2008/235

Rapport

Verzoekster, tot 1 januari 2007 werkzaam bij het regionale politiekorps Midden en West Brabant, scheidde rond 2002 van haar echtgenoot, de heer S. S. was ook werkzaam als politieambtenaar bij het regionale politiekorps Midden en West Brabant. Uit de relatie tussen verzoekster en S. kwamen vier kinderen voort, waaronder zoon P. S. kreeg op een gegeven moment een relatie met mevrouw O., die net als verzoekster en S. ook werkte bij het regionale politiekorps Midden en West Brabant. Op 4 februari 2005 vond er tussen verzoekster en twee politieambtenaren van het korps een intakegesprek plaats over mogelijk door O. gepleegde strafbare feiten tegen P. Op 25 februari 2005 deed de toen veertienjarige P. vervolgens aangifte tegen O. wegens schennis van de eerbaarheid. Op 3 maart 2005 werd de aangifte door het openbaar ministerie te Breda geseponeerd omdat er sprake was van een niet strafbaar feit.

Verzoekster klaagt over de wijze waarop het regionale politiekorps Midden en West Brabant het onderzoek naar de aangifte van haar zoon op 25 februari 2005 betreffende schennis van de eerbaarheid heeft verricht.

De Nationale ombudsman oordeelde allereerst dat de aangifte van de zoon van verzoekster had

moeten worden opgenomen door gespecialiseerde zedenrechercheurs. De Nationale ombudsman kan gelet op de onderlinge complexe relaties van alle betrokkenen de argumentatie van de korpsbeheerder volgen om het onderzoek naar de vermeende strafbare feiten onder te brengen bij de UVI. Echter, vooral bij zedenzaken is er veel aandacht voor de bejegening door politie en justitie van het slachtoffer, nu seksueel misbruik vaak een ernstige inbreuk vormt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Gelet hierop is de Nationale ombudsman van oordeel dat de politieambtenaren van de UVI bijstand had moeten vragen van een zedenrechercheur. Dit was gelet op de Aanwijzing Seksueel Misbruik aangewezen geweest. Daarnaast oordeelde de Nationale ombudsman dat de politie onbehoorlijk had gehandeld door geen slachtofferzorg voor verzoekster en haar zoon in te schakelen. Wat betreft de klacht dat van het intakegesprek geen proces-verbaal was opgemaakt oordeelde de Nationale ombudsman dat dit niet onbehoorlijk was; bij een intakegesprek in een zedenzaak kan worden volstaan met een gespreksverslag.

Het vereiste van professionaliteit, niet behoorlijk

Het vereiste van actieve en adequate informatievoorziening, niet behoorlijk

Overige klachtonderdelen:

het niet horen van verschillende getuigen naar aanleiding van aangifte, behoorlijk.

Het niet horen van politieambtenaren van de afdeling Unit Veiligheid en Integriteit tijdens interne klachtbehandeling, behoorlijk.

Instantie: Regiopolitie Midden- en West-Brabant

Klacht:

Wijze waarop het onderzoek naar de aangifte van zoon verzoekster betreffende schennis van de eerbaarheid is verricht: verzuimd slachtofferhulp in te schakelen; onderzoek naar de aangifte niet overgelaten aan gespecialiseerde zedenrechercheurs.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Midden- en West-Brabant

Klacht:

Verzuimd verschillende getuigen te horen; verzuimd een proces-verbaal op te maken; nagelaten in het kader van de klachtafhandeling bij de aangifte betrokken medewerkers te horen.

Oordeel:

Niet gegrond