Naar aanleiding van het verslag van een bewonersbijeenkomst klaagde verzoeker er bij het college van burgemeester en wethouders over dat tijdens deze vergadering - waar hij niet aanwezig was - over hem was gesproken en het besprokene in het verslag was opgenomen. Toen klachtbehandeling uitbleef diende hij ook daarover een klacht in. Overeenkomstig het advies van de klachtenadviescommissie werd de klacht over de lange behandelduur gegrond verklaard. De klacht over hetgeen tijdens de vergadering aan de orde was gekomen werd door het college, zonder de klachtadviescommissie te hebben gehoord, ongegrond verklaard.
De Nationale ombudsman overwoog dat het college zich terecht op het standpunt had gesteld dat sprekers tijdens vergaderingen de vrijheid moeten hebben hun mening kenbaar te maken en de voorzitter alleen dient op te treden als de vergaderorde of de normen van fatsoen worden overschreden. Dit laat echter onverlet dat verzoeker er op had mogen vertrouwen dat zijn klacht overeenkomstig de daarvoor geldende procedure behandeld zou worden. Door op een onderdeel van de klacht te beslissen, zonder de klachtadviescommissie in te schakelen zoals in de gemeentelijke klachtenverordening voorgeschreven, had het college gehandeld in strijd met het vereiste van rechtszekerheid.