In de zaak die leidde tot rapport 2005/* speelde het volgende. Verzoekers hebben naast een tuinderij ook een winkel aan huis waarin zij onder meer vlees en zelfgemaakte kaas verkopen. In oktober 2004 bezocht een inspecteur van de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) hun winkel en voerde een inspectie uit. Vervolgens ontvingen verzoekers een schriftelijke waarschuwing. De VWA waarschuwde hen onder meer onmiddellijk te stoppen met de productie van kaas in hun kaasmakerij omdat deze kaasmakerij onvoldoende was afgescheiden van de privé-keuken. De inspecteur baseerde zijn bevindingen op de verklaringen van verzoekster.
Verzoekers klagen erover dat de inspecteur niet is ingegaan op hun uitdrukkelijke uitnodiging om de kaasmakerij te bekijken.
De Nationale ombudsman overwoog dat van een inspecterend bestuursorgaan mag worden verlangd dat het waarschuwingen baseert op eigen waarnemingen.
Omdat de inspecteur de waarschuwing alleen baseerde op zijn waarneming uit tweede hand, te weten de verklaringen van verzoekster, oordeelde de Nationale ombudsman dat de inspecteur tekort was geschoten vanuit het oogpunt van het vereiste van actieve en adequate informatieverwerving. De Nationale ombudsman achtte de klacht in zoverre “gegrond”.
Overige klachtonderdelen:
- niet ingaan op vragen van verzoekers;
- bevestigend antwoorden op de vraag of de inspecteur het goed vond dat een bedrijf als dat van verzoekers zou verdwijnen.