De Waarderingskamer houdt toezicht op de manier waarop overheidsinstanties de waarde van onroerende zaken bepalen. Die waardebepaling bepaalt onder andere de WOZ-waarde. De Waarderingskamer heeft vastgesteld dat de waardebepaling bij een gemeenschappelijke regeling kan worden verbeterd en die gemeenschappelijke regeling daarop aangesproken. Uiteindelijk heeft de gemeenschappelijke regeling toch toestemming gekregen om de WOZ-beschikkingen te verzenden.
Verzoekers klagen erover dat de Waarderingskamer onvoldoende handhavend is opgetreden tegen de gebrekkige onderbouwing van de woningwaardering door de gemeenschappelijke regeling.
De Waarderingskamer heeft de gemeenschappelijke regeling aangezet tot verbeteringen. De gemeenschappelijke regeling was het niet met het standpunt van de Waarderingskamer eens. De Waarderingskamer heeft toen te lang gewacht op reacties van de gemeenschappelijke regeling en daardoor zijn de verbeteringen later dan wenselijk gestart. De Waarderingskamer heeft daarom gewaarschuwd dat de WOZ-beschikkingen niet zouden mogen worden verzonden als er geen verbeteringen werden doorgevoerd. Daarna vonden een aantal substantiele verbeteringen plaats. De Waarderingskamer vond dat daarmee de waardevaststellingen goed genoeg waren en dat bij afweging van de belangen de verzending van de WOZ-beschikkingen proportioneel was.
De Nationale ombudsman vindt dat de Waarderingskamer niet voldoende voortvarend is opgetreden, maar vervolgens wel een invulling aan de toezichttaak heeft gegeven waarbij de verschillende belangen rond handhavend optreden voldoende zijn afgewogen en het redelijk was om aandacht te blijven houden voor verdere verbeteringen en tegelijkertijd wel toestemming te geven voor verzending van de WOZ-beschikkingen 2013.