Verzoeker klaagde erover dat het college van burgemeester en wethouders een boerderij aan de N.weg te Kampen aan een derde had verkocht, terwijl verzoeker op dat moment nog bij de gemeente aan het informeren was naar de mogelijkheden van sloop van deze boerderij en de bouw van een nieuw pand op deze locatie.
Het vereiste van rechtszekerheid houdt onder meer in dat gerechtvaardigde verwachtingen van burgers en organisaties jegens bestuursorganen door die bestuursorganen worden gehonoreerd.
De Nationale ombudsman achtte het, gelet op de door NVM gehanteerde normen, volgens welke een aspirant-koper pas in onderhandeling is als hij een bod heeft uitgebracht en de verkoper daarop reageert, en gezien het feit dat makelaardij L. is aangesloten bij de NVM, had niet aannemelijk dat de makelaar verzoeker en diens echtgenote gezegd dat met het doen van een bod kon worden gewacht totdat de gemeente inhoudelijk zou hebben gereageerd op het door verzoeker ingediende schetsplan, ook toen een dergelijke reactie van de gemeente uitbleef. Dat men om in een onderhandelingspositie te komen tenminste een bod moet uitbrengen hadden verzoekers kunnen weten, nu zij in een eerder stadium ook geïnteresseerd waren geweest en een bod hadden uitgebracht op de boerderij, welk bod niet werd geaccepteerd. Het was begrijpelijk dat verzoeker informatie wilde inwinnen bij de gemeente betreffende de mogelijkheden van sloop en verbouwing. Het inwinnen van dergelijke informatie betekende echter niet dat men daarmee in onderhandeling was.
Volgens de Nationale ombudsman was er, omdat er nog geen sprake was van onderhandelingen, geen sprake van een situatie waarin verzoeker en de gemeente over en weer erop mochten vertrouwen dat enigerlei overeenkomst in ieder geval uit de onderhandelingen zou resulteren. Dit betekende volgens de Nationale ombudsman dat het de gemeente vrijstond om met een derde in onderhandeling te treden over de verkoop van de boerderij en de boerderij aan deze derde te verkopen. De onderzochte gedraging achtte de Nationale ombudsman behoorlijk.
Verzoekers klacht had verder betrekking op het voorleggen van verzoekers schetsplan aan de welstandscommissie, het informeren van verzoeker over de stand van zaken betreffende de behandeling van het schetsplan en de beantwoording van een tweetal brieven van verzoeker.