Tussen verzoeker en de politie ontstond bij een controle discussie over de vraag of hij een aantal openstaande boetes had betaald. De kwitanties die verzoeker liet zien gaven onvoldoende duidelijkheid. Omdat gijzeling en buitengebruikstelling van de auto mogelijk waren, werden verzoeker en de geleende auto waarin hij reed meegenomen naar het politiebureau.
Verzoeker klaagde erover dat hij mee moest naar het bureau. Volgens hem had de zaak ook op straat afgehandeld kunnen worden. De Nationale ombudsman hechtte meer waarde aan de lezing van de politieambtenaren dat verzoeker de kwitanties pas liet zien op het moment dat de zaak al te zeer was geëscaleerd om deze ter plaatse nog te kunnen natrekken. Verzoeker had met het betalen van enkele boetes kennelijk zo lang getalmd dat het tot een door de rechter afgegeven machtiging tot gijzeling is gekomen. Doordat die mogelijkheid er was, was het niet onjuist dat de politieambtenaren op het politiebureau zorgvuldig hebben willen nagaan of verzoeker daadwerkelijk had betaald. Deze wijze van handelen was niet in strijd met het evenredigheidsvereiste.
De eigenaresse van de auto, verzoekster, klaagde erover dat haar auto werd meegenomen naar het bureau. De officier van justitie had in vier van de vijf openstaande zaken toestemming gegeven tot buitengebruikstelling van de auto van verzoeker. Verzoeker zat op het moment dat hij door de politie werd aangesproken niet in zijn eigen auto, maar had deze van verzoekster te leen. De politie mocht hieruit afleiden dat verzoeker over de auto vermocht te beschikken, zoals in de wet staat omschreven. De politie was daarom gerechtigd tot buitengebruikstelling van de auto. Gijzeling wordt pas toegepast als buitengebruikstelling niet tot betaling heeft geleid. De Nationale ombudsman overwoog dat de politie de auto heeft meegenomen om de mogelijkheid te hebben het minst zware dwangmiddel te kunnen toepassen. Hiermee was niet gehandeld in strijd met het evenredigheidsvereiste.
Verzoekers klaagden voorts nog over de locatie van de hoorzitting van de klachtencommissie. Deze hoorzitting vond plaats op het hoofdbureau van politie. Dit vonden verzoekers onvoldoende onafhankelijkheid uitstralen. De Nationale ombudsman overwoog dat het voor de uitstraling van onafhankelijkheid voordelen heeft als de klachtencommissie bijeenkomt op een locatie buiten het hoofdbureau. Dit brengt echter niet met zich mee dat als een hoorzitting wel op een politiebureau plaatsvindt, de klachtencommissie niet meer onafhankelijk en onbevangen over een ingediende klacht zou kunnen adviseren. Evenmin levert dit feit op zichzelf in de ogen van de Nationale ombudsman een schijn van vooringenomenheid op. De Nationale ombudsman had geen aanwijzing dat er in deze zaak een schijn van partijdigheid is geweest. Er was geen sprake van strijd met het verbod van vooringenomenheid.
Andere klachten gingen over het verloop van het telefoongesprek tussen verzoekster en een politieambtenaar en het notuleren tijdens de hoorzitting van de klachtencommissie door een politieambtenaar.