Om journalisten hun taak goed te kunnen laten vervullen is het belangrijk dat zij het recht op vrije nieuwsgaring kunnen uitoefenen. Dit recht op vrije nieuwsgaring omvat onder meer het recht om door een bestuursorgaan serieus genomen te worden bij het verkrijgen van informatie en dat bestuursorganen binnen de grenzen van de redelijkheid en binnen een redelijke termijn adequaat meewerken aan het verstrekken van informatie over de onderwerpen die onder de verantwoordelijkheid van die bestuursorganen vallen. Adequate persvoorlichting is een uit de vrijheid van nieuwsgaring voortvloeiende positieve verplichting van de overheid.
Verzoekster, journaliste, informeerde telefonisch diverse malen bij de Directie Concerncommunicatie van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer naar de stand van zaken met betrekking tot de door staatssecretaris Van Geel aangekondigde maatregelen tegen het gebruik van geïmpregneerd hout. Zij klaagde er bij de Nationale ombudsman over dat zij geen antwoord op haar vraag had gekregen. De Nationale ombudsman stelde een onderzoek in. Volgens de Directeur Concerncommunicatie waren verzoeksters vragen voldoende beantwoord. Van de telefoongesprekken met verzoekster bleken echter geen notities te zijn gemaakt. Wel bleek uit de brief die staatssecretaris Van Geel de Nationale ombudsman in reactie op de klacht zond, dat een geordend schriftelijk antwoord op de vragen van verzoekster mogelijk was en kennelijk nog gegeven moest worden. De Nationale ombudsman achtte het dan ook aannemelijk dat verzoekster niet die informatie had gekregen die zij op grond van het recht op vrije nieuwsgaring mocht verwachten.