De Nationale ombudsman roept staatssecretaris Wiebes van Financiën op om geen geld meer in te houden op de lopende toeslagen van gezinnen met lage inkomens en met schulden. Deze gezinnen hebben de huur- en zorgtoeslag en het kindgebonden budget nodig om hun maandelijkse lasten te betalen. Deze zogeheten 'dwangverrekening' leidt er vrijwel altijd toe dat hun inkomen onder het bestaansminimum terecht komt.
Volgens de ombudsman is dwangverrekening van deze toeslagen een te grof invorderingsinstrument en is het ongeschikt om in te zetten bij gezinnen met een laag inkomen. Waarnemend ombudsman Frank van Dooren: "Als je bij deze groep op zo'n manier gaat verrekenen, is het vrijwel zeker dat je hun beslagvrije voet schendt en ze dus in de problemen brengt. Dan moet je daarmee ophouden of voor deze kwetsbare doelgroep zoeken naar een behoedzamer wijze van invordering." In zijn brief doet hij enkele suggesties aan de staatssecretaris.
Achtergrond
Als een toeslag wordt teruggevorderd en de schuldenaar niet reageert op het terugbetalingsverzoek, gaat de Belastingdienst/Toeslagen over tot 'dwangverrekening'. Dan wordt elke maand standaard 1/24 van de toeslagschuld ingehouden op de lopende toeslag(en). Als het inkomen door de dwangverrekening onder de beslagvrije voet terecht komt, is het aan de burger om te ‘piepen'. Pas als hij daartoe een verzoek indient, rekent de Belastingdienst/Toeslagen uit wat zijn betalingscapaciteit is en matigt of staakt vervolgens de dwangverrekening. Veel burgers reageren niet of pas na een aantal maanden. Dan is vaak de financiële schade niet meer te repareren, want de teveel verrekende bedragen worden – op één maand na – niet meer terugbetaald.