Bij een politieonderzoek naar ontucht met een minderjarige werden telefoongesprekken die de verdachte voerde met verzoeksters afgetapt en weergegeven in tapverslagen, die bij het proces-verbaal werden gevoegd dat werd opgestuurd naar het Openbaar Ministerie.
Verzoeksters klaagden er over dat de officier van justitie verslagen van telefoongesprekken aan de raadsvrouw van één van de slachtoffers heeft verstrekt. Verzoeksters werden regelmatig via derden geconfronteerd met de inhoud van betreffende de telefoongesprekken. Zij voelden zij zich door deze verstrekking in hun privacy aangetast.
De Nationale ombudsman overwoog dat de officier van justitie had dienen na te gaan of het slachtoffer zich als benadeelde partij in het strafproces had gevoegd. Hij had dan kunnen bepalen op basis van welk regime een beslissing tot verstrekking kon worden genomen. Het was voldoende aannemelijk dat de officier van justitie niet heeft gecontroleerd of voeging had plaatsgevonden. De officier van justitie handelde dan ook onjuist.
Zowel op basis van het Wetboek van Strafvordering en onderliggende regelgeving, als op basis van de Aanwijzing WBP, had de officier van justitie bij verstrekking van het proces-verbaal de kennisgeving van de inhoud van betreffende tapverslagen moeten onthouden. Het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van degenen waarmee de verdachte telefoongesprek-ken voerde en sms-berichten wisselde noopte daartoe, ook omdat niet viel in te zien welk belang het slachtoffer had bij kennisneming van deze tapverslagen. Hiermee had de officier van justitie het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van verzoeksters geschonden.
De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.
Overige klachtonderdelen:
onvoldoende duidelijk maken op welke gronden de officier van justitie heeft besloten de raadsvrouw van het slachtoffer een afschrift van de tapverslagen te verstrekken.
onderzoek uit eigen beweging naar de afhandeling van klachten.