Verzoeker klaagt erover dat de Dienst Wegverkeer (RDW) hem onvoldoende heeft ingelicht over een keuring van een boottrailer waarvan hij niet beschikte over een aankoopfactuur, typekeuring en herkomstadres, waardoor hij kosten heeft moeten maken en vrij heeft moeten nemen van zijn werk terwijl de boottrailer niet kon worden goedgekeurd.
Beoordeling
I. Bevindingen
1. Verzoeker was in het bezit van een aanhangwagen (een boottrailer), die op grond van de vanaf 1 september 2002 geldende regels diende te worden voorzien van een kentekenbewijs. Omdat hij niet beschikte over een registratiebewijs van de aanhangwagen, kon verzoeker geen gebruik maken van de tot 1 september 2003 geldende mogelijkheid om op het postkantoor een kenteken aan te vragen in ruil voor dit registratiebewijs en verzocht hij de RDW telefonisch om informatie. Volgens verzoeker heeft hij daarbij vermeld dat hij niet beschikte over een aankoopfactuur, een typekeuring of een herkomstadres maar dat de trailer wel was voorzien van een chassisnummer (voertuigidentificatienummer (VIN)) en een sticker met het merk van de trailer. Hij stelt dat hem toen is meegedeeld dat de trailer diende te worden gekeurd en dat de kosten hiervoor € 83,25 en € 9,75 bedroegen. Verzoeker stemde hiermee in en er werd een afspraak gemaakt voor een keuring op het keuringsstation van de RDW in Roosendaal voor 19 maart 2003.
2. Toen verzoeker zich op 19 maart 2003 met de aanhangwagen bij het keuringsstation vervoegde, bleek dat hij naast voornoemde kosten, nog € 17 diende te betalen voor het wegen van de aanhangwagen alsmede € 150 voor een totale keuring. Verzoeker betaalde het gehele bedrag en de trailer werd aan een keuring onderworpen. Bij de keuring bleek dat op de aanhangwagen geen constructieplaat c.q. typeplaatje aanwezig was en dat het door verzoeker genoemde VIN betrekking had op een ingeslagen goedkeuringsnummer dat uitsluitend betrekking had op de goedkeuring van de koppeling van de aanhangwagen en dus niet op de identiteit van de gehele aanhangwagen. Het VIN van de aanhangwagen werd niet aangetroffen en het voertuig kon dan ook niet worden geïdentificeerd. Verzoeker zag af van de aanvraag en ontving, na enig aandringen, een bedrag van € 159,75 terug.
3. Bij brief van 21 maart 2003 liet verzoeker de RDW weten van mening te zijn dat hem het gehele bedrag diende te worden gerestitueerd nu de trailer niet kon worden goedgekeurd en hij telefonisch had doorgegeven dat hij alleen beschikte over het chassisnummer en niet over een aankoopfactuur, een typekeuring of een herkomstadres. De Algemeen Directeur van de RDW deelde verzoeker hierop bij brief van 3 april 2003 mee dat zijn brief geen aanleiding vormde tot vergoeding van de door verzoeker gemaakte kosten omdat verzoeker uiteindelijk slechts de kosten in rekening waren gebracht die nodig waren om duidelijk te krijgen of het voertuig in aanmerking kwam voor de “tijdelijke overgangsregeling” en wat daar nog eventueel voor moest worden aangepast.
In reactie op de klacht zond de Algemeen Directeur van de RDW de Nationale ombudsman de uitdraai uit het afspraken en oproepensysteem van de RDW (BIAS). Hierop stond aangegeven dat met verzoeker een afspraak was gemaakt voor een keuring op het keuringsstation Roosendaal op 19 maart 2003, stond het door verzoeker opgegeven VIN en merk vermeldt, en een tarief van € 93 en € 150.
II. Beoordeling
4. Omdat verzoeker in het telefoongesprek met de RDW merk en VIN van de aanhangwagen opgaf, is er door de RDW terecht van uitgegaan dat de aanhangwagen kon worden geïdentificeerd en dat verzoeker in aanmerking kwam voor een uitgebreide keuring in het kader van de “tijdelijke overgangsmaatregel” (zie Achtergrond). Dat tijdens deze keuring bleek dat de identiteit van de aanhangwagen niet kon worden vastgesteld omdat het door verzoeker telefonisch opgegeven VIN uitsluitend betrekking had op de goedkeuring van de koppeling van de aanhangwagen en dus niet op de gehele aanhangwagen en het VIN van de aanhangwagen niet werd aangetroffen, kan de RDW niet worden verweten. Als verzoeker tóch een kentekenbewijs op de aanhangwagen wenste, had de RDW de aanhangwagen een VIN kunnen toekennen en inslaan. In dat geval had de aanhangwagen toch nog moeten worden onderworpen aan een ontwerpbeoordeling en een fysieke keuring (zie Achtergrond). Verzoeker zag echter van de aanvraag af. Gelet op vorenstaande kan niet worden gesteld dat het feit dat verzoeker kosten heeft moeten maken en vrij heeft moeten nemen van zijn werk, terwijl zijn boottrailer niet kon worden goedgekeurd, is te wijten aan de onvolledige informatieverstrekking van de RDW.
In dit opzicht is de onderzochte gedraging behoorlijk.
5. Wat betreft het door verzoeker te betalen bedrag, geldt het volgende. Verzoeker heeft op het keuringsstation een bedrag van € 150, een bedrag van € 93 en een bedrag van € 17 voor het wegen van de aanhangwagen, moeten betalen. Het bedrag van € 150 is het tarief dat in rekening wordt gebracht voor een ontwerpbeoordeling. Het bedrag van € 93 bestaat uit drie componenten, namelijk het tarief van € 50 voor een fysieke keuring en het tarief van € 33,25 voor deel I van het kentekenbewijs én het tarief van € 9,75 voor deel II van het kentekenbewijs. De kosten voor een keuring in het kader van de “tijdelijke overgangsmaatregel”, wijken hier niet van af. In totaal diende dus voor het in bezit krijgen van een kentekenbewijs op de aanhangwagen, een bedrag van € 260 te worden betaald (zie Achtergrond). Verzoeker heeft op het keuringsstation een bedrag van € 159,75 terug ontvangen en zijn verzoek om teruggave van het gehele door hem betaalde bedrag is door de Algemeen Directeur afgewezen. In aanmerking genomen dat verzoeker wél de weegkosten, maar niet de kosten voor deel I en deel II in rekening mochten worden gebracht, en dat voor het vaststellen van het feit dat de aanhangwagen niet kon worden geïdentificeerd werkzaamheden zijn verricht, is redelijk dat verzoeker kosten in rekening zijn gebracht en dat zijn verzoek om teruggave van het gehele door hem betaalde bedrag is afgewezen.
Ook in dit opzicht is de onderzochte gedraging behoorlijk.
6. Ten overvloede wordt nog het volgende opgemerkt. De brief die de RDW verzoeker op 3 april 2003 zond, maakt onvoldoende duidelijk wat zich in het onderhavige geval precies had voorgedaan en waarom het verzoek om teruggave niet werd gehonoreerd. Aannemelijk is dat de RDW zich er onvoldoende rekenschap van heeft gegeven dat hier sprake is van een specialistische materie die goede uitleg vereist.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van de Dienst Wegverkeer, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer, is niet gegrond.
Onderzoek
Op 15 juni 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer L. te Standdaarbuiten, met een klacht over een gedraging van de Dienst Wegverkeer.
Naar deze gedraging werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd de Dienst Wegverkeer verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Hij maakte van die gelegenheid geen gebruik.
Tevens werd de Dienst Wegverkeer een aantal specifieke vragen gesteld.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
Zij gaven binnen de gestelde termijn geen reactie.
Informatieoverzicht
1. Brief van verzoeker aan de RDW d.d. 21 maart 2003;
2. Brief van de RDW aan verzoeker d.d. 3 april 2003;
3. Verzoekschrift aan de Nationale ombudsman d.d. 15 juni 2003;
4. Brieven van de RDW aan de Nationale ombudsman d.d. 6 oktober 2003, 24 februari 2004 en 8 september 2004;
5. Uitdraai uit het afspraken en oproepensysteem van de RDW (BIAS) van de keuringsafspraak met verzoeker.
Bevindingen
Zie onder Beoordeling.
Achtergrond
Sinds 1 september 2002 moet op een aanhangwagen zwaarder dan 750 kg een kentekenbewijs worden afgegeven en dient een kentekenplaat te worden gevoerd. Tot die datum had een aanhangwagen nog een registratiebewijs met technische gegevens. Met deze nieuwe regelgeving sluit Nederland aan bij de internationale regelgeving.
Ingevolge de Vaststellingsregeling uitvoeringsvoorschriften van de afzonderlijke kentekenregistratie van aanhangwagens alsmede wijziging van diverse regelingen betreffende de kentekenregistratie (Regeling van de minister van Verkeer en Waterstaat van 16 augustus 2002, regelingnummer HDJZ/AWW/2002-2114, Stcrt. 159), gold voor sommige aanhangwagens een vereenvoudigde regeling. Tot 1 september 2003 konden eigenaren van aanhangwagens die al op de weg waren, zelf op het postkantoor een kentekenbewijs aanvragen in ruil voor het registratiebewijs van de aanhangwagen. Indien voor de betrokken aanhangwagen geen registratiebewijs was afgegeven, diende het kentekenbewijs te worden aangevraagd bij de Dienst Wegverkeer. Ingevolge artikel III van het Wijzigingsbesluit Kentekenreglement, enz. in verband met inwerkingtreding van de Wegenverkeerswet 1994 inzake de afzonderlijke registratie van aanhangwagens alsmede vaststelling van daarmee verband houdende overgangsvoorschriften (Koninklijk Besluit van 23 juli 2002, Stb. 412), kan de Dienst Wegverkeer de beslissing op een dergelijke aanvraag aanhouden en verlangen dat de aanvrager de aanhangwagen aan een onderzoek onderwerpt.
Dit onderzoek bestaat uit een (administratieve) ontwerpbeoordeling op basis van overgelegde technische gegevens zoals remschema's en sterkte berekeningen van de fabrikant waarbij dus in feite het ontwerp van de desbetreffende aanhangwagen wordt beoordeeld en, indien deze ontwerpbeoordeling akkoord is bevonden, een fysieke keuring op een keuringsstation waarbij gecontroleerd wordt of de specificaties van de aanhangwagen overeenkomen met de bevindingen van de ontwerpbeoordeling.
Omdat de voor de ontwerpbeoordeling vereiste gegevens veelal alleen kunnen worden aangeleverd door de fabrikant van de aanhangwagen en in de praktijk bleek dat nogal wat fabrikanten van aanhangwagens niet meer bestonden, heeft de RDW voor deze groep aanhangwagens een speciale regeling in het leven geroepen, de zogenaamde “tijdelijke overgangsregeling”. Met deze regeling heeft de RDW er in willen voorzien dat technisch goede aanhangwagens, die al sinds 1 januari 1998 op de weg waren, ondanks het ontbreken van een registratiebewijs en de vereiste gegevens voor de ontwerpbeoordeling, tóch van een kenteken konden worden voorzien. De regeling hield in dat deze aanhangwagens niet behoefden te worden onderworpen aan een ontwerpbeoordeling, maar direct door een keuringsstation van de RDW konden worden gekeurd. Deze keuring was echter uitgebreider dan de gewone technische keuring en de kosten hiervan waren gelijk aan de aan die van de individuele toelating.
Volgens de werkinstructie van deze uitgebreide keuring (AR-04: Behandeling kentekenaanvraag Conversie-aanhangwagen), diende allereerst te worden gecontroleerd of de aanvrager van het kentekenbewijs ook werkelijk een kentekenbewijs nodig had. Op aanhangwagens zonder reminrichting en aanhangwagens die niet meer dan 750 kg wordt namelijk geen kentekenbewijs afgegeven. Vervolgens diende te worden gecontroleerd of de aanhangwagen een voertuigidentificatienummer (VIN) had, of het merk bekend was en of het bouwjaar van vóór 1998 was. Indien de identiteit van de aanhangwagen niet kon worden aangetoond, kon de RDW een VIN vaststellen en inslaan, maar in dat geval moest de aanhangwagen, alvorens hierop een kentekenbewijs kon worden afgegeven, toch nog worden onderworpen aan een ontwerpbeoordeling en een fysieke keuring, zoals hiervoor genoemd.
Ingevolge het Besluit Tarieven Dienst Wegverkeer 2003 (Besluit van de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer van 23 december 2002, nr. VIZ 2002/7900, Stcrt. 2002, nr. 249) was de aanvrager van de eerste afgifte van een kentekenbewijs voor een lichte aanhangwagen ter vergoeding van de kosten van de behandeling van de aanvraag een bedrag van € 33,25 verschuldigd voor deel I van het kentekenbewijs en een bedrag van € 9,75 voor deel II. Ingevolge Bijlage II van dit besluit was het tarief voor de administratieve ontwerpbeoordeling € 150, voor de technische keuring € 50 en voor het wegen € 17.