2005/314

Rapport

Volgens verzoeker was hij medio augustus 2002 voor de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) gaan werken. Verzoeker leverde bepaalde informatie van een organisatie aan de AIVD tegen vergoeding. In februari 2004 beëindigde verzoeker de samenwerking met de AIVD omdat hij had vernomen dat de betreffende organisatie op de hoogte was van het feit dat hij bepaalde diensten aan de AIVD leverde. Volgens verzoeker was hij door deze organisatie bedreigd en vreesde hij voor zijn leven en voor het leven van zijn echtgenote.

Verzoeker klaagde erover dat de AIVD geen enkele actie wilde ondernemen om hem bescherming te bieden tegen aanslagen door zijn organisatie.

In het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman ging de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in op de vraag of de AIVD zich terecht op het standpunt kon stellen dat er van de zijde van de bewuste organisatie geen reële dreiging ten aanzien van verzoeker was te duchten en dat verzoeker om die reden geen bescherming nodig had. Met betrekking tot de verstrekte informatie deed de minister een beroep op geheimhouding.

De Nationale ombudsman overwoog dat op basis van de aan hem verstrekte - en door de substituut-ombudsman bij de AIVD geverifieerde - informatie moet worden geoordeeld dat niet was gebleken van feiten en of omstandigheden op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat de AIVD zich in redelijkheid niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat verzoeker geen bescherming nodig had in verband met aanslagen door deze organisatie. Hij achtte de onderzochte gedraging behoorlijk.

Overige klachtonderdelen:

- inmenging in verzoekers persoonlijke leven

- afhandelingsduur klacht

Instantie: Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst

Klacht:

Geen enkele actie willen ondernemen om verzoeker te beschermen tegen aanslagen door organisatie A; zich in verzoekers persoonlijke leven gemengd waardoor hij wordt belemmerd bij het vinden van een nieuwe baan, woning, etc..

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Klacht:

Op 12 juli 2004 ingediende klacht over bovenstaande pas op 1 december 2004 afgehandeld.

Oordeel:

Gegrond