Verzoekster is een besloten vennootschap die een taxibedrijf voert. Verzoekster diende in 2004 een aanvraag in om toekenning van het Keurmerk Taxibedrijf bij Kiwa Certificatie en Keuringen N.V. (KIWA), een onafhankelijke organisatie. Op 10 december 2004 liet KIWA verzoekster weten dat de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat een negatief advies had gegeven over verzoeksters aanvraag. Ingevolge de door de KIWA gehanteerde “Norm Keurmerk Taxibedrijf” mag, wanneer er sprake is van elf of meer IVW-inspecties in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag, minimaal 80% van de controles geen aanleiding hebben gegeven tot het opmaken van een proces-verbaal. In het geval van verzoekster hadden negentien inspecties geleid tot vier processen-verbaal en haalde verzoekster de 80%-norm niet. De aanvraag werd daarom niet in behandeling genomen.
Verzoekster klaagt erover dat de IVW een negatief advies heeft verstrekt aan KIWA.
In het kader van het onderzoek zond de minister van Verkeer en Waterstaat een uitdraai uit het IVW-registratiesysteem waarop de negentien controles en vier processen-verbaal stonden vermeld, als ook afschriften van de desbetreffende processen-verbaal. De gegevens uit de meegezonden processen-verbaal bleken echter niet alle overeen te stemmen met de gegevens op de uitdraai. Zo was er op de uitdraai onder andere een proces-verbaal vermeld, waarover de minister in het kader van het onderzoek meldde dat de daarin geconstateerde overtreding niet aan verzoekster kon worden toegerekend. Verder bleek uit onderzoek dat de IVW indertijd het negatieve advies had afgegeven enkel op basis van de uitdraai, zonder de daaraan ten grondslag liggende processen-verbaal te controleren.
De Nationale ombudsman oordeelde dat de IVW in strijd had gehandeld met het vereiste van administratieve nauwkeurigheid door de data van de eigen controles niet correct te verwerken in het registratiesysteem en door zich bij de advisering alleen te baseren op een uitdraai uit het registratiesysteem en achtte de onderzochte gedraging “niet behoorlijk”.