In het kader van de echtscheiding tussen verzoekster en de vader van haar drie kinderen, deed de Raad voor de Kinderbescherming in opdracht van de rechtbank onderzoek naar de vraag welke omgangsregeling met hun vader het meest in het belang was voor de kinderen. Naar aanleiding van dit onderzoek diende verzoekster een klacht in bij de klachtencommissie van de Raad. Op 24 april 2007 vond een hoorzitting plaats.
Verzoekster klaagde erover dat de voorzitter van de klachtencommissie haar al direct aan het begin van de hoorzitting adviseerde dat zij er verstandig aan deed om gevolg te geven aan de beslissing van de rechtbank omtrent de omgangsregeling ten aanzien van haar kinderen. Verzoekster stelt dat dit advies van de voorzitter vooringenomen was, omdat hij daarmee de indruk wekte dat zij degene is, die niet aan een omgangsregeling wil meewerken.
De ombudsman overwoog dat het de klachtencommissie vrij staat om aan betrokkenen vragen te stellen met betrekking tot de kinderen. Voorts is het geven van een ongevraagd advies door een klachtencommissie over wat deze betrokkenen eventueel zouden kunnen doen of nalaten om de situatie omtrent hun kinderen te verbeteren, op zich niet afkeurenswaardig. Een klachtencommissie dient zich daarbij wel te hoeden voor een vooropgezette mening, partijdigheid of de schijn ervan.
De Nationale ombudsman was met verzoekster van mening dat het begrip 'gevolg geven' impliceerde dat de voorzitter de indruk wekte bij verzoekster dat zij zich tot dan toe niet aan de omgangsregeling hield. Dit kon echter enkel op grond van de informatie van verzoekster niet objectief worden vastgesteld. Om die reden begreep de Nationale ombudsman dat zij het advies als vooringenomen beschouwde. Ongeacht of dit advies goed was bedoeld, had het in ieder geval de schijn van partijdigheid omdat de indruk werd gewekt dat verzoekster zich niet aan de omgangsregeling hield. Overigens was het de Nationale ombudsman onduidelijk wat dit advies toevoegde aan de klachtbehandeling op dat moment. Ook om die reden had dit advies achterwege kunnen blijven.
De klachtencommissie handelde in strijd met het verbod op vooringenomenheid. De ombudsman achtte de gedraging niet behoorlijk.