waarvan later is gebleken dat hij fraudeerde, heeft verzoeker twee keer ten onrechte laten zakken voor zijn praktijkexamen en  CBR compenseert de daaruit voortvloeiende schade niet.

Oordeel:

Niet gegrond