2007/211

Rapport

Verzoeker, die al enkele jaren in Nederland verblijft op grond van een verblijfsvergunning, diende drie maanden voor het verloop van zijn verblijfsvergunning een verzoek om verlenging in. Twee maanden daarna ontving hij een brief van de voormalige minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie dat er advies bij de medisch adviseur van het Bureau Medische Advisering (BMA) zou worden ingewonnen. Omdat het BMA-advies vaak nogal op zich laat wachten, verlengde de minister de beslistermijn met zes maanden (op grond van artikel 25, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Zes maanden na de indiening van de aanvraag was het BMA-advies nog steeds niet klaar. Verzoeker diende hierop een klacht in bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) wegens het niet-tijdig beslissen op de aanvraag.

De staatssecretaris van Justitie vond de klacht ongegrond omdat de beslistermijn volgens haar nog niet voorbij was.

Verzoeker was het hiermee niet eens. Volgens hem is het BMA geen derde in de zin van artikel 25, tweede lid, van de Vw 2000, zodat de staatssecretaris (als opvolger van de minister) de beslistermijn op grond van dit artikel niet met zes maanden had mogen verlengen.

Volgens de Nationale ombudsman moet de IND bij verlengingen van verblijfsvergunningen om medische redenen meteen onderkennen of het BMA om advies moet worden gevraagd. Als dat het geval is, moet het advies snel worden aangevraagd. Als het BMA niet binnen drie maanden advies uitbrengt, kan het onder omstandigheden zo zijn dat de beslistermijn van zes maanden wordt overschreden. Het is echter niet de bedoeling dat de termijn dan standaard met zes maanden wordt verlengd. Dit geldt mede nu er geen aparte rechtsgang openstaat tegen verlengingen met toepassing van artikel 25, tweede lid, van de Vw 2000. De Nationale ombudsman vond dat er in het geval van verzoeker geen grond was voor een standaardverlenging van zes maanden. De gedraging was in strijd met het vereiste van voortvarendheid.

De Nationale ombudsman gaf de staatssecretaris in overweging meer maatwerk te leveren in plaats van de wettelijke beslistermijn standaard met zes maanden te verlengen. In dit verband werd tevens aanbevolen een adequaat en snel rappelsysteem te onderhouden.

Instantie: Immigratie- en Naturalisatiedienst

Klacht:

Behandeling van aanvraag om verlenging van verblijfsvergunning met zes maanden verlengd vanwege aanvragen advies bij Bureau Medische Advisering.

Oordeel:

Gegrond