Verzoeker vroeg het Ministerie van Verkeer en Waterstaat een tegemoetkoming in de kosten die hij had gemaakt voor de deelname aan de vergaderingen van Werkgroep 2 van CEN/TC 296, de commissie van de Europese normalisatieorganisatie die was ingesteld met als doel de normalisatie van het ontwerp en de constructie van tanks voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het ministerie wees dit verzoek af.
Verzoeker klaagde bij de Nationale ombudsman over de afwijzing van het verzoek om een tegemoetkoming door het ministerie.
Volgens de minister was niet gebleken dat het ministerie verzoeker de toezegging had gedaan dat kosten voor deelname aan Werkgroep 2 van CEN/TC 296 door het ministerie zouden worden vergoed. Verder waren er ook geen schriftelijke afspraken over een onkostenvergoeding vastgelegd. De minister wees daarom het verzoek om tegemoetkoming af. Verzoeker bevestigde dat het ministerie nooit de toezegging had gedaan dat kosten voor deelname aan de werkgroep door het ministerie zouden worden vergoed. Volgens verzoeker had hij desalniettemin recht op een vergoeding omdat hij door ambtenaren van het ministerie was aangezocht deel te nemen aan de vergaderingen, hij aan deze vergaderingen heeft deelgenomen namens het ministerie én het ministerie daar een groot belang bij had.
De Nationale ombudsman overwoog dat het voldoende aannemelijk was dat verzoeker was aangezocht door ambtenaren van het ministerie om deel te nemen aan de vergaderingen van de Werkgroep 2 van CEN/TC 296. Dit betekende echter nog niet dat verzoeker namens het ministerie deelnam aan de vergaderingen van de werkgroep. Voorts waren bewijsstukken waaruit bleek dat verzoeker met het ministerie was overeengekomen om namens het ministerie deel te nemen, niet door verzoeker overgelegd. Nu niet was gebleken dat verzoeker namens het ministerie had deelgenomen aan de vergaderingen van de werkgroep én er geen sprake was van een toezegging omtrent kostenvergoeding door het ministerie, dan wel van een duidelijke afspraak hierover tussen verzoeker en het ministerie, was de Nationale ombudsman van oordeel dat de minister op goede gronden de gehoudenheid tot het betalen van een financiële tegemoetkoming had betwist. De afwijzing van het verzoek om tegemoetkoming in de gemaakte kosten in verband met de deelname aan de vergaderingen van de werkgroep was dan ook niet in strijd met het redelijkheidsvereiste.
De onderzochte gedraging was behoorlijk.