Bij rechterlijke beslissing werd bepaald dat de ex-echtgenoot van verzoekster alimentatie ten behoeve van hun drie kinderen moest betalen. Het LBIO nam de inning van die kinderalimentatie op enig moment over en gaf aan de deurwaarder opdracht beslag te leggen op de bankrekening van de ex-echtgenoot. Verzoekster diende bij brief van 12 januari 2004 een klacht in bij het LBIO omdat zij van mening was dat het LBIO met de inning van die alimentatie niet voortvarend te werk ging. Het LBIO achtte de klacht bij beslissing van 19 februari 2004 gegrond.
Verzoekster klaagde erover dat het LBIO na de beslissing van 19 februari 2004 op haar klacht onvoldoende actie heeft ondernomen om de alimentatie bij haar ex-echtgenoot te innen.
De Nationale ombudsman overwoog het volgende. Het LBIO deelde verzoekster bij zijn klachtafhandeling van 19 februari 2004 mee dat het beleid van het bureau erop is gericht om bij het uitblijven van betaling ongeveer eens in de drie maanden navraag te doen bij de deurwaarder aan wie de invordering van de kinderalimentatie is overgedragen. Ook de deurwaarder gaf in deze zaak het LBIO aan zo'n vier keer per jaar beslag te leggen op de bankrekening van de betalingsplichtige. Eerst in november 2004 werd duidelijk dat het in de specifieke situatie van deze betalingsplichtige niet mogelijk is om meer dan tweemaal per jaar beslag te leggen en gelden af te dragen. Deze informatie bereikte evenwel verzoekster nimmer. Nog afgezien van de foutieve informatievoorziening over een mislukt bankbeslag, was de Nationale ombudsman met de directeur van het LBIO dan ook van mening dat verzoekster niet goed was geïnformeerd omtrent de stand van zaken in haar zaak waardoor zij terecht het gevoel heeft gekregen dat het LBIO onvoldoende
De Nationale ombudsman toetste aan het het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking hetgeen inhoudt dat bestuursorganen burgers met het oog op de behartiging van hun belangen actief en desgevraagd van adequate informatie voorzien.
NO achtte gedraging niet behoorlijk.